VRIJDAG 26 FEBRUARI 1937.
125
Schoonmaken van gemeentegebouwen door C.E.M.S.T.O.
(de Cler c.a.)
Hierbij komen tevens aan de orde:
het amendement van den heer van Weizen, luidende:
Onderget eekende stelt voor:
bij het verlengen van de overeenkomst met de N. Y.
(C.E.M.S.T.O.) ingek. stuk No. 25, geen verlaging van de
uurloonen te doen plaats vinden voor de werksters en school-
schoonmaaksters, doch deze te handhaven op:
a. 0,30 per uur voor hen, die een volledige dagtaak ver
vullen
b. f 0,33 per uur, die ten minste 30 uur werken;
c. 0,35 per uur, die minder dan 30 uur werken,"
het amendement van mevrouw de Cler, luidende:
,,0ndergeteekende stelt voor de arbeidsvoorwaarden vast
gelegd in het Bestek No. 2 Dienst 1936/37 inzake de
overeenkomst tusschen de Gemeente en de N.V. ,,Cemsto",
te handhaven,"
alsmede het voorstel van den heer Goslinga, luidende:
,,0. g. stelt voor het voorstel van Burgemeester en Wet
houders aan te houden en het College te verzoeken:
a.) Perceel 1 zoodanig te splitsen, dat uit de overeen
komst duidelijk blijkt hoeveel moet worden betaald
voor:
1. de openbare scholen voor g. 1. o.
2. u. 1. o.
3. bewaarscholen.
4. overige in dit perceel genoemde schoolge
bouwen.
b.) Den Raad in te lichten met welk bedrag de aanneemsom
moet worden verhoogd wanneer de schoolschoon-
maaksters en de stokers van de centrale verwarming
in de lagere scholen gedurende de herfst en Kerst-
vacantie worden doorbetaald."
Mevrouw de Cler wenscht, alvorens tot de toelichting van
haar voorstel over te gaan, de aandacht van den Raad er op
te vestigen, dat naar haar oordeel de aanbesteding in het
openbaar moet geschieden. Yoor het geval haar voorstel
wordt aangenomen, wenscht zij daaraan toe te voegen:
,,Ondergeteekende stelt voor, de gunning van het schoon
maken enz. der gemeentegebouwen na openbare aanbesteding
te doen geschieden."
De Voorzitter begrijpt er nu niet heel veel meer van. De
toevoeging is een geheel ander voorstel dan mevrouw de Cler
oorspronkelijk heeft ingediend en heeft met het bestek niets
te maken.
Mevrouw de Cler zegt, dat bij aanneming van haar oor
spronkelijke voorstel de kosten voor de gemeente 5.000.
hooger zullen zijn en daarom een openbare inschrijving
gewenscht is.
Nu eiken dag de prijzen van de allernoodzakelijkste levens
behoeften onrustbarend stijgen, mag de gemeente niet
medewerken tot welke loonsverlaging ook. De loonsverlaging,
welke de N.V. Cemsto vooropstelt om de onderhandsche
gunning te krijgen, vindt spreekster zeer uit den booze. De
verlaging van 5 cent per uur is in dit geval niet gering. In
het jaar, dat deze firma den schoonmaakdienst in handen
heeft, heeft zij reeds getracht de uren van de werksters
zooveel mogeüjk in te krimpen, zoodat verschillende werksters
reeds eenige uren per dag minder werken dan vroeger. Men
heeft daarover geklaagd, maar kreeg ten antwoord, dat aan
deze vermindering van werkuren niets was te doen.
De loonsverlaging van 5 cent per uur gaat gepaard met
uitbreiding van de werkzaamheden, want uit de stukken in
de leeskamer blijkt, dat de kachelaanmakers moeten worden
afgeschaft en de werksters hun arbeid moeten overnemen.
De Voorzitter merkt op, dat dit den arbeidstijd van de
werksters verlengt.
Mevrouw de Cler erkent dit. Men zal echter moeten toe
geven, dat het aanmaken van de kachels en het dag in dag
uit zware kolenkitten sjouwen geen werk is voor vrouwen.
Op het oogenblik zijn daarvoor mannen aangesteld en
spreekster stelt voor, deze mannen voor dit werk te behouden.
Waar deze firma er naar streeft de werksters zoo kort mogelijk
te laten werken, zal het zeker in haar voornemen liggen in
denzelfden arbeidstijd als nu ook de werksters de kachels
te laten aanmaken. Spreekster hoopt, dat de Raad met haar
van oordeel is, dat in deze tijdsomstandigheden deze loons
verlaging niet moet doorgaan, waar ook de toestanden in de
gezinnen van deze werksters zeer slecht zijn. Uit een enquête,
Schoonmaken van gcmcentcgcbouvven door C.E.M.S.T.O.
(de Cler e.a.)
gehouden door den Bond van sociaal-democratische Vrouwen
clubs, blijkt dat de toestand, waarin de gezinnen der werk-
loozen en der arbeiders verkeeren wat betreft voeding,
kleeding en dekking, verschrikkelijk is, en spreekster hoopt
dat de Raad er niet toe zal medewerken, dat de gemeente
nog mede helpt om den toestand in deze gezinnen nog ellen
diger te maken, en dat hij deze loonen voor de werksters en
de schoolschoonmaaksters zal handhaven. Door aanneming
van spreeksters voorstel zouden de kosten voor de gemeente
met ƒ5.000.per jaar verhoogd worden. Spreekster meent,
dat deze som dan zoo hoog wordt, dat ook andere Leidsche
firma's gelegenheid moeten hebben, mede te dingen naar
dit werk.
De heer van Weizen heeft zijn amendement op dit voorstel
ingediend op grond van dezelfde motieven als door mevrouw
de Cler genoemd. Op deze overeenkomst, die loopt over
3 jaren en over een bedrag van ruim 120.000.kan de
door de Cemsto als voorwaarde gestelde loonsverlaging voor
de werksters en schoolschoonmaaksters niet een dusdanig
doorslaggevende factor zijn, dat daardoor deze loonsverlaging
gewettigd zou worden.
Het College heeft er reeds in de stukken de aandacht op
gevestigd, dat de bestaande loonregeling voor die groep van
werksters en schoonmaaksters dateert van 29 Januari 1934.
Het aantal werksters, dat 0.35 per uur verdient en
minder dan 30 uur per week werkt, is ongetwijfeld niet zoo
groot, dat voor deze groep de loonsverlaging van 5 cent per
uur moet worden toegepast. De loonsverlaging is tegenover
deze groep ongetwijfeld onbillijk.
Sinds de N.V. Cemsto werd belast met het verrichten van
de werkzaamheden, is de intensiteit van het werk in belang
rijke mate toegenomen. Hetzelfde werk, dat vroeger in een
bepaalden tijd bij enkele onderdeelen werd verricht, moet
nu in minder tijd worden gedaan. Op deze manier heeft men
reeds een belangrijke verlaging van de uitgaven bereikt.
In de stukken is wel medegedeeld, dat in een groot aantal
gemeenten het uurloon van deze groep van werksters op
0.30 is gebracht en men zelfs in Rotterdam overweegt het
op 0.27 te brengen, maar daarbij heeft men niet vermeld,
of die werksters ook minder dan 30 uur per week werken.
In Leiden werken sommige werksters, wier uurloon 0.35
bedraagt, 7, 8 of 9 uur per week. De verwijzing naar hetgeen
in andere gemeenten geschiedt, heeft dan ook geen waarde,
indien daarbij niet vaststaat, dat de betrokken groep van
arbeidsters daar onder precies dezelfde arbeidsvoorwaarden
werken als in Leiden.
De Voorzitter had wel goed gezien, dat het voorstel van
den heer Goslinga een motie van orde bevat, want deze stelt
in de eerste plaats voor, het voorstel van het College aan te
houden. Spreker heeft echter goede hoop, dat hij den heer
Goslinga er toe zal brengen, de motie in te trekken en
zou daarom in dit geval willen afwijken van den regel, dat
een motie van orde voorgaat. Spreker verzoekt den heer
Goslinga de motie toe te lichten.
De heer Goslinga heeft bezwaren van anderen aard dan die
door mevrouw de Cler en den heer van Weizen zijn ont
wikkeld.
Het was voorheen in openbare gebouwen de gewoonte, dat
kachels werden aangemaakt en dit werk werd doorbetaald
in de herfst- en Kerstvacantie. Tegen deze verslechting van
de arbeidsvoorwaarden moet uit den Raad protest aange-
teekend. Spreker is daartoe gekomen door de opmerking van
den Directeur van Gemeentewerken in zijn rapport, waar
deze schrijft, dat het stelsel, waarbij de menschen in de
vacanties worden doorbetaald, en waarbij het kachels aan
maken door andere personen geschiedt, en niet door de
werksters, dient te worden opgeheven, te meer waar de
daaruit voortvloeiende hoogere kosten voornamelijk drukken
op het openbaar lager onderwijs, hetgeen weer hoogere uit-
keeringen voor het bijzonder lager onderwijs tengevolge
heeft. De Directeur schrijft verder, dat ook het aanpassen
aan den huidigen loonstandaard van de loonen van de stokers
der centrale verwarming van twee openbare lagere scholen
om die reden gewenscht moet worden geacht. Men verslecht
de arbeidsvoorwaarden van het personeel op de lagere
scholen, het bijzonder onderwijs profiteert daarvan ook,
dus moeten ook de bijzondere schoolbesturen gedwongen
worden tijdens de vacanties die menschen naar huis te sturen.
Als penningmeester van een gereformeerde schoolvereeniging
heeft spreker er nooit over gedacht die menschen in de
vacantie niet te betalen.
Bij onderzoek is spreker gebleken, dat de openbare lagere
scholen en de openbare bewaarscholen ondergebracht zijn in