VRIJDAG 26 FEBRUARI 1937. 113 Gemeentebegrooting Uitgaven. (van der Laan e.a.) De Gemeenteraad besluit een maximum-vergoeding voor telefoongesprekken vast te stellen: a. Voor de gemeentelijke woningaansluiting van deleden van het College van Burgemeester en Wethouders (de gemeentesecretaris inbegrepen) op ten hoogste 20.per jaar; b. Voor alle overige gemeentelijke woningaansluitingen op ten hoogste ƒ10.per jaar." De heer van der Laan meent uit het feit, dat blijkens de Memorie van Antwoord, het College aan het oordeel van den Raad overlaat, of de kosten der telefoon voor de Raadsleden al dan niet dienen te worden gehandhaafd, en dat over de extra-vergoeding van 10.niet gesproken wordt, de con clusie te mogen trekken, dat het College niet overtuigd is van de noodzakelijkheid van toekenning dier vergoeding, zelfs ook niet van de noodzakelijkheid van de gratis telefoon aansluiting. Van 1930 af bedroeg de extra-vergoeding 18. bij de behandeling der begrooting voor 1935 werd dit tot 10.verlaagd, omdat de kosten van een gesprek van 2\ cent op 2 cent waren teruggebracht en zeker ook, doordat bleek, dat het aantal gesprekken te ruim werd geacht. Spreker meent nu een stap verder te kunnen gaan door voor te stellen de extra-vergoeding van 10.per jaar (de kosten van 500 ge sprekken) in te trekken. Natuurlijk is het gebruik van de telefoon voor de Raadsleden een groot gemak, maar moet de gemeente nu alle kosten dragen, om het den Raadsleden ge makkelijk te maken? Wanneer men zich geroepen gevoelt, als lid van den Raad op te treden, weet men dat daaraan bezwaren zijn verbonden en dat daardoor verplichtingen worden opgelegd, soms ook geldelijke; worden die te zwaar geacht, kan daaraan niet voldaan, dan mag niet de gemeente te hulp worden geroepen, dan is de eenige weg te bedanken en plaats te maken voor een ander, voor wien die bezwaren niet gelden. Stellig zijn zulken van eiken rang en stand te vinden. Ook de voorgangers van de tegenwoordige Raadsleden hebben hun plicht gedaan zonder telefoon. Bij aanneming van sprekers voorstel No. 2 komt de ge meente nog voor de helft in de kosten te gemoet, indien het gebruik van de telefoon voor de goede vervulling van het raadslidmaatschap wenschelijk geacht wordt. Het is een douceurtje van 21.plus kostelooze aansluiting, door de Raadsleden zich zelf. toegekend. Met zulke beslissingen moet men uiterst voorzichtig zijn. Men kent zich zelf vergoedingen toe, door de gemeente te betalen en wekt daardoor den schijn, dat eigen belangen be hartigd worden. Schijn bedriegt, maar men moet den schijn mijden om den bestrijders van de democratie en het parle mentarisme geen wapens in handen te geven, die in zulke gevallen al te gemakkelijk worden gehanteerd en indruk maken op de menigte. Het voorstel van den heer Groeneveld (No. 17) gaat in dezelfde richting als sprekers voorstel, want het wil ook de maximum-vergoeding verlagen en dus een bezuiniging ver krijgen, welke ook door den heer Lombert gewenscht wordt. Spreker hoopt en verwacht dan ook, dat zij met spre ker het goede voorbeeld zullen geven door eerst zelf een offer te brengen alvorens het aan een ander te vragen. Het brengen van dit offer kan alleen ten gevolge hebben, dat de Raadsleden zich iets meer moeten inspannen, maar het offer mag toch zeker, vooral in deze bijzondere tijden, wel gebracht worden in het algemeen belang. De heer Groeneveld zegt, dat men den Raadsleden een telefoonaansluiting heeft gegeven, niet om het hun gemakke lijker te maken, gelijk de heer van der Laan heeft betoogd, maar wel in het belang van de gemeente. De heer van der Laan, die pas heel korten tijd Raadslid is, kan nog niet alles weten, maar vaststaat, dat het overgroote deel van de Raads leden onmogelijk het Raadslidmaatschap behoorlijk tot zijn recht zou kunnen laten komen, indien het niet over een telefoonaansluiting beschikte. Er zijn natuurlijk Raadsleden, voor wie de telefoon niet zooveel beteekent, omdat zij allen tijd hebben. De Raad be staat echter niet uitsluitend uit gepensionneerde hoofden van scholen, die allen tijd hebben om naar het stadhuis te wandelen en voor wie deze wandeling wellicht een heel aardige afwisseling is. Zonder telefoon kunnen de Raadsleden hun werk niet be hoorlijk doen. Wanneer zij ergens inlichtingen wenschen in te winnen over een of ander, dan kan men van hen niet vergen, dat zij zich persoonlijk daarheen begeven. Bovendien wordt door de gemeente ook dikwijls gebruik gemaakt van deze telefoons, b.v. voor het bepalen van commissie-vergaderingen; op een andere wijze is het plegen van overleg met de leden omtrent den datum van dergelijke vergaderingen niet moge- Gemeenlebcgrooting Uilgaven* (Groeneveld e.a.) lijk. In dit verband "wijst spreker er op dat het werk, dat in de commissies