286
MAANDAG 22 NOVEMBER 1937.
Sportfondsenbad.
(Wilmcr e.a.)
XlXa. Voorstel tot intrekking van het raadsbesluit van
10 Mei 1937 tot het instellen van beroep bij de Kroon tegen
het besluit van Gedeputeerde Staten, waarbij goedkeuring
werd onthouden aan de raadsbesluiten van 21 December 1936
tot het verlecnen van medewerking ten behoeve van de stichting
van een overdekte bad- en zweminrichting door de op te
richten X.V. „Sportfondsenbad-Leiden". (190)
De heer Wilmer vraagt, op grond van welk motief het
College dit voorstel heeft ingediend. Op 10 Mei 1937 heeft
de Raad op voorstel van het College besloten in beroep te
gaan bij de Kroon en nn zon de Raad moeten besluiten,
het beroep in te trekken.
Op 10 Mei 1937 stond reeds vast, dat de overdekte zwem
inrichting aan de Haarlemmerstraat er zou komen; toch
heeft het College toen aan den Raad voorgesteld in beroep
te gaan. Spreker kan dus aan het voorstel om dit beroep
in te trekken zijn stem niet geven, alvorens hij het eigenlijke
motief van het College kent. Het in dit stuk opgegeven
motief lijkt spreker niet het volledige motief te zijn. Welke
reden bestaat er voor het veranderde standpunt van het
College?
De heer Jongeleen zegt, dat bij aanneming van dit voorstel
van het College tevens van de baan zal zijn de bouw van
een tweede open zweminrichting te Leiden. Spreker betreurt
dit zeer, aangezien er in Leiden groote behoefte bestaat aan
een dergelijke inrichting. Ligt het nn in het voornemen van
het College om, wanneer zijn voorstel tot intrekking van
het beroep op de Kroon inzake het Sportfondsenbad wordt
aangenomen, binnenkort met plannen te komen tot het van
gemeentewege inrichten van een tweede open zwemin
richting?
De heer Beekenkamp vraagt, of een van de consequenties
van de aanneming van dit voorstel is, dat het uitbreidings
plan voor het Schuttersveld nu ook weer gewijzigd zal moeten
worden, in dezen zin dat het voor het Sportfondsenbad
gereserveerde gedeelte, aan de zijde van de Aloëlaan er uit
gelicht zal worden?
De Voorzitter antwoordt den heer Wilmer, dat voor spreker
op 10 Mei j.l. niet als een paal boven water stond, dat deze
overdekte zweminrichting er zou komen. Ook wist spreker
toen niet, dat de beslissing van de Kroon in dezen zoo lang
op zich zon laten wachten, nadat op 21 December 1936 tot
stichting van een overdekt bad was besloten. Inderdaad
hebben de feiten welke zich daarna voorgedaan hebben, n.l.
de totstandkoming van de overdekte zweminrichting aan de
Haarlemmerstraat, het College getroffen; het College heeft
zich afgevraagd, wat er zon moeten gebeuren, indien het
beroep, dat de gemeente bij de Kroon heeft ingesteld, met
succes zou worden bekroond. Dan zal men komen te staan
voor de situatie, dat men een contract heeft aangegaan met
het Sportfondsenbad tot een garantie voor 190.000.
waarvoor een Sportfondsenbad gebouwd zal worden. Maar
is de exploitatie van een dergelijk bad dan uit financieel
oogpunt voor de gemeente wenschelijk en ook mogelijk?
Moet men de zaak dan niet nader beschouwen? Het College
heeft ook overwogen dat het feit, dat hier tot stand gekomen
was een overdekte zweminrichting wel degelijk zon mede-
spreken bij het advies van den Raad van State aan de Kroon
en dat allerwaarschijnlijkst, wanneer men dit in aanmer
king neemt, het beroep van de gemeente afgewezen zou
worden.
Wat kan men nu het best in het belang van de gemeente
doen? Daarbij speelt de kwestie van het open zwembad een
rol. Deze twee dingen kunnen niet, zooals de heer Jongeleen
veronderstelde, in het voorstel van het Sportfondsenbad
worden gescheiden, want zij vormen één geheel. Ongetwijfeld
is het voor de gemeente gewenscht, dat er een tweede open
badinrichting naast „De Zijl" gemaakt wordt, doch ook daar
over alsmede over de afmetingen, welke die open badinrich
ting zon moeten hebben, valt wel degelijk na te denken,
wanneer zij niet gecombineerd zou zijn met een overdekte
inrichting. Wanneer men een overdekte inrichting heeft met
daarnaast een open inrichting, beschikt men over veel meer
en gemakkelijker zwemgelegenheid dan wanneer er alleen
een open badinrichting is. In het laatste geval zou de in
richting misschien zeer groote afmetingen moeten hebben;
dit zou althans wel wenschelijk zijn.
Van twee zijden heeft men aangeboden een open bad
inrichting te maken. Het is het College bekend, dat deze
twee zijden met elkaar voeling hebben en misschien met
elkaar tot Overeenstemming zullen komen, waardoor het
vraagstuk van de uitbreiding van de zwemgelegenheid in
Sportfondsenbade.a.
