100
DONDEBDAG 25
FEBBUABI 1937.
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Hessing e.a.)
De heer Hessing zegt, dat de N.Z.H.T.M. toen heeft gegeven
een uitvoerige uiteenzetting van het verkeer in Leiden, zooals
deze maatschappij het zich in de toekomst dacht. Daarna
heeft de N.Z.H.T.M. voorstellen ingediend.
De Voorzitter merkt op, dat deze voorstellen totaal onaan
vaardbaar waren, omdat er voorwaarden aan waren ver
bonden, die onmogelijk waren.
De heer Hessing vindt deze voorwaarden nog niet zoo
onmogelijk.
De Eltax heeft evenmin spontaan aangeboden, verbin
dingen met het Kooipark en het Morschwegkwartier in het
leven te roepen.
De Voorzitter zegt, dat het College dit ook niet gevraagd
heeft.
De heer Hessing betoogt, dat het juist wel de taak van het
College ware geweest, dit te vragen. Juist deze stadswijken
schreeuwen om een verbinding met de binnenstad.
De Eltax heeft zeer spontaan lijnen opgeheven, toen zij
bemerkte, dat zij verliesgevend waren. Nu wil de Eltax de
exploitatie van haar ringlijn meer loonend maken door in
deze lijn een gedeelte van het door de IST.Z.H.T.M. geëxploi
teerde traject te betrekken. Het College is op deze aanbieding
ingegaan. Eerder had het in de lijn van het College gelegen
de vergunning te verleenen voor de route Bijnsburgersingel
KooiparkZijlsingelHooge Bijndijk.
De Voorzitter zegt, dat daarvoor vergunning niet gevraagd
werd, ook niet door de Eltax.
De heer Hessing: Natuurlijk niet! Het had op den weg
van het College gelegen bij de onderhandelingen die toe
zegging te vragen, want het gaat om het belang van het
verkeer. Weliswaar heeft de Eltax in 1934 de gemeente een
voordeel bezorgd van 8.000.door de exploitatie van
„Stadsverkeer" over te nemen, maar het kan toch niet in
de bedoeling van het College liggen de Eltax thans tegemoet
te komen ten koste van de N.Z.H.T.M. Spreker wijst op een
inconsequentie: op 7 Februari 1935 wijst het College de
straten aan, waarop het voor bestuurders van motorrijtuigen
verboden is al of niet tegen betaling reizigers op te nemen,
waarmede het volkomen terecht de N.Z.H.T.M. in bescher
ming neemt tegen concurreerende vervoermiddelen, maar
twee jaren later laat het College dit begin van ordening
geheel en al los en geeft het concessie aan een concurreerend
vervoermiddel om met autobussen te rijden ten gevolge
waarvan het vervoer van de N.Z.H.T.M. geheel wordt afge
roomd. Dat de N.Z.H.T.M. niet ongeneigd was buslijnen te
exploiteeren vanaf Tuinstadwijk en Kooipark, blijkt hieruit,
dat reeds in 1933 daartoe door de N.Z.H.T.M. een aanbod
werd gedaan.
De Voorzitter vraagt hoeveel de gemeente daarvoor be
talen moest.
De heer Hessing zegt, dat men toen niet tot een vergelijk
is gekomen. Tevoren staat vast, dat wanneer men in Leiden
buslijnen wil exploiteeren, er geld bij moet. Dit is reeds
gebleken bij „Stadsverkeer". De Eltax kan het alleen doen
indien concessie verleend wordt voor wegen, die door de
N.Z.H.T.M. bestreken worden.
De Voorzitter zegt, dat het alleen ir. Burgersdijk is, die dat
denkt.
De heer Hessing zegt, dat er meer zijn, die er zoo over
denken. Het College heeft een becijfering gehad van de ver
moedelijke kosten en men kan toch aannemen, dat ten aanzien
van de verkeersmogelijkheden een bedrijf als de N.Z.H.T.M.
zeer wel weet wat het stadsverkeer kost; de N.Z.H.T.M.
heeft in Haarlem daarmede droevige ervaringen opgedaan.
Spreker heeft deze vergunning ook bestreden op grond van
art. 13, lid 3 van het Beglement „Autovervoer Personen".
De Voorzitter heeft gemakkelijk daarover heen geloopen,
maar daarin staat uitdrukkelijk, dat het gemeentebestuur
geen vergunning verleent, indien daardoor het belang van
het vervoer van personen binnen meer dan één gemeente
geschaad wordt. Dit Beglement heeft een voorgeschiedenis.
In 47 van de wet tot verlaging van de openbare uitgaven
geeft de Minister onder het hoofd „Coördinatie van het
verkeer" eenige richtlijnen aan; daarbij zegt hij dat, teneinde
te verzekeren dat redelijke bestaansvoorwaarden worden in
acht genomen en voorts dat een juiste verhouding blijft
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Hessing e.a.)
bestaan tusschen het beschikbare vervoer en de capaciteit
der openbare verkeersmiddelen, onmisbaar is een stelsel, dat
voor elke onderneming van openbaar vervoer een vergunning
of concessie vordert, van of namens de centrale Overheid.
Het doel van de vergunning of concessie is dus tweeledig:
a. redelijke bestaansvoorwaarden te verzekeren, b. te zorgen,
dat een juiste verhouding blijft bestaan tusschen het beschik
baar vervoer en de capaciteit van de verkeersmiddelen.
Het was vroeger mogelijk, dat, indien in twee gemeenten
een zelfde bedrijf een transportonderneming had gevestigd
en bovendien tusschen de beide gemeenten een verbinding
onderhield, een concurreerende onderneming in een van beide
gemeenten een concessie kreeg, waardoor het vervoer tusschen
beide gemeenten verliesgevend en daardoor onmogelijk werd
gemaakt. In het Koninklijk besluit is een verordening op
genomen, die het ontstaan van dezen toestand onmogelijk
maakt.
Het verleenen van de concessie aan de Eltax kan zelfs
schade toebrengen aan het vervoer binnen de gemeente
Leiden, want indien de N.Z.H.T.M. tot haar leedwezen er
toe zou moeten overgaan de stadslijn op te heffen, zou er
geen enkele verbinding meer zijn tusschen de binnenstad en
de wijken ten westen van den Bijnsburgeroverweg.
De Voorzitter hecht blijkbaar weinig waarde aan de op
merking, dat de N.Z.H.T.M. een belangrijke afneemster is
van electrischen stroom. Volgens den Voorzitter zal het
mindere verbruik van stroom ten gevolge van de opheffing
van de stadslijn niet van merkbaren invloed zijn op de groote
hoeveelheid stroom, welke de N.Z.H.T.M. voor haar groote
net afneemt. Op deze wijze dient men groote klanten niet
te behandelen. Men zegt nu eigenlijk: hoe meer een maat
schappij van de gemeente koopt, hoe minder belangrijk is
het of zij in meerdere of mindere mate wordt beconcurreerd.
De Voorzitter heeft die opmerking ook niet gemaakt, maar
wel gezegd, dat op de groote hoeveelheid, die de N.Z.H.T.M.
van de centrale afneemt, de hoeveelheid voor het stadsnet
van weinig beteekenis is.
De heer Hessing zegt, dat dit van niet veel beteekenis
moge zijn voor den leverancier van stroom, maar wel van
belang is voor de maatschappij.
Dit gedeelte van het net is voor de N. Z. H. T. M. wel
van belang.
De Voorzitter merkt op, dat indien hij den heer Burgers-
dijk goed begrepen heeft, het voor de N.Z.H.T.M. niet van zoo
verschrikkelijk groot belang is.
De heer Hessing houdt vol, dat het wel van groot belang
is, ook wat betreft de personeels- en kapitaalsuitgaven. De
verlegging van de trambaan van. de Hoogewoerd naar het
Levendaal kost kapitalen. Spreker heeft dan ook met groote
verwondering geluisterd naar de opmerkingen, die de heer
Goslinga dienaangaande maakte en had verwacht, dat de
heer Goslinga in dezen tijd niet zou aansporen tot verspilling
van kapitaal.
Spreker zal dan ook geen genoegen nemen met de uiteen
zetting, welke de Voorzitter gegeven heeft en acht de ver
leening van deze concessie niet in het algemeen belang, waar
om hij door de indiening van een motie den Baad in de ge
legenheid wil stellen, in dezen een uitspraak te doen.
Spreker is bereid in zijn voorstel betreffende de vestiging
van een textielschool te Leiden (No. 9.) de woorden „zoo
mogelijk in samenwerking met" te schrappen en dankt het
College voor de bereidwilligheid om het aldus gewijzigde
voorstel over te nemen.
De Voorzitter heeft naar aspecten van sprekers motie
in zake de uitvoering van onderhoudswerken in eigen beheer
(No. 10) gezocht, die spreker zelf er nog niet van bespeurd
had en daaraan ook geheel vreemd zijn. Sprekers bedoeling is,
dat indien bezuiniging kan worden verkregen door de uit
voering van onderhoudswerken in eigen beheer, deze werken
ook op die wijze moeten worden uitgevoerd. Spreker heeft
tot zijn genoegen uit de uiteenzetting van den Voorzitter
vernomen, dat in de laatste jaren steeds minder onderhouds
werken worden uitbesteed. Dit voorstel is een aansporing om
op nog intensievere wijze door te gaan. Ook volgens den heer
Wilbrink zou het niet juist zijn, onderhoudswerken door
particulieren te laten uitvoeren, terwijl het eigen personeel
op wachtgeld moet worden gesteld, