DONDERDAG 25
FEBRUARI 1937.
89
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen,
(van Eek.)
toestand, en anderzijds door de houding van de Regeering,
die nalaat de gemeentebesturen in het bezit van de noodige
geldmiddelen te stellen, om eenigszins naar eisch het bestuur
van de gemeente te voeren. Vanzelfsprekend moet men dan
in zijn beschouwingen in den Raad ook betrekken den econo-
mischen toestand en de houding van de Regeering, want de
moeilijkheden, waarin de gemeentebesturen verkeeren, komen
niet voort uit het feit, dat men hier en daar iets verkeerds doet,
maar hoofdzakelijk uit omstandigheden, die buiten den Raad
en zijn beleid liggen. Een bespreking van den algemeenen
economischen toestand en van de houding der Regeering
kan hier dus niet achterwege blijven. Men kan vragenwaarom
hebt gij dan toegestemd, U in een dergelijke dwangpositie
te begeven? In de eerste plaats waren de politieke verhoudin
gen hier zoodanig geworden, dat een geregeld, ordelijk ge
meentebestuur niet meer gevoerd kon worden zonder deel
neming van de sociaal-democraten. Doordat enkele andere
raadsleden gewoonlijk met de sociaal-democraten meestemden,
kon het College elk oogenblik voor het gevaar komen te staan,
dat zijn voorstellen verworpen werden. De sociaal-democra
tische raadsfractie meende dus, dat zij verantwoordelijk was
voor den gang van zaken en dat zij het offer moest brengen,
dat twee van haar leden in het College zitting namen. De
groote meerderheid van den Raad heeft hetzelfde standpunt
ingenomen en sprekers fractie heeft die noodzakelijkheid
aanvaard. In de tweede plaats meende de sociaal-democra
tische raadsfractie, dat mettertijd de toestand voor de ge
meentebesturen beter zal worden; het dieptepunt van de
economische depressie is bereikt. De toekomstige Regeering,
welke die ook zal zijn, zal niet dezelfde starre houding aan
nemen als deze Regeering; zij zal eenerzijds meer in de rich
ting van werkverruiming willen gaan en anderzijds ook
misschien door de betere financieele positie van het Rijk
ook meer oog hebben voor het feit, dat de gemeentebesturen,
om een goed beheer te voeren, overeenkomstig de eischen van
den tijd, de beschikking over meer geldmiddelen moeten
hebben dan op het oogenblik. De sociaal-democraten willen
dan ook in de dagelijksche leiding zitten en niet eenvoudig
behooren tot de oppositie. Zij willen zorgen, dat hun vertegen
woordigers gebruik maken van de geboden gelegenheid om
het gemeentebestuur te drijven in de richting, die zij in het
algemeen belang achten.
De sociaal-democratische fractie meent ook, dat er kans
bestaat, dat het Plan van den Arbeid althans voor een gedeelte
uitgevoerd zal worden. Zij ziet daarin een perspectief voor
het gemeentebestuur en kent geen beter middel om den
economischen toestand te verbeteren. Natuurlijk zijn aan
de uitvoering van het Plan van den Arbeid bezwaren ver
bonden, maar een beter middel heeft men niet aangegeven
en bestaat ook niet. In de landen, waar men tot op zekere
hoogte de methode van het Plan heeft gevolgd (Scandinavië
en de Yereenigde Staten) zijn niet ongunstige resultaten be
reikt.
Toen de sociaal-democraten pas hun intrede in den Raad
hadden gedaan, hebben zij inderdaad forsche voorstellen
ingediend, waarvan de uitvoering ontzaglijk groote kosten
met zich zou brengen. De economische toestand was toen
echter veel beter dan thans en het gemeentebestuur had toen
een ruimere bevoegdheid dan nu om de geldmiddelen aan de
ingezetenen te vragen. Het toenmalige College stond afwijzend
tegenover deze voorstellen.
Enkele jaren voordat de sociaal-democraten hun intrede
in het College deden, was de economische toestand ongunstig,
maar nog niet zoo ongunstig als hij nu is; het gemeentebe
stuur kon moeilijk aan de noodige geldmiddelen komen,
maar toch nog niet zoo moeilijk als nu. Ook toen hebben de
sociaal-democraten verschillende voorstellen gedaan, waarvan
de uitvoering zeer moeilijk te bekostigen zou zijn geweest.
De sociaal-democratische fractie achtte het haar plicht, die
voorstellen te doen en spreker neemt dit nog volkomen voor
zijn verantwoording. Zij kon toen niet anders handelen en
heeft daaraan ook goed gedaan.
Spreker erkent, dat ook toen de dwangpositie voor een
belangrijk gedeelte bestond, maar de leden van het toenmalige
College hadden zelf haar voor een groot gedeelte in het leven
geroepen. Men kon n.l. wel beweren, dat alles het gevolg
was van de houding en de tactiek van de Regeering, maar
dezelfde raadsleden, die zich daarop beriepen, hadden buiten
den Raad medegewerkt aan de totstandkoming van die
Regeering en trachtten de Regeeringspolitiekterechtvaardigen.
