DONDERDAG 25 FEBRUARI 1937. 91 Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen, (van Eek e.a.) maar bij de carnavalsfeesten in Maastricht zal de politie heel wat meer te doen hebben. Spreker heeft het door hem ge noemde Koninklijk Besluit aangehaald niet om aan te toonen, dat de Minister van Binnenlandsche Zaken van meening zon zijn veranderd, maar dat het ook naar diens meening moeilijk is de Zondagswet te handhaven. Zoo is door de Kroon goed gekeurd een raadsbesluit tot het houden van een kermis op Zondag; dat is toch heel vreemd wanneer de wet het niet toestaat. De Voorzitter heeft indertijd gezegd, dat hij rekening hield met de meening in dit opzicht van de ingezetenen; maar nu doet hij een stap achteruit, in anti-democratische richting, door te zeggen, dat hij het niet meer door een raadsbesluit laat uitmaken. De Voorzitter heeft dat niet gezegd. Spreker heeft gezegd, dat hij 10 jaren geleden als zijn persoonlijke meening heeft uitgesproken, dat hij zich zou richten naar de meening van de bevolking, maar dat hij zich de vrijheid voorbehield in 10 jaren van meening te veranderen. Spreker zegt echter niet, dat hij veranderd is. De heer van Eek: Ja, in verkeerde richting. De Voorzitter zegt, dat de heer van Eek dit een verkeerde richting vindt, maar anderen misschien niet. De heer van Eek zegt, dat de heer Goslinga hem in dit verband heeft vergeleken met een dokter, die wel drankjes voorschrijft, maar ze zelf niet slikt. Dat is toch onjuist. Spreker heeft gezegd: een goed democraat onderwerpt zich aan de genomen beslissingen, maar dat beteekent niet, dat wettig genomen beslissingen niet op wettige wijze veranderd kunnen worden. De heer Beekenkamp heeft gezegd: tenzij er een andere constellatie komt. Dat kan spreker aan het gezicht van den heer van Eek niet zien! De Voorzitter heeft gezegd, dat men hem niet ten eeuwigen daaraan mag blijven houden. De heer van Eek mag iemand aan een uitspraak houden, totdat die uitspraak wordt ingetrokken. Spreker houdt vol, dat men goed democraat kan zijn en toch kan meenen dat het, op grond van veranderde omstandigheden, van ver anderde inzichten of veranderde politieke verhoudingen, tijd is de zaak opnieuw ter sprake te brengen. De heer Beekenkamp heeft een voorstel ingediend inzake het houden van toezicht op openbare uitleenboekerijen en leesbibliotheken ter wering van obscene lectuur (No. 18). Met zijn toelichting op dit voorstel is spreker het volkomen eensprikkellectuur richt inderdaad schade aan, maar spreker heeft toch wel bezwaar tegen censuur op lectuur voor volwassenen. Betreft het kinderen, dan is spreker er absoluut voor; er zijn boeken, die spreker voor kinderen ver derfelijk vindt, maar wat volwassen personen betreft, bestaan er op het gebied van de zedelijkheidsopvattingen groote verschillen. Spreker heeft zich indertijd zeer verwonderd over het Raadsbesluit inzake den Neo-Malthusiaanschen Bond, dat hij een zeer gevaarlijk precedent acht; er zijn menschen, die juist op grond van zedelijkheidsmotieven daarvan voorstander zijn. De Voorzitter deelt mede, dat het College het voorstel- Beekenkamp in praeadvies zal nemen. De heer van Eek meent, dat men de verkeerde richting uitgaat door censuur te gaan uitoefenen op lectuur voor volwassenen. Spreker behoudt zich zijn stem dus voor, hoewel hij er voor is, die lectuur voor kinderen te weren. Eenigen tijd geleden, toen er 5 a 6 weken verliepen tusschen de Raadsvergaderingen, heeft spreker wel iets gevoeld voor het voorstel-Goslinga tot invoering van een schriftelijk vragenrecht (No. 22), maar wanneer het College voornemens is zich te houden aan den goeden regel, om eens in de drie weken te vergaderen, dan is spreker tegen dat voorstel. In dezen Raad worden interpellaties bijna nooit geweigerd en spreker is het met den Voorzitter eens: de beantwoording van de vragen zal nogal tijd kosten, de vragensteller is natuur lijk nooit tevreden en dan komt er toch een interpellatie. Daarom is spreker tegen invoering van een schriftelijk vragenrecht, mits men zich houdt aan den goeden regel om eens in de drie weken te vergaderen. Dan kan de Raad daarmede rekening houden en zijn maatregelen daarnaar nemen. Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen, (van Eek e.a.) Wanneer het College zich in het algemeen daaraan houdt, is het niet gewenscht, het vragenrecht in te voeren. De heer Wilmer kan zich in het algemeen vereenigen met de praeadviezen, die het College omtrent de verschillende voorstellen en moties heeft gegeven, met uitzondering van de praeadviezen omtrent de moties, die strekken om de subsidies van de charitatieve vereenigingen niet te ver minderen. Spreker gevoelt sympathie voor de grondgedachte van de motie van den heer van der Voort in zake de uitbreiding van de medezeggenschap aan den top (No. 11), maar acht het inopportuun het voorstel thans aan te nemen. Spreker weet eigenlijk niet goed, wat de heer Schüller met diens motie in zake de instelling van een gemeentelijk bureau voor werkverruiming (No. 14) bedoelt. De heer Schüller heeft blijkens diens toelichting daarmede iets anders op het oog dan de heer van Stralen er mede bedoelt blijkens de opmerkingen, die deze hieromtrent gemaakt heeft. Zoolang de bedoeling nog niet helder is, mag men twijfelen aan het nut van de instelling van een dergelijk bureau. Spreker zal alvorens zijn oordeel uit te spreken over het voorstel van den heer Goslinga tot wijziging van volgnummer 220 der begrooting (No. 20) de verdediging afwachten, die de heer Goslinga van de onderdeelen daarvan zal geven, maar spreker kan zeer zeker niet medegaan met het voorstel in zake de bezuinigingen op de onderwijsuitgaven. De Raad heeft eenige jaren geleden op voorstel van den heer Goslinga een kat in den zak gekocht. Wanneer men dit één maal heeft gedaan, is men niet verplicht het weer te doen. Spreker heeft het den vorigen keer gedaan en wil er niet mede door gaan. Juist omdat de kat toen zoo duur is geweest, is spreker thans zooveel voorzichtiger met de goedkoopere kat. Spreker zal ook zeker niet medegaan met het voorstel in zake de samenvoeging van de contröle-diensten van Maat schappelijk Hulpbetoon, den Socialen Dienst en den Armen raad, omdat het buitengewoon onwaarschijnlijk is, dat de Raad zich niet zal vereenigen met de begrooting van den Armenraad, indien daarop een bedrag van 7.000.is be zuinigd. Op gevaar af, dat bij den heer van Weizen de gedachte opkomt, dat spreker in den Raad zit om propaganda te maken voor het nationaal-socialisme, merkt spreker op, dat redevoeringen als die, welke de heer van Eek bij de replieken heeft gehouden, uitermate geschikt zijn om propaganda te maken voor het nationaal-socialisme. Voor degenen, die niet verder nadenken en de fouten, die aan een zaak kleven, vereenzelvigen met de zaak zelf, is de verleiding zeer groot om te zeggen: „wanneer aldus de parle mentaire democratie is, verkies ik de dictatuur." De heer van Eek heeft erkend, dat de sociaal-democratische fractie nog korten tijd vóór sociaal-democraten in het College zitting namen, voorstellen heeft gedaan, waarvan zij wist, dat zij voor den Raad onaannemelijk waren en dat zij dit alleen heeft gedaan om den leden, die de meerderheid van den Raad vormden, aan het verstand te brengen, dat hun keuze bij de verkiezingen van de leden der Tweede Kamer verkeerd was geweest. De heer van Eek heeft gezegd, dat de meerderheid van den Raad niet bereid was zich tot de Regeering te wenden, ten einde te trachten de politiek van de Regeering te veranderen. De heer Wilmer zegt, dat niet alle onaannemelijke voor stellen van de sociaal-democratische fractie den Raad in overweging gaven, zich tot de Regeering te wenden. Zij zouden zooveel geld gekost hebben, dat de uitvoering er van den financieelen toestand van de gemeente het onderst boven zou hebben geworpen. Volgens den heer van Eek heeft de Raad goed gedaan met twee sociaal-democratische Wethouders te kiezen, aan gezien de sociaal-democratische fractie anders in de oppositie zou zijn gegaan. Nu de sociaal-democraten deze oppositie niet voeren, gebeurt, althans in groote lijnen, precies het zelfde en zijn dezelfde voorstellen ingediend, welke ingediend zouden zijn, indien er geen sociaal-democratische Wethouders waren. De oppositie, welke dan gevoerd zou zijn, zou niet gevoerd zijn tegen de zaken als zoodanig, maar alleen om redenen van partij-politieken aard. Dit zijn afschuwelijke fouten van de parlementaire demo cratie, welke fouten spreker bejammert, omdat in den Raad niemand kan gevonden worden, die een grooter vijand van de dictatuur is dan spreker. Volgens den heer van Eek groeit de invloed van de sociaal democraten en zullen zij bij de eerstvolgende verkiezingen een zeer goed figuur maken. Dit koipt volgens spreker

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 7