(Voorzitter e.a.)
Leiden tot een aanvaardbare, goedkoope en goede oplossing
zou zijn gebracht.
In deze omstandigheden acht het College het niet ge
wenscht, het beroep door te zetten. Het wenscht te voor
komen, dat een beslissing wordt genomen, waarvan men ten
slotte niet met zekerheid kan zeggen, dat zij in het belang
van de gemeente is.
Het gemeentebestuur is er inderdaad op bedacht, te zorgen,
dat zoo spoedig mogelijk een grootere open badinrichting
dan nu bestaat ter beschikking komt.
Voor het gedeelte der stad, waar het Sportfondsenbad
zou worden gesticht, is geen uitbreidingsplan vastgesteld.
Het blijft mogelijk en waarschijnlijk, dat op de plaats, die
daarvoor het laatst is aangewezen, een badinrichting wordt
gebouwd. Over het uitbreidingsplan, dat nog in bespreking
is, zijn onderhandelingen gaande; op het oogenblik kan men
nog niet zeggen, of hetgeen daarbij te berde zal worden
gebracht, van invloed zal zijn op het stichten van een bad
inrichting daar ter plaatse.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XIXb. Voorstel inzake den verkoop van een gedeelte van
de Binnenvestgracht, kadastraal bekend gemeente Leiden,
Sectie A. Xo. 1317 (ged.) en Sectie C. Xo. 1605 (ged.), aan
de X.V. Meelfabriek „de Sleutels", voorgeen „de Koster
en Co., te Leiden. (147 en 191)
De heer Coster vraagt, waarom de prijs thans is vastgesteld
op 0.20 per M2., terwijl indertijd aan Brandse 0.40 voor
verkoop van grond, en aan Marijt 1.per M2. voor gebruik
van openbaren gemeentegrond werd gevraagd. Volgens het
Ingekomen Stuk blijft de N.V. Meelfabriek „de Sleutels"
bereid, de door de gemeente uit te voeren dempingswerken
voor haar rekening te nemen. Het moest er nog maar bij
komen, dat de N.V. Meelfabriek „de Sleutels" slechts 0.20
per M2. betaalde en de gemeente de kosten van de dempings-
werken voor haar rekening nam!
Wat nn zal worden gedaan is geen gemeentebelang, maar
een zuiver particulier belang van de N.V. Meelfabriek „de
Sleutels". Haar terrein wordt met 700 M2. uitgebreid, terwijl
een ander wordt gedupeerd door het verdwijnen van het
spoelwater voor zijn bedrijf.
Het is mogelijk, dat op het oogenblik dat bedrijf stil ligt,
maar tot op heden heeft de heer Marijt elk jaar deze recognitie
betaald, waaruit spreker opmaakt, dat het niet zijn bedoeling
is, zijn bedrijf stop te zetten. Het is mogelijk, dat in de toe
komst zijn bedrijf weer beter zal gaan rendeeren, wanneer
ook in Leiden weer een opleving van de conjunctuur zal
zijn te bespeuren. Op het oogenblik is deze in de gemeente-
financiën echter nog niet te bespeuren en dus zeker ook
niet in de particuliere bedrijven; wanneer de conjunctuur
verbetert, zal dit bedrijf zeker weer gaan floreeren. De heer
Marijt heeft wel een vergunning om zijn materialen en zijn
afval per as te vervoeren, maar hij moet een gelegenheid
tot af- en aanvoer te water hebben benevens een gelegenheid
om te spoelen. De heer Marijt vraagt dan ook te behouden
hetgeen hij tot nu toe heeft gehad.
De heer Goslinga zegt, dat dit voorstel een uitvloeisel is
van de afbraak van het gebouw van de Leidsche Katoen
Maatschappij en van den op het oogenblik in uitvoering
zijnden aanleg door de gemeente van den weg van de Kerk-
pleinbrug naar de in uitvoering zijnde brug over den Zijl
singel. Spreker weet uit zeer goede bron, dat verscheidene
personen reeds verzocht hebben, dien bouwgrond daar te
mogen koopen, maar terecht heeft het College al deze zaken
aangehouden. Zou het daarom niet beter zijn, ook dit voorstel,
dat strekt tot verkoop van een stuk grond aan den weg,
die daar aangelegd wordt, aan te houden, totdat over ver
schillende omstandigheden daarbij beter kan worden ge
oordeeld, totdat men kan beoordeelen of de bezwaren, die
het College van den aanleg van dien weg vreest, zich werkelijk
zullen voordoen? Daarover zal in de eerste plaats moeten
worden beslist. Spreker stelt dus voor de behandeling van
dit voorstel aan te houden; eenig bezwaar voor de gemeente
geeft dit niet. De firma de Koster zal het over eenigen tijd
wel even goed willen koopen voor deze habbekras als nu.
Pas dan kan men beoordeelen of het bezwaar, dat daar een
vervuilde hoek in de gracht zal komen, zich werkelijk zal
voordoen. In het water daar, dat reeds geruimen tijd is
afgesloten, doet zich geen vervuiling voor.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een motie
van den heer Goslinga, luidende:
„O.g. stelt voor punt b van de aanvullingsagenda (ver-