c 43 gebracht 9.930.b 2.665.23 1.389.10 13.984.33, zoodat aanvulling van de beschik baar gestelde som van 10.000.met 3.984.33 noodig is. Volgn. 489. Vergoeding van de Icosien van instandhouding van bijzondere scholen, bedoeld in artikel 101 der Lager Onderwijswet 1920 Bij Raadsbesluit van 10 Februari 1936 (Ingek. Stukken No. 19) werd het voorschot over 1936 op de vergoeding in de exploitatie kosten vastgesteld op in totaal 71.265. Vervolgens werd, met inachtneming van het bepaalde in art. 101, 8e lid, der Lager Onder wijswet 1920 (driejaarlijksche afrekening) als nog uitgekeerd over: 1933 (R.B. 22 Juni 1936, Ingek. Stukken No. 99). 18.653.69 1934 (R.B. 7 December 1936, Ingek. Stukken No. 214) 21.276.24 23.194.93 39.929.93 In totaal bedroegen dus de uitgaven op volgn.489 71.265.1- ƒ39.929.93 ƒ111.194.93, zoodat aanvulling van de beschikbaar gestelde som van ƒ88.000.met 23.194.93 noodig is. Wegens over 1933 te veel ontvangen ver goeding werd 1.303.11 in de gemeentekas teruggestort. Zie de verhooging van volgn. 117 der ont vangsten met ƒ1.303.11. Volgn. 495. Teruggave van schoolgelden Van de voor „bijzonder gewoon lager onder wijs" ontvangen schoolgelden moet een bedrag van 473.75 worden gerestitueerd. De post was voor „memorie" uitgetrokken. Volgn. 496. Rente van geldleeningen ten laste van Hoofdstuk VIII 7 komende De uitgaaf, geraamd op 54.848.bedraagt 55.580.54. Zie de toelichting bij volgn. 423. Volgn. 497a. Bijdrage aan Hoofdstuk VIII 7 van den kapitaaldienst De bijdrage, geraamd op 212.bedraagt ƒ216.72. Volgn. 498. Bijdragen aan besturen van bij zondere scholen in de kosten van het bij zonder vervolgonderwijs, bedoeld in art. 102 der Lager Onderwijswet 1920 De bovenbedoelde bijdragen over 1933 werden bij Raadsbesluit van 22 Juni 1936 (Ingek. Stukken No. 100) vastgesteld op 6.801.68, die over 1934 bij Raadsbesluit van 7 December 1936 (Ingek. Stukken No. 215) op 6.721.37, d.i. tezamen ƒ13.523.05. Aanvulling van de uitgetrokken som van 6.500.met 7.023.05 is dientengevolge noodig. Volgn. 501. Belooning van onderwijzers voor het waarnemen van de betrekking van hoofd eener school, op grond van hunne aanwijzing tot plaats vervanger van het hoofd De uitgaven op den voor „memorie" uitge trokken post bedragen 166.31. Volgn. 503. Vergoeding aan schoolbesturen als bedoeld in art. 101, negende lid, der Lager Onderwijswet 1920 Het voorschot op de bovenbedoelde ver goeding voor vakonderwijzers over 1936 werd bij Raadsbesluit van 10 Februari 1936 (Ingek. Stukken No. 19) vastgesteld op in totaal 4.828.—. Ingevolge Raadsbesluit van 22 Juni 1936 (Ingek. Stukken No. 99) werd ter zake over 1933 alsnog uitgekeerd 995.22 en ingevolge Raadsbesluit van 7 December 1936 (Ingek. Stukken No. 214) over 1934 alsnog 817.40. In totaal werd derhalve op volgn. 503 uit gegeven 4.828.1- 995.22 817.40 6.640.62, d.i. 390.62 meer dan de beschik baar gestelde som van 6.250. Volgn. 504. Vergoeding van de kosten van in standhouding van bijzondere scholen, bedoeld in art. 101 der Lager-Onderwijswet 1920 Het voorschot op de bovenbedoelde ver goeding over 1936 werd bij Raadsbesluit van 10 Februari 1936 (Ingek. Stukken No. 19) vastgesteld op in totaal 17.438. Voorts werd, met inachtneming van het be paalde in art. 101, 8e lid, der Lager-Onderwijs- 473.75 732.54 4.72 7.023.05 166.31 390.62 6.273.93 wet 1920 (driejaarlijksche afrekening) alsnog uitgekeerd over: 1933 (R.B. 22 Juni 1936, Ingek. Stukken No. 99)1.756.37 1934 (R.B. 7 Dec.. 1936, Ingek. Stukken No. 214)3.079.56 4.835.93 In totaal bedragen derhalve de uitgaven op volgn. 504 17.438.1- 4.835.93=/22.273.93, zoodat aanvulling van de beschikbaar gestelde som van 16.000.met 6.273.93 noodig is. Wegens over .1933 te veel ontvangen ver goeding werd 2.506.59 in de gemeentekas teruggestort. Zie de verhooging van volgn. 125 der ont vangsten met 2.506.59. Volgn. 510. Teruggave van schoolgelden f 125.87 Van de voor „bijzonder uitgebreid lager onderwijs" ontvangen schoolgelden moet 125.87 worden gerestitueerd. De post was voor „memorie" uitgetrokken. Volgn. 511. Rente van geldleeningen ten laste van Hoofdstuk VIII 9 komende581.14 De uitgaaf, geraamd op 9.134.bedraagt 9.715.14. Zie de toelichting bij volgn. 423. Volgn. 513. Uitkeering aan gemeenten, inge volge art. 25, lid vijf, van hel Koninklijk Besluit van 22 October 1923 StblNo. 489), laatstelijk gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 31 October 1933 (Stbl. No. 558) 10.— Over 1936 werd ter zake 10.uitgekeerd; de post was voor „memorie" uitgetrokken. Volgn. 515. Subsidie aan de bijzondere school voor buitengewoon lager onderwijs aan den Zoeterwoudschen Singel547.81 Over 1936 is aan subsidie 3.152.uitge keerd. Voorts is aan subsidie over de jaren 1933 en 1934 alsnog een bedrag van 1.000.81 in totaal toegekend, welk bedrag in het kalender jaar 1936 werd vastgesteld, en mitsdien naar analogie van het bepaalde omtrent de ver goedingen, bedoeld in art. 101 der Lager Onderwijswet 1920, eveneens ten laste van den dienst 1936 is gebracht. In totaal bedragen derhalve de uitgaven op volgn. 515 3.152.\-f 1.000.81=4.152.81, zoodat de uitgetrokken som van 3.605.met 547.81 dient te worden verhoogd. Volgn. 516. Subsidiën aan bijzondere bewaar scholen 8.930.24 Over 1936 is aan subsidie uitgekeerd 63.413.62, terwijl aan subsidie over de jaren 1933 en 1934 alsnog een bedrag van 9.766.62 is toegekend. Het bedrag van 9.766.62 is in het kalender jaar 1936 vastgesteld en, overeenkomstig het bij de verhooging van volgn. 515 hierboven medegedeelde, eveneens ten laste van den dienst 1936 gebracht. De uitgaven op volgn. 516 hebben derhalve in totaal bedragen 73.180.24, d.i. 8.930.24 meer dan de uitgetrokken som van 64.250. Daarentegen werd wegens over 1934 te veel uitgekeerde subsidie een bedrag van 568. in de gemeentekas teruggestort. Zie de verhooging van volgn. 128 der ont vangsten met 568. Volgn. 528. Teruggave van schoolgelden 74.99 Van de voor „de kweekschool voor onder wijzers en onderwijzeressen" ontvangen school gelden moet een bedrag van 74.99 worden gerestitueerd. De post was voor „memorie" uitgetrokken. Volgn. 537. Subsidie aan bijzondere Hoogere Burgerscholen380.40 De subsidies ten behoeven van de Chr. Hoogere Burgerschool en de R.K. Hoogere Burgerschool vereischten op den dienst 1936 uitgaven van resp. 1.200.86 en 3.079.54, d.i. tezamen 4.280.40. Aanvulling van de beschik baar gestelde som van 3.900.met 380.40 is derhalve noodig. Volgn. 538. Teruggave van schoolgelden. 390.42 Van de voor „middelbaar onderwijs" ont vangen schoolgelden moet een bedrag van 390.42 worden gerestitueerd. De post was voor „memorie" uitgetrokken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 9