De sociaal-democratische fractie, aannemende, dat de
Regeering de groote moeilijkheden veroorzaakte, heeft
herhaaldelijk voorgesteld, dat het Leidsche gemeentebestuur
zich in verbinding zou stellen met andere gemeentebesturen
om te trachten door gezamenlijk optreden naar buiten de
Regeering aan het verstand te brengen, dat het niet langer
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen,
(van Eek e.a.)
ging, zooals zij het wilde. Een dergelijke handeling zal minder
vruchten afwerpen, als zij verricht wordt door een College,
waarin ook sociaal-democrateii zitten, dan indien zij verricht
wordt door gemeentebesturen, die geheel uit aanhangers
van de Regeering samengesteld zijn.
De sociaal-democratische fractie stond daarbij tegenover
bestuurders, die zelfs geen poging wilden doen om de Regeering
tot het aannemen van een andere houding te bewegen en
meende daarom haar voorstellen te moeten handhaven om
daardoor 1°. degenen, die weigerden een stap te doen tot ver
betering van de financieele positie der gemeente, de verant
woordelijkheid voor die positie te laten dragen en 2°. hen te
dwingen er stelling tegen te nemen. Ook dezen verkeerden
in een dwangpositie, maar het maakt een groot verschil of
men zich er bij neerlegt dan wel zich er tegen verzetDe sociaal
democraten willen niet met gekruiste armen gaan staan tegen
over den nood, maar de bestuurders, die in staat waren,
daarin verandering te brengen, hebben zich absoluut neerge
legd bij een dergelijke verderfelijke houding van de Regeering.
De Regeering verkeerde niet in een financieel gunstige
positie, maar zij kon het geld halen, waar het zat.
Spreker heeft nooit gezegd, dat men bij het bestaande be
lastingstelsel ook in Leiden het geld kon halen, waar het zat.
Dat kan spreker niet gezegd hebben. Dan moet men spreker
dit maar eens aanwijzen.
De heer Wilbrink zegt, dat het zeker is, dat de heer van
Eek gezegd heeft: dan moet men het maar halen daar waar
het is.
De heer van Eek heeft onder het tegenwoordig belasting
stelsel dat nooit gezegd; dat bestrijdt hij. Dat kon vroeger
wel, toen de financieele verhoudingen anders waren, maar
nu niet. Anders zou spreker ook niet geaarzeld hebben te
komen met een voorstel tot belastingverhooging. Wanneer
men echter thans de belasting verhoogt, treft men de ge
goeden, maar tegelijkertijd de minder gegoeden.
De heer Wilmer zegt, dat dat altijd zoo geweest is.
De heer van Eek: Tot op zekere hoogte wel, maar niet
in die mate.
De heer Goslinga: En de vermogensbelasting dan? Die is
toch door spreker verhoogd!
De heer van Eek zegt, dat men die toch niet verder kan
opvoeren.
De heer Goslinga zegt, dat men er nog 10 opcenten aan
kan toevoegen, tot in totaal 50 opcenten.
De heer Verweij zal dit ook wel doen als het noodig is.
De heer van Eek heeft onder de tegenwoordige financieele
verhoudingen nooit dat standpunt ingenomen. Spreker vindt
het zeer vreemd, dat de heer Goslinga wel weet de middelen;
om de gegoeden te treffen, maar het niet doet omdat hij in
oppositie is. De Regeering is wel bij machte de gegoeden te
treffen; indien de Regeering anders handelde, was het niet
noodig, dat de gemeentebesturen in die mate geknauwd worden
door den geldnood. Men heeft gezegd: als de sociaal-demo
craten in het College treden, gebeurt er een van tweeën: of
er komt een débacle, of zij zullen in hooge mate hun eigen
menschen teleurstellen. De débacle is uitgebleven, en een
eventueele teleurstelling over de politiek der sociaal-demo
craten kan pas blijken bij de verkiezingen; dan zal het oordeel
over de sociaal-democraten wel geveld worden. Een aan
wijzing, voor het feit, dat de Leidsche arbeidersklasse niet
ongunstig oordeelt over en niet teleurgesteld is door de deel
neming der sociaal-democraten aan het dagelijksch bestuur,
zooals men hier in den Raad meent, is gelegen in het feit,
dat in de laatste 10 dagen door de huisbezoekers der S.D.A.P.
2000 nieuwe abonné's voor de Vooruit zijn gewonnen; gezien
het nauwe verband tusschen het oordeel over de sociaal
democratische pers en dat over de S.D.A.P. zou het on
mogelijk zijn geweest een dergelijk aantal nieuwe abonné's
voor de Vooruit te winnen, indien men in breede kringen in
de Leidsche arbeidersklasse ontevreden was over de houding
der sociaal-democraten in den Raad. Bij de aanstaande
Kamerverkiezingen kan echter het bewijs pas geleverd wor
den; maar de S.D.A.P. ziet die verkiezingen met vertrouwen
tegemoet. Dit onderzoek door de huisbezoekers heeft echter
bewezen, dat de arbeiders de sociaal-democraten begrijpen
en hun politiek vertrouwen, dat de arbeiders weten dat de
sociaal-democraten doen wat zij kunnen, maar dat zij op het
t«$