DONDERDAG 25 FEBRUARI 1937. 85 Voortzetting van de gesehorste openbare vergadering van 22 Februari 1937 op Donderdag 25 Februari 1937, des namiddags te 2 uur. Afwezig is de heer Splinter; er is één vacature. Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de begrooting. De Voorzitter zet zijn rede voort en zegt, dat inderdaad wanneer door de verleening van de vergunning tot exploitatie van een ringlijn aan de Eltax de stadstramlijn zou ver dwijnen, daardoor de Lichtfabrieken een goeden klant voor een deel zouden verliezen. Deze zaak moet echter bezien worden uit het juiste oogpuntzaken van verkeersregeling moeten niet bezien worden uit een oogpunt van de belangen van de Lichtfabrieken. Gelukkig zijn de verhoudingen met de N.Z.H.T.M. goed en zakelijk; de N.Z.H.T.M. is afneemster voor een zóó groot net, n.l. van de Centrale naar Katwijk, Noord wijk, Heemstede en Veur dat de stroom, benoodigd voor het stadslijntje, niet zulk een belangrijken factor uit maakt. Intusschen wordt onderhandeld over verlenging van de loopende contracten. De heer Groeneveld vraagt openbare concerten. Het College heeft nog geen verzoek omsubsidie gekregen van den Bond van Harmonie Gezelschappen; het zal afwachten of dit inkomt en dan twijfelt spreker niet of de gemeente zal daartoe overgaan. Een post daarvoor op de begrooting uit te trekken, acht spreker echter overbodig, want er is een post, waaruit dit betaald kan worden, n.l. die voor volks feesten. Daaruit kunnen dus betaald worden de concerten, die het College vermoedelijk zal overeenkomen met den Bond van Harmoniegezelschappen; bij eventueele overschrijding zal het College met voorstellen in den Raad komen en het volgend jaar zoo noodig den post wat ruimer ramen. Het College acht echter geen reden aanwezig, daarvoor een specialen post op de begrooting uit te trekken. Thans de politie. De heer Lombert is niet tevreden over de verkeersagenten. Spreker is wel tevreden over hen, maar als de heer Lombert spreker zegt wat zij verkeerd doen, dan zal spreker zich beijveren hun de ontbrekende kennis bij te brengen. Misschien wil de heer Lombert zelf een voor dracht voor hen houden. De rechtspositie van het politiepersoneel, en daarin op genomen de quaestie van de brandweerpremies, zal spoedig in den Raad aan de orde komen. Inmiddels wordt de premie regeling voor de agenten reeds toegepast, zooals die door het College voorgesteld is. Inzake de bevordering van de agenten tweede klasse tot agent eerste klasse, hoewel zij niet voldoen aan de daarvoor gestelde eischen, zegt spreker, dat de heer van der Voort dezen vergelijkt met de brandwachts, die allen in het corps opgenomen zijn als agent eerste klasse. De reden daarvan is deze, dat men hen hetzelfde salaris wilde laten behouden; daartoe moest men hen in die groep onderbrengen. Daarbij kon men aan hen natuurlijk niet die eischen stellen, die men voor politie-agenten pleegt te stellen, n.l. een behoorlijke theoretische kennis van de steeds ingewikkelder wordende politietaak. Nu hebben de agenten tweede klasse die kennis niet; inzoover zijn zij minder nuttig voor den dienst; men mag hen niet vergelijken met de vroegere brandwachts, maar wel met de agenten, die zich die kennis hebben ver worven en die door hun benoeming tot agent eerste klasse daarvoor een zekere belooning krijgen. Daarop kunnen de andere agenten geen aanspraak makenzij zouden dat kunnen doen indien de salarieering als agent tweede klas ongunstig was, maar dat is niet zoo; dat salaris is voor de diensten, die zij bewijzen, voldoende. Het salaris bedraagt 29. waarbij nog komen hooge kindertoelage, brandweerpremie en dergelijke. Men behoeft dus niet al te meewarig te worden, zooals de heer van der Voort deed; het is jammer voor hen, dat zij het diploma niet kunnen behalen, maar het is geen goede grond om hen toch te bevorderen, wanneer anderen het wel kunnen. De heer van der Voort, die hier altijd op treedt in het belang van het personeel, moet voorzichtig zijn en zich realiseeren, dat hij hier ook zit om te letten op het gemeentebelang; hij moet niet zoo eenzijdig worden, dat hij de belangen van de gemeente ondergeschikt maakt aan de belangen van het personeel, zooals hij die ziet. Spreker is bereid den door den heer van der Voort gevraagden cursus voor de agenten tweede klasse in het leven te roepen. Komende tot de afdeeling Fabricage verheugt het spreker den Raad te kunnen mededeelen, dat de toestand van den heer Splinter dermate vooruitgaande is, dat de doktoren alle hoop hebben, dat hij binnen niet al te langen tijd weerde oude zal zijn. Spreker weet, dat ook de Raadsleden zich daarover verheugen; spreker zelf zal zich ook van harte Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Voorzitter.) verheugen, wanneer het College en de Raad weer van zijn deskundige adviezen kunnen profiteeren. Spreker zal trachten in zijn geest de zaken, Fabricage betreffende, te verdedigen. Vele Raadsleden hebben gesproken over werkverruiming en over uitvoering van werken door de gemeente, die men ziet als het middel tot bestrijding van de werkloosheid. Toch mag men hiervan niet alles verwachten. Door werkverruiming wordt in dit opzicht niet zoo heel veel bereikt in de practijk. Spreker heeft zich nog eens op de hoogte gesteld, hoe het gaat met de goedbedoelde pogingen van de Regeering door instelling van het Werkfonds. Uit de informaties, die spreker omstreeks 12 Februari j.l. heeft ingewonnen, bleek, dat bij de werken, die uitgevoerd werden met de hulp van het Werkfonds, toen arbeidden: op de bouwplaats 2800 werklieden, in fabrieken, voor zoover zij indirect aan deze werken deelnamen, eveneens 2800 werklieden en bij de werken, die in werkverschaffing werden uitgevoerd en materialen leverden voor eerstbedoelde werken, 1500 werklieden. De waarde van de bestekken bedroeg: van de werken op de bouwplaats 22 millioen en van de werken, die uitgevoerd werden in werkverschaffing 11 millioen. Het totale aantal werklieden (7100), dat met een bedrag van 33 millioen aan het werk gezet kan worden, is dus teleurstellend klein. Sommige van deze werken duren 1 of 2 jaar; de meeste duren niet langer, maar wel zijn er werken, die reeds binnen dien tijd gereed zijn. Men moet er rekening mede houden, dat tegenover elk bedrag van een millioen, dat nu voor werken zou wordèn uitgegeven, een uitgave van 50.000.per jaar gedurende 40 jaar staat. Bij den voortdurenden aandrang om meer werken te doen uitvoeren, moet men ook aan deze gevolgen denken. De heer Manders heeft een vraag gesteld omtrent het praeadvies, dat op een van zijn voorstellen zou zijn toegezegd. De heer Manders heeft bij de behandeling van de begrooting voor het jaar 1931 eenige voorstellen ingediend (Handelingen 1931, bl. 13), waarin allerlei middelen tot vermindering van de werkloosheid waren aangegeven. Deze voorstellen zijn gesteld in handen van het College om praeadvies. Het College heeft 27 Juni 1931 (Ingekomen Stukken 1931, No. 162) het praeadvies uitgebracht, dat 28 September 1931 door den Raad werd behandeld, in welke vergadering de heer Manders zijn voorstellen introk en een nieuw voorstel indiende (Hande lingen 1931, bl. 354), waarin hij eigenlijk vooruitliep op de instelling van een meer-werk-commissie. De Raad heeft dit voorstel niet aangenomen, maar heeft het debat daarover op verzoek van spreker gestaakt, met de wetenschap, dat dit binnen korten tijd en dan waarschijnlijk beter voorbereid hervat zou kunnen worden. Bij de behandeling van de begrooting voor 1932 diende de heer Knuttel een voorstel in zake invoering van den 7-urendag zonder vermindering van weekloon in (Handelingen 1931, bl. 443), voor welk voorstel de heer Manders zeide zeer veel sympathie te gevoelen, maar dat met 33 tegen 2 stemmen (die van de heeren Manders en Knuttel) verworpen werd (Handelingen 1931, bl. 545). Het College zal zijn aandacht blijven geven aan de werken, die bijdragen tot verfraaiing van de stad, maar zal de nood zakelijkheid en het nut van de werken hierbij niet mogen achterstellen. De heer Wilmer zal dan ook wel begrijpen, dat het onverstandig zou zijn den aanleg van een park te kiezen, indien men uit een smalle beurs moet leven en de keuze heeft tusschen den aanleg van een park en den aanleg van een centrale rioleering. Spreker zelf is zeer geporteerd voor de verfraaiing van de stad. Er zijn bijv. zeer sympathieke plannen tot verbetering van het Pieterskerkhof en het Gravensteen. De heer Goslinga heeft terecht opgemerkt, dat de werk zaamheden aan de Neksluisbrug last voor de omwonenden hebben veroorzaakt. Daaraan valt echter niet veel te doen. Een werk als dit wordt bij openbare inschrijving aanbesteed. De aannemers kunnen daarbij slechts met een zeer beperkte winstmarge rekenen. Met het oog op regenverzuim en uit gaven, die niet direct economisch voor de aannemers zijn, zorgt men, dat zoo min mogelijk arbeiders tegelijkertijd werken. Er wordt wel op gelet, dat men den opleverings termijn in acht neemt, maar het komt ook voor zooals in dit speciale geval dat deze termijn overschreden wordt. Bij deze werkzaamheden hebben drie niet te voorzien zijnde doorbrekingen van de afdamming van de rioolsleuf plaats gehad; men had ook moeilijkheden door de aanwezigheid van een waterleidingbuis, die verlegd moest worden. Het werk zal daardoor eenige weken later klaar zijn dan eigenlijk voorgeschreven is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 1