86
DONDERDAG 25 FEBRUARI 1937.
Gcmeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Voorzitter e.a.)
De verbetering van de Schrijversbrug zal, naar spreker
hoopt, spoedig bij Gemeentewerken aan de orde gesteld
worden. De technici zijn echter thans op de teekenzaal
geheel met werk bezet, terwijl de aanstelling van meer
technici feitelijk niet voldoende gerechtvaardigd zou kunnen
worden.
De verbetering van de bestrating van het Utrechtsche
Veer zal worden opgenomen in het werkprogramma, dat na
de vaststelling van de begrooting wordt opgemaakt.
Spreker vermoedt, dat de heer Lombert tevredengesteld
is in zake het gebruik van briefpapier, dat van den voor-
maligen dienst van Bouw- en Woningtoezicht afkomstig is.
Ook spreker vindt de kosten van het in orde brengen van
de Raadzaal niet laag. Men heeft daarvoor 4 arbeiders
noodig, die respectievelijk 9, 9, 5 en 7 uur werken en 0.75
per uur verdienen. Na de Raadsvergadering moet het mate
riaal uit de zaal verwijderd worden. De werkzaamheden
worden ten deele op moeilijke uren uitgevoerd. Spreker zal
overwegen, of het mogelijk is de kosten te verminderen door
het werk aan een ander uit te besteden.
De Wegenwet kan niet worden toegepast ten aanzien van
de Rijn- en Schiekade, waarover de heer van Rosmalen
sprak; zij kan alleen worden toegepast, wanneer het betreft
wegen, die in particulier bezit zijn.
De heer Wilbrink zegt, dat de heer van Rosmalen, die thans
niet aanwezig is, de Rijn- en Schiekade verward heeft met de
particuliere wegen, waarover hij vroeger gesproken heeft,
maar thans bedoeld heeft: de Reitzstraat en de Waldeck -
Pyrmontstraat.
De Voorzitter zegt, dat het College herhaaldelijk pogingen
aangewend heeft, om den toestand aan de Rijn- en Schiekade
in orde te krijgen, maar dit is steeds afgestuit op verzet van
verschillende eigenaren, die niet willen medewerken. Het
College wil dit punt nog wel eens aan de orde stellen en zien
of er iets aan te doen is; de medewerking van de bewoners
is zoo uitermate gering geweest, dat het College het heeft
moeten opgeven. Men stelde zeer zware en onvervulbare
eischen.
De heer van Rosmalen bepleitte verhooging van het loon
van den exploitant van het overzetveer Groenhovenstraat—-
Rijn- en Schiekade. Daarmede vergist de heer van Rosmalen
zichdie exploitant krijgt niet een loon, hij is niet in dienst
van de gemeente; hij heeft een eigen onderneming, waarin
hij een subsidie van de gemeente krijgt. Er is dus geen aan
leiding het loon te verboogen.
Wat betreft de rede van den heer Schiiller, spreker betreurt
het, dat deze altijd op dien toon tegen het College spreekt.
Spreker heeft den heer Schiiller al eens gevraagd, dien toon
te veranderen, maar dat schijnt hem aangeboren te zijn.
Spreker betreurt dien toon, omdat hij vreest, dat daardoor
de successen, die de heer Schiiller in den Raad bereikt, niet
groot zijn en niet evenredig aan de moeite, die hij zich altijd
voor de zaken geeft. Toch is bij den heer Schüller wel een
zekere vooruitgang te bespeuren, want bij de begrooting
voor 1935 had hij 2 uren noodig, bij de begrooting voor 1936
11 uur en bij deze begrooting 1 uur, om den Raad en het
College duidelijk te maken, dat de directies van de betrokken
bedrijven en het College niets weten, niets goed doen, niet
ijverig en dom zijn, maar dat alleen hij zelf het wel goed
begrijpt en inziet. Spreker vreest spreker bedoelt dit niet
als onaangenaamheid tegenover hem dat het persoonlijk
element bij den heer Schüller altijd een groote rol speelt en
dat hij zich zelf daardoor kwaad doet. De heer Schüller trekt
nogal eens te velde tegen de directies van de bedrijven en
ook wel tegen ambtenaren, die hij niet goed vindt, maar
dan moet hij er zich niet over verwonderen, dat hij niet
altijd au sérieux genomen wordt, wegens den persoonlijken
ondergrond, die altijd in zijn critiek zit. Het is toch niet
prettig voor de directeuren van de bedrijven, wanneer zij
hier in den Raad keer op keer beticht worden van zaken,
die voor hen niet aangenaam zijn, waartegen zij zich hier
niet verdedigen kunnen, waaromtrent zij zelf niet in de
gelegenheid zijn zich tegenover het publiek te verantwoorden,
al verzuimt het College, waaraan zij dit overlaten, natuurlijk
niet de gelegenheid om daarvan het zijne te zeggen. Dit
maakt de verhoudingen niet zoo prettig. De bespreking van
die zaken, de uitoefening van critiek op die directeuren zou
eigenlijk uitsluitend moeten geschieden in de Commissie van
Fabricage.
De heer Schüller is met zijn voorstellen dezen keer niet
gelukkig geweest. In de eerste plaats noemt spreker de
motie-Schüller tot instelling van een gemeentelijk bureau
voor werkverruiming (No. 14). Het is eigenaardig met deze
motiespreker heeft groote moeilijkheden gehad om te weten
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Voorzitter.)
hoe hij zijn standpunt in dezen zou verdedigen; hij had zich
daarop gepraepareerd en toen de heer Schüller die motie
verdedigd had, was het betoog van spreker er glad naast,
omdat de heer Schüller iets anders bleek te bedoelen dan
spreker er in had kunnen zien. De heer Schüller bracht het
n.l., terecht, in verband met de quaestie van de contact
commissies (voorstel-Wilmer c.s. No. 7 nieuw) en spreker had
den indruk, dat de heer Schüller een gemeentelijk bureau
wenschte, b.v. aan Gemeentewerken. De heer van Stralen,
die ook over deze zaak sprak, heeft daarop echter een geheel
ander licht geworpen, dat veel meer paste in sprekers voor
stelling van zaken. In elk geval komt deze motie voort uit
eenzelfde gedachtensfeer. De motie is voor het College on
aanvaardbaar. De heer van Stralen heeft zeer scherp en
duidelijk zijn bedoeling uiteengezet, n.l. een bureau, dat
werkzaam zal zijn om alle mogelijke werken te bedenken,
maar ook om zich voor te bereiden om vele werken uit te
voeren, wanneer de Zilvervloot door Piet Hein nogmaals
veroverd zal zijn en hier binnenstoomt, in den vorm van een
hem meer welgevalligen Minister; dan moet men klaar zijn
om alles uit te voerendaarvoor wenscht de heer van Stralen
een apart bureau. Dit kan zijn een bureau, alleen om werken
te bedenken en voor te bereiden, voorzoover dat zonder veel
kosten mogelijk is, maar men kan zich ook voorstellen een
bureau, dat de plannen ontwerpt en uitvoert, maar dan
treedt men op een gebied, dat in Leiden al voldoende voorzien
is; dan gaat men een tweede Bureau van Gemeentewerken
oprichten, met ingenieurs, enz., hetgeen aanzienlijke kosten
meebrengt. Dan komt er toch een groote verwarring voor
het gemeentebestuur; het kan toch nooit de bedoeling zijn,
twee instellingen naast elkaar te hebben, die hetzelfde soort
werk doen. Dat is niet mogelijk. Men kan zich niet denken,
dat er één bureau is, dat een groot plan zou uitwerken, b.v.
een tunnel aan den Rijnsburgerweg, zonder dat Gemeente
werken daarin gekend is. De heer van Stralen wil dan ook
aan het hoofd van dat bureau hebben een commissie, waarin
niet minder dan drie Wethouders zitting moeten hebben.
Spreker vindt dit een motie van wantrouwen van den heer
van Stralen tegenover den Wethouder van Openbare Werken;
spreker kan die afdeeling zelf best beheeren, en heeft geen
toezienden voogd noodig. Zoo heeft de heer van Stralen het
natuurlijk niet bedoeld, maar spreker vreest, dat de betrokken
Wethouder dat wel zoo zou gevoelen. De Wethouder van
Fabricage is volmaakt in staat om dit zelf te beheerschen.
Het is veel beter, dat dergelijke zaken onder eenhoofdige
leiding worden behandeld. De heeren van Stralen en Schüller
vergeten, dat de gemeente ook hier gebonden is aan de
financieele en economische mogelijkheden.
Er gebeurt op dat gebied veel en in vergelijking met tal
van andere gemeenten verkeert Leiden in dit opzicht in
een gunstige positie; het heeft althans niet te klagen.
De heer van Stralen wil voor de samenstelling van een
lijst van werken, die zouden moeten worden uitgevoerd, een
bureau inrichten. Dat is niet noodig, want de Raad en het
College kunnen het zelf wel doen, maar het is niet mogelijk
de werken, waarvan de uitvoering wenschelijk is, aan te
pakken. De heer van Stralen wenscht dus eigenlijk niets
anders dan de illusie te wekken, dat allerlei werken zullen
kunnen worden uitgevoerd. Men heeft daarvoor de middelen
en het personeel niet. De aanstelling van het noodige per
soneel zou te zware kosten met zich brengen dan dat men
er over zou kunnen denken. Wellicht ziet de heer van Stralen
hierin een poging om het Plan van den Arbeid gedeeltelijk
voor Leiden uit te voeren.
Wanneer de heer van Stralen zegt, dat er harder gewerkt
en meer aangepakt moet worden, kan dit den indruk wekken,
dat bij den Dienst van Gemeentewerken en de diensten,
welke daarmede in verband staan, grootere activiteit zou
moeten heerschen. Die indruk zou verkeerd zijn, want de
resultaten zijn in Leiden zeer gunstig. Er is dan ook niet
de minste reden om dit voorstel aan te nemen. Het zijn
woorden en het zijn geen daden, op grond waarvan de werk-
loozen eenige hoop kunnen koesteren. Het voorstel belooft
steenen in plaats van brood.
Het College is zelfs niet bereid dit voorstel om praeadvies
te nemen.
De heer Schüller was ook met de indiening van zijn voorstel
inzake de uitvoering van eenige openbare werken (No. 13)
niet zoo gelukkig, maar hij kon weten, dat het uitbreidings
plan op dit punt nog niet in kannen en kruiken is, zoodat
men nog geen voorstellen dienaangaande kon doen. De heer
Schüller heeft zijn voorstel aanzienlijk verbeterd (No. 13
nieuw) door het voorstel inzake den bouw van een brug over
de Haarlemmertrekvaart terug te nemen.
Het College is van oordeel, dat men wel ten aanzien van
de demping van het Levendaal, maar niet met betrekking