VRIJDAG 26 FEBRUARI 1937. 119 Gemeentebcg rooting Uitgaven. (Tepe e.a.) heer Goslinga daarover zoo verwonderd is, daar de heer Schoneveld spreker gisteren mededeelde, dat hij dit zeer goed begreep, aangezien de vraag niet goed geformuleerd was en het College de bedoeling daarvan niet al te goed begreep. De vraag doelde n.l. op een soortgelijk geval, maar niet ten aanzien van de voeding, maar van de kleeding en speciaal ten aanzien van de klompenverstrekking; het ver schijnsel had zich n.l. voorgedaan dat, terwijl aan kinderen van een bepaalde school een bepaald aantal klompen waren verstrekt, bij de telling door de onderwijzers veel minder klompen aanwezig waren. Dit was voor den heer Schoneveld aanleiding, die vraag in de sectie te stellen. Het College heeft zich toen, na verduidelijking, in verbinding gesteld met de schoolhoofden. Bij dit volgnr. wordt zonder hoofdelijke stemming besloten aan de Vereeniging Schoolkindervoeding en Schoolkinder- kleeding voor 1937 een subsidie te verleenen van ƒ44.065, volgens het overgelegde ontwerp-besluit, waarna volgnr. 525 eveneens zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De volgnrs. 526 tot en met 562, volgnr. 562a, volgnr. 563 tot en met 565 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnr. 566, luidendeUitgaven voor volksfeesten f 3.230. op verzoek van den heer Goslinga in stemming gebracht, wordt aangenomen met 31 stemmen tegen 1 stem, die van den heer van Weizen. De volgnrs. 567 tot en met 585 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 586, luidende: Bijdrage aan de vereeniging Onderlinge Vereeniging voor Ziekenhuisver- pleging'''' en aan de afdeeling Ziekenhuisverpleging van de Coöperatie Vooruit De heer Lombert vraagt, of de gemeente nu geen enkel machtsmiddel heeft om te zorgen dat een deskundige, die opdracht heeft een rapport in te leveren, ook aan zijn ver plichting voldoet. Wanneer de deskundige, aan wien het onderzoek naar den financieelen opzet van de beide vereeni- gingen is opgedragen, dit niet doet, dan blijven er in een stad als Leiden toch genoeg deskundigen over, die het wel willen doen. De gemeente beschikt over de kantoren van Knol, van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten en van Moret en de Jong. Is het nu zoo moeilijk voor het ge meentebestuur om tijdig een rapport ingezonden te krijgen, waarop het prijs stelt? Spreker maakt uit het antwoord van het College op, dat het nu maar afziet van het wachten op het rapport van den deskundige en in 's hemelsnaam zal trachten op een andere manier een controle-dienst in te stellen. De heer Goslinga heeft in de secties als zijn meening te kennen gegeven, dat een aanzienlijke vermindering van deze subsidies mogelijk zou zijn, wanneer deze vereenigingen gevolg zouden geven aan de adviezen, welke de gemeentelijke adviseur ten aanzien van de tarieven heeft gegeven. Deze gemeentelijke adviseur is wel dezelfde persoon, wien het College nu heeft opgedragen een onderzoek in te stellen naar den financieelen opzet van de beide vereenigingen, maar de adviezen, waarop spreker doelde, zijn eenige jaren geleden gegeven, toen de heer Reimeringer als Wethouder deze zaak behandelde, ten aanzien van de tarieven voor de boven 60-jarigen. De adviseur heeft toen gezegd, dat de tarieven voor de kinderen en voor de oudere leden van deze vereeni gingen te laag waren. Een aanzienlijke verlaging van de kosten zou tot stand gebracht kunnen worden, wanneer de oor spronkelijke adviezen van Dr. van Bruggen gevolgd werden, al is het voor deze vereenigingen uitermate moeilijk, dit in eens te doen. Het is niet een eenvoudig accountants-onderzoek, maar een actuariaal onderzoek, waarover de adviseur moet rapporteeren; hij wordt echter gehandicapt door de gebrek kige gegevens, welke hij van de vereenigingen heeft gekregen. De tekorten worden veroorzaakt door de uitbreiding van de verstrekkingen, die geschiedt op kosten van de gemeente, omdat men de tekorten op de gemeente kan afwentelen. De eene vereeniging is wel, de andere is niet bereid ten aanzien van deze zaak de suggesties van het College te volgen. De eerste vereeniging kan het niet doen, omdat anders ongelijk heid van concurrentievoorwaarden zou ontstaan. Het is een aanzienlijke post, die elk jaar terugkeert. Spreker wenscht den Wethouder, die met de behandeling van deze moeilijke zaak bezig is, moed, beleid en trouw toe. Gein een lebcg roo tinq Uitgaven. (Jongeleen e.a.) De heer Jongeleen zegt, dat een van beide vereenigingen op verzoek van het gemeentebestuur bij de herziening van de statuten voor de leden, die ouder zijn dan 60 jaar, de tarieven heeft verhoogd. Spreker waarschuwt er voor, niet den weg van de tariefs- verhooging op te gaan, dien de heer Goslinga heeft aan bevolen, aangezien het een zeer groot gevaar voor de gemeente kan zijn. Zeer vele leden brengen met moeite hun contributie op en zeggen nu: ,,als ik niet betaal, word ik toch door de gemeente verpleegd." Tallooze leden laten zich nu reeds schrappen, maar bij invoering van een tariefsverhooging zullen nog meer personen voor het lidmaatschap bedanken, die dan ten laste van de gemeente komen. De heer van Stralen zegt, dat de heer Goslinga zich vergist, als deze spreekt van een rapport, dat zou zijn uitgebracht tijdens het wethouderschap van den heer Reimeringer. Indien spreker zich niet vergist, is het rapport uitgebracht tijdens het wethouderschap van den heer Goslinga. Dr. van Bruggen heeft in April 1931 op verzoek van het College een rapport uitgebracht in verband met de hooge bedragen van de subsidies aan deze vereenigingen. Als gevolg daarvan hebben besprekingen met de verplegingsvereeni- gingen plaats gehad en is de subsidieering gewijzigd. In 1932 is na bespreking met alle partijen een regeling tot stand gekomen, die de Raad in zijn vergadering van 21 Maart 1932 heeft goedgekeurd en die volgens de stukken een definitieve regeling van deze kwestie zou zijn. Dr. van Bruggen heeft er inderdaad op gewezen, dat wilden deze vereenigingen op normale wijze aan haar verplichtingen voldoen, eigenlijk een belangrijke verhooging van de tarieven noodig zou zijn, maar in een bespreking met de vereenigingen is^ gebleken, dat het absoluut onmogelijk was de tarieven zóó hoog te stellen als noodig zou zijn om zonder belangrijke bijdragen van de gemeente te kunnen uitkomen. Wel zijn de tarieven gewijzigd voor de boven 60-jarigen, maar men vond het zeer bezwaarlijk voor de jongere personen een buitengewone verhooging van de contributie in te voeren. In 1934 heeft de heer Goslinga opnieuw aanmerking ge maakt op de stijging van deze subsidies en in verband daar mede heeft men toen wederom contact gezocht met den adviseur Dr. van Bruggen. In het begin van 1935 heeft deze de opdracht aanvaard, een nader rapport uit te brengen, omdat hij niet kon oor- deelen over de administratie van de beide vereenigingen. Nadien, ook nog zeer onlangs heeft men Dr. van Bruggen eenige malen aan zijn toezegging herinnerd. Het gemeente bestuur heeft evenwel nog steeds geen rapport ontvangen. Volgens den heer Lombert zou het gemeentebestuur nu op een andere wijze de gegevens moeten trachten te krijgen, maar Dr. van Bruggen had bepaalde aanmerkingen, die hij op verzoek van het College nader zou aanduiden en waarvoor hij zijn verbeteringen zou aangeven. Men kan het College niet verwijten, dat het geen nader onderzoek heeft ingesteld. Het is begrijpelijk, dat de heer Goslinga wijst op de om standigheid, dat de bijdrage aan deze vereenigingen van jaar tot jaar stijgt. Er is echter als systeem aanvaard, dat de vereenigingen een reserve van 75 van de contributies over een jaar moeten hebben. Is de reserve niet zoo groot, dan komen de vereenigingen in aanmerking voor de toekenning van een subsidie, dat niet grooter mag zijn dan 10 van een jaar contributies. De uitgaven van beide vereenigingen zijn de laatste jaren buitengewoon gestegen. Het tekort bedroeg in 1935: van de vereeniging „Onderlinge Vereeniging voor Ziekenhuisver- pleging" 10.874.en van de afdeeling Ziekenhuisverpleging van de Coöperatie „Vooruit" 4.392. Tengevolge daarvan moest over 1935 door de gemeente krachtens de bestaande regeling worden gesubsidieerd 8.883.-aan de „Onderlinge Vereeniging voor Ziekenhuis verpleging" en 2.437.aan „Vooruit". Nu is dit een zeer belangrijke quaestie. Het College zou natuurlijk elke gelegen heid moeten aangrijpen om de hieruit voor de gemeente voortvloeiende kosten te verminderen, maar men moet op dit punt toch wel voorzichtig zijn. Van den door een van die vereenigingen in 1934 ingevoerden maatregel, waarbij het aantal dagen, waarop men recht heeft op verpleging, niet meer op 52 per kalenderjaar werd gesteld, maar op 52 per ziektejaar, is voor die vereeniging een besparing op den verpleegprijs van 4.000.het gevolg geweest. Dit is voor die vereeniging nu wel een bezuiniging, en daaruit zou kunnen voortvloeien een vermindering van het subsidie, maar dit geeft absoluut geen zekerheid dat daardoor ook de kosten voor de gemeente zullen verminderen, want spreker stelt zich voor dat zij, die geen recht meer hebben op verdere verpleging van de zijde van de verzekering, maar toch ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 9