102 DONDERDAG 25 FEBRUARI 1937. Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Beekenkamp e.a.) De heer Beekenkamp vraagt, hoeveel sociaal-democraten zitting hebben in het College van Burgemeester en Wet houders van Amsterdam. De heer Sehüller zegt, dat hem van het bestaan van een minderheid in het college van Burgemeester en Wet houders van Amsterdam te dezer zake niets is gebleken; had deze minderheid wel bestaan, dan zou daarvan zeker in de nota gewag zijn gemaakt. De anti-revolutionnaire burgemeester van Amsterdam heeft dus zijn sanctie aan deze nota gegeven. In deze nota is de samenstelling van de Amsterdamsche commissie omschreven en zijn uitvoerig de werken vermeld, welke het bureau onder handen heeft genomen, waarbij tevens is vermeld, wanneer Burgemeester en Wethouders van Amsterdam de werken denken uit te voeren en hoe de technische en financieele uitwerking van de plannen zal ge schieden. Wat in Amsterdam kan, is ook mogelijk in Leiden. Volgens den Voorzitter zouden de werkloozen bij aan neming van deze motie steenen voor brood krijgen. Spreker kan zich echter niet voorstellen, dat de anti-revolutionnaire burgemeester de Vlugt den inwoners van Amsterdam steenen voor brood zou willen gevenwel blijkt, dat deze burgemeester dit stuk werk, dat moeizaam is opgebouwd, voor zijn gemeente van groot belang acht. De Voorzitter zegt, dat men het in Amsterdam noemt de Meer-Werk-Commissie. Een dergelijke commissie zal ook binnenkort te Leiden ingesteld worden. Dit is echter iets anders. De heer Sehüller zegt, dat het niet anders dan nuttig kan zijn, indien het College de Meer-Werk-Commissie te Leiden ter zijde staat met een gemeentelijk bureau voor werk verruiming. In Leiden zijn verschillende belangen te dienen, al zijn zij dan ook van minderen omvang en van andere soort dan de belangen, die men in Amsterdam heeft te behartigen. Spreker begrijpt dan ook niet, dat men den sociaal-democraten te Leiden verwijt steenen voor brood te willen geven, indien zij wenschen, dat te Leiden ook gedaan zal worden, wat men te Amsterdam heeft gedaan. Daarom dringt spreker er ten sterkste op aan, dat zijn motie (No. 14) van die strekking door het College om praeadvies genomen wordt; dan kan het College deze zaak eens rustig bekijken en daarvan de voor- en nadeelen uiteenzetten en dan kan de Raad daarover rustig een bespreking houden, rustiger dan nu; bij de algemeene beschouwingen over de begrooting komt een dergelijk belangrijk onderwerp niet tot zijn recht. Spreker begrijpt niet, dat de Voorzitter een inkomsten- vermindering voor de straatmakers van 1.60 per week, de z.g. „franje" niet erg vindt, maar een huurverlaging van 0.25 per week wel verschrikkelijk en kolossaal vindt. Wat verstaat de Voorzitter dan onder loonsverlaging als hij een inkomstenvermindering met 1.60 per week afschaffing van „franje" noemt? Spreker is in tegenstelling met den Voor zitter van meening, dat deze zaak, alvorens ze in den Raad komt, een punt van bespreking moest uitmaken in de Com missie van Fabricage. In art. 14 van het Reglement voor de dienstcommissies staat uitdrukkelijk, dat deze worden in gesteld ter voorlichting van Burgemeester en Wethouders en van de hoofden der diensttakken betreffende de bijzondere arbeids- en dienstvoorwaarden van het personeel van die diensttakken in den ruimsten zin des woords. Deze zaak had dus in de dienstcommissie behandeld behooren te worden, zooals voorheen ook altijd gebeurd is bij loonsverlaging, in welken vorm ook, van de straatmakers of de plantsoen arbeiders. Thans is dit niet geschied. Hier heeft het College de verordening overtreden; deze zaak had zeker in de dienst commissie besproken moeten worden. Een vermindering met 1.60 per week is zeker niet afschaffing van franje, maar een zeer ingrijpende loonsverlaging. De Voorzitter heeft met het woord „franje" bedoeld iets extra's boven het loon, waarop men echter geen aanspraak kan maken. Deze loonen zijn niet zoo slecht. De heer Sehüller zegt, dat de Voorzitter niet is ingegaan op de kern van zijn betoog over den Reinigingsdienst. Een Raadslid kan niet zeggen, dat de ramingen van de begrooting voor een bepaald jaar te hoog zijn, indien hij naast de begrooting niet de rekening over dat jaar kan leggen. De rekening over het jaar 1936 is nog niet verschenen. De Voorzitter merkt op, dat de rekening van den Reinigings- Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Voorzitter e.a.) dienst over de eerste helft van het jaar 1936 wel is verschenen. De heer Sehüller heeft zijn betoog gebaseerd op de reke ningen en de begrootingen, welke hem bekend waren en allen Raadsleden bekend kunnen zijn, n.l. die over de jaren 1934 en 1935. De Voorzitter vraagt, of de heer Sehüller niet bekend was met den uitslag van de eerste helft van het jaar 1936. De heer Sehüller was daarvan niet op de hoogte en weet op het oogenblik niet, of hij daarvan wel op de hoogte had kunnen zijn. De rekening 1934 is 24.045.54 lager dan de begrooting 1934 en de rekening 1935 is 10.880.92 lager dan de be grooting 1935. Spreker heeft het echter gehad over het onderdeel „onderhoud en vernieuwing van materieel en gereedschappen". Op de begrooting voor 1934 was daarvoor uitgetrokken 19.662.50; de rekening 1934 was 11.916.41 of 7.746.09 minder. De Voorzitter merkt op, dat de heer Sehüller over de benzine gesproken heeft. De heer Sehüller zegt, dat de benzine ook onder dit onder deel valt. De begrooting voor 1935 vroeg voor dit onderdeel 15.525.de rekening over 1935 vermeldt voor dit onder deel 10.450.17 of 5.074.83 minder. De Voorzitter zegt, dat volgens zijn aanteekeningen de heer Sehüller alleen over de benzine heeft gesproken, waarom spreker alleen op dat punt is ingegaan. De heer Sehüller heeft ook in de Commissie van Fabricage er de aandacht op gevestigd, dat een post van 15.525. 5.074.83 te hoog was geraamd. In de notulen der Commissie staat duidelijk, dat spreker deze opmerking heeft gemaakt, maar de Directeur daarop geen antwoord heeft gegeven. Spreker behandelt dus geen zaken in het openbaar, welke hij van te voren niet in de Commissie heeft besproken. De opmerkingen, welke spreker in de secties heeft gemaakt en die in het sectie-verslag zijn opgenomen, hebben blijkbaar ten gevolge gehad, dat er bezuinigd is geworden. Over sprekers voorstel in zake de demping van het Leven daal en de verlaging en verbreeding van de Jan van Goyen- brug (No. 13 nieuw) hebben de heeren Goslinga en Beeken kamp zich eenige schampere opmerkingen veroorloofd, maar daarmede hebben zij het debat op een zeer laag peil gebracht. Vroeger beklaagde de heer Goslinga zich er over, dat de Raadsleden voorstellen indienden, welke niet waren te overzien. Nu de sociaal-democraten een voorstel indienen, dat wel te overzien is (wel is waar zal men voor de demping van het Levendaal de ramingen opnieuw moeten vaststellen, maar de teekening is kant en klaar), zegt men, dat zij zich belachelijk maken en veroorlooft men zich een dergelijke uitdrukking tegenover een fractie, die ernstig in het belang van de gemeente wenscht mede te werken aan de bestrijding van de werkloosheid. Ten aanzien van sprekers motie in zake de uitbreiding van het bestuur van de Gemeentelijke Woningstichting (No. 12) heeft de Voorzitter gezegd, dat het altijd nog beter is in het bestuur van een woningstichting belangstellenden te hebben dan belanghebbenden. De Voorzitter merkt op, dat de heer Sehüller zich grondig vergist. Spreker heeft deze opmerking gemaakt bij de be spreking van de vraag, of de saneeringsplannen zullen worden gesteld in handen van de Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werkmanswoningen dan wel in handen van de woningbouwvereenigingen. De tegenstelling is juist, dat de Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werk manswoningen een vereeniging van belangstellenden is, terwijl de woningbouwvereenigingen bestaan uit belanghebbenden. De heer Sehüller zal later op deze zaak terugkomen. Spreker blijft van meening, dat de opneming van een bewoner in het bestuur van de Gemeentelijke Woningstichting ook in het belang van de gemeente kan zijn. Volgens den Voor zitter vertegenwoordigt een bewoner niemand, maar ook toen verzocht werd een bewoner van het Kooikwartier, lid van de huurdersvereeniging „De Kooi", een vereeniging van belangstellenden, in het bestuur der Woningbouwvereeniging op te nemen, heeft het College zich daartegen verzet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 18