verricht wordt, zeer belangrijk is, en vaak den duur van de openbare raadsvergaderingen zeer bekort. Merk waardig is het, dat de heer van der Laan voorstelt, geen wijziging te brengen in de vergoeding voor telefoongesprekken voor Burgemeester en Wethouders en voor hoofdambtenaren, terwijl hij de vergoeding voor de Raadsleden geheel wil af schaffen; met geen enkel woord licht hij die uitzondering toe. De voorgestelde vermindering van de vergoeding van het abonnement met de helft is een bezuiniging met het domme potlood; waarom vermindering met de helft, waarom niet met J of met f? De vermindering tot de helft is een slag in de lucht. De heer van der Laan is blijkbaar een groot voor stander van vermindering tot de helft; ook andere posten stelt hij voor met de helft te verminderen. Spreker ziet niet in waarom het tot de helft moet verminderd worden. De andere helft van de kosten zou dan voor rekening van de leden per soonlijk komen, maar er zijn stellig Raadsleden, die dit niet zouden kunnen betalen. En na de verlaging van het presentie geld in 1935 is het raadslidmaatschap geen bron van inkom sten, maar een bron van uitgaven. Wanneer men de Raadsleden verschillende zaken laat betalen, b.v. telefoongesprekken over gemeentezaken en het abonnement, zouden zij een extra belasting betalen. Men vergt een beetje te veel, indien men verlangt, dat zij hun tijd en zorgen aan de gemeente geven en meer betalen dan gewone burgers. Spreker kan zich daarmede niet vereenigen. Sprekers voorstel heeft een geheel andere strekking; het is niet alleen een voorstel tot bezuiniging. De Raad heeft zich indertijd op het standpunt gesteld, dat men zooveel mogelijk moest voorkomen, dat de gemeente particuliere gesprekken van Raadsleden zou betalen en heeft daarom voor de ver goeding van het aantal gesprekken der raadsleden een limiet gesteld. Deze kan niet anders dan naar schatting worden be paald. Oorspronkelijk was het bedrag bepaald op 18. doch toen in de practijk bleek, dat het te hoog was, heeft men het vastgesteld op 10.hetgeen neerkomt op een vergoeding van 3 gesprekken in de 2 dagen. Dit aantal is voor het eene Raadslid te veel, voor het andere te weinig; het hangt af van de wijze, waarop een Raadslid zijn functie vervult. Tot nog toe is geen limiet vastgesteld voor de gemeentelijke woningaansluitingen van de leden van het College, den Secre taris en de hoofdambtenaren; dit is niet juist, want ook alle particuliere gesprekken van deze personen worden nu dooi de gemeente betaald. Men kan hier slechts zijn doel bereiken door eveneens het aantal gesprekken te schatten. Spreker heeft gepoogd dit te doen met de indiening van zijn voorstel (No. 17.) De leden van het College zullen in verband met de zaken van de gemeente meer moeten telefoneeren dan de leden van den Raad, voor wie de limiet op 10.is bepaald, waarom spreker voor eerstbedoelden een limiet van 20.heeft voorgesteld. Voor de hoofdambtenaren zou de limiet lager kunnen zijn, maar spreker heeft voor hen geen andere limiet voorgesteld, omdat hij er niet al te veel verschil in zou willen brengen. De heer Wilbrink acht de voorstellen-van der Laan niet juist. Het is voor de Raadsleden een zoo groot gemak, elkaar eens te kunnen spreken, dat spreker niet gaarne zou zien, dat de Raadsleden niet meer in het bezit waren van een telefoon. Echter: die vergoeding van de gemeente is voor de Raadsleden, die toch een telefoonaansluiting zouden hebben, ook al waren ze geen lid van den Raad, practisch een voor deel. Wanneer de heer van der Laan nu zou voorstellen, den Raadsleden, die toch een telefoonaansluiting moeten hebben, geen vergoeding te geven, dan wil spreker dat ondersteunen, maar spreker acht het niet rationeel Raads leden, die anders geen telefoonaansluiting zouden nemen, te belasten met een uitgave van 21. Ook bet voorstel-Groeneveld acht spreker aan den kleinen kant; dit wil de Wethouders beperken tot 20.welk bedrag zij vooral niet mogen overschrijden. Nu zal de een wat meer telefoneeren dan de ander, maar spreker acht het niet juist, wanneer men op deze wijze de bezuiniging moet vinden. Hetzelfde geldt voor de telefoonaansluiting van de ambtenaren. Het College moet in dezen een zeker toezicht houden; als het overtuigd is, dat de ambtenaren de telefoon te veel voor hun particuliere zaken gebruiken, dan moet het hen daarop wijzen. Het kan zijn, dat een ambtenaar zooveel nevenwerk heeft, dat het onrustbarend wordt, maar om alle ambtenaren hier over één kam te scheren, en om hen allen te beperken in het gebruik van de telefoon ook buiten de diensturen, lijkt spreker niet in het gemeente belang. Spreker wil deze zaak aan het College overlaten en zal ook niet voor het voorstel-Groeneveld stemmen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 3