122 VKIJDAG 26 FEBEUAEI 1937. Gemecnlebegrooting Uitgaven. (Goslinga e.a.) in de Memorie van Antwoord de vraag in het sectie-verslag, krachtens welk raadsbesluit het gebouw Nutrix door Burge meester en Wethouders in huur gegeven is aan de Commissie voor Ontwikkeling en Ontspanning van Werkloozen, niet heeft beantwoord. Spreker gelooft niet, dat er eenig bezwaar in den Eaad zou zijn gerezen, indien het College dit aan den Eaad had voorgesteld, doch nu is het buiten den Eaad om gegaan. De Voorzitter zegt, dat dit een tijdelijke ingebruikgeving is, waarvoor wel wat betaald wordt. De heer Goslinga zegt, dat de Eaad daarvan toch niets weet! Volgnr. 613 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De volgnrs. 613a, 614 tot en met 634 worden achtereen volgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. Beraadslaging over volgnr. 635, luidende: Kosten van toezicht op en van invordering van de plaatselijke belastingen f 12.592.—". De heer van der Voort zegt, dat het College, in antwoord op de opmerking in het algemeen verslag, dat eenige leden bezwaar hadden tegen de verstrekking van toelagen aan behoorlijk gesalarieerde ambtenaren wegens controle op de vermakelijkheden-belasting en invordering van de honden belasting, enz. verwijst naar hetgeen het medegedeeld heeft in de Memorie van Antwoord op de begrooting voor 1936. Spreker wil echter niet betoogen, dat die vergoedingen niet behoorlijk zijn, maar dat het aanbeveling verdient, om, waar deze ambtenaren een behoorlijk salaris verdienen, deze ver goedingen, die in totaal 1.200.bedragen, te combineeren en mogelijk met andere werkzaamheden, samen te voegen tot één functie en daarvoor één ambtenaar aan te stellen. Spreker vraagt dit tevens met het oog op den noodtoestand, waarin verscheidenen door werkloosheid verkeeren; daarin zou hierdoor wel niet worden voorzien; het zou een druppel op een gloeiende plaat zijn, maar tegenover deze ambtenaren, die anderhalve boterham hebben, staan er velen, die in het geheel niets hebben. Door samenvoeging van deze ver goedingen kan hier een nieuwe functie worden geschapen. De heer Verweij verwijst naar het antwoord, dat hij ver leden jaar heeft gegeven op een soortgelijke vraag. Deze toestand bestaat sinds jaar en dag. Sinds de invoering der hondenbelasting en der vermakelijkhedenbelasting is de inning van deze beide belastingen en het toezicht daarop opgedragen aan deze beide ambtenaren. Het breken met dit systeem zou neerkomen op een aanmerkelijke salarisverlaging voor deze ambtenaren; in den loop der jaren hebben dezen zich echter daarop ingesteld. Spreker heeft dus geen vrijheid om namens het College toe te zeggen, dat met dezen gang van zaken gebroken zal worden. Wil de Eaad dat wel doen, dan moet hij zelf daarvoor de verantwoordelijkheid dragen; van het College is in dit opzicht geen verandering te verwachten, omdat men met een ouden toestand te maken heeft. De heer Goslinga laat een krachtig protest hooren tegen het gemak, waarmede de heer van der Yoort, die het anders altijd zoo voor de ambtenaren opneemt, dezen hem blijkbaar niet welgevalligen ambtenaren, die blijkbaar niet van zijn kleur zijn, ieder 182.40 ontnemen wil, zonder hun daarvoor iets in de plaats te geven. Dat is toch wel heel grof uit den socialistischen hoek. De toestand is niet zooals de Wethouder het heeft voorgesteld. De gemeente had vroeger een aparten hondenslager (Hogervorst), die 2.400.verdiende. Toen hij werd overgeplaatst naar den Burgerlijken Stand, heeft het College den heer Baan verzocht ook de contröle op de richtige invordering der hondenbelasting op zich te nemen, omdat tegelijkertijd verviel de eigen inkomstenbelasting van de gemeente. De heer Baan heeft aan het verzoek voldaan en verdiende daaraan iets extra's. De opbrengst van de belasting verdubbelde. Deze toestand heeft jaar en dag bestaan, maar dateert niet van de invoering van de hondenbelasting af. Op 24 Maart 1932 heeft het College zich genoodzaakt gezien, twee ambtenaren van den ontvanger het toezicht in de avonduren op de naleving van de vermakelijkheids belasting op te dragen. Dit is zuiver overwerk. De vergoeding daarvoor bedroeg eerst 100.maar werd later 200. ook wegens het verdienstelijk werk, waardoor de opbrengst Gemeentcbegrooting Uitgaven. (Goslinga e.a.) van deze belasting zeer steeg. Daarop zijn alle kortingen toegepast, zoodat het bedrag nu is 182.40. Indien de heer van der Yoort wist, hoeveel uur werk en nog wel bij avond voor dit bedrag wordt verricht, zou hij zijn handen van verbazing in elkaar slaan over het lage bedrag, dat de ge meente betaalt. De heer van der Voort wil het werk nu van deze ambte naren afnemen en een afzonderlijken ambtenaar op een salaris van 912.per jaar aanstellen. Zou men dan echter niet in het volgende sectie-verslag lezen, dat de gemeente het durft bestaan een huisvader met een weekloon van 18.naar huis te sturen! Het zijn nu eenmaal betrekkingen, die uiteraard het best kunnen worden waargenomen door personen, die reeds in dienst van de gemeente zijn. Spreker heeft er geen bezwaar tegen, wanneer de kosten van toezicht ter richtige invordering der hondenbelasting gevoegd worden bij het salaris van den betrokken ambtenaar (thans A. Baan). Het is misschien bezwaarlijker de vergoeding voor de werkzaamheden, verbonden aan de contröle der vermakelijk heidsbelasting bij het salaris van de betrokken ambtenaren te voegen; misschien wil het College de contröle wel aan anderen opdragen en misschien ook wenschen degenen, die thans de contröle uitoefenen, voor dit werk wel eens te bedanken. Overigens heeft spreker ook tegen deze samen voeging geen bezwaar. De ambtenaren verrichten voor deze vergoeding veel werk en er is op de begrooting weinig geld uitgetrokken, dat zoo zijn rente opbrengt als dit. De heer van der Voort komt in de eerste plaats op tegen de insinuatie van den heer Goslinga, dat spreker in den Eaad speciaal tracht te verdedigen de belangen van de ambtenaren, die sprekers richting zijn toegedaan. De korte tijd, dat spreker lid van den Eaad is, was voldoende om aan te toonen, dat hij zonder onderscheid des persoons en zooveel mogelijk in het belang der gemeente de belangen der ambtenaren verdedigt. Spreker hoopt, dat de heer Goslinga bereid zal zijn, deze insinuatie in te trekken, welke spreker hem anders zeer kwalijk zal nemen. Het is in het geheel niet sprekers bedoeling, ambtenaren schade toe te brengen, maar wat nu geschiedt, acht hij in strijd te zijn met art. 29 van het ambtenarenreglement. Heeft een ambtenaar, wien het College de vergunning tot het waarnemen van een bijbetrekking weigert op grond van dit artikel, niet het recht te verwijzen naar hetgeen het College zelf doet? Om die reden heeft spreker het College verzocht, naar een andere oplossing te zoeken. De heer Verweij zegt, dat de heer van der Voort zich vergist: dit behoort tot de taak van den ambtenaar; dit is niet een nevenfunctie, waarvoor men toestemming moet vragen; dit is een integreerend deel van zijn werk; dit is daarmee een en onverbrekelijk. Het beroep op dat artikel gaat dus niet op. Overigens vergist ook de heer Goslinga zich. De heer Hogervorst is niet gepensionneerd, maar is jaren geleden overgeplaatst naar „Bevolking". De heer Goslinga kan niet bewijzen, dat de heer van der Voort tegen het bekleeden van deze nevenfunctie opkomt, omdat deze ambtenaren hem niet welgevallig zijn en trekt daarom deze insinuatie in. Spreker komt echter op tegen de suggestie, alsof deze nevenwerkzaamheden gecombineerd kunnen wordendat zou den gemeentedienst zeer ontwrichten en zou niet ten goede komen aan een goede inning van de aan de gemeente verschuldigde gelden. Volgnr. 635 wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De volgnrs. 636 tot en met 643 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 644 (Gasfabriek). De heer Manders dringt er op aan, bij de tarieven van gemonopoliseerde bedrijven als gasfabriek, electriciteits- fabriek en waterleiding rekening te houden in het bijzonder met de belangen van de groote gezinnen. De groote gezinnen worden reeds ten zeerste getroffen door de indirecte lasten en door andere uitgavendie zware druk op de groote gezinnen brengt mede, dat deze nauwelijks meer voorkomen en heeft algemeen beperking van het kindertal tengevolge. Spreker aoht dit een moreel kwaad in de maatschappij, dat zooveel mogelijk gekeerd moet worden. In andere landen, b.v. Italië

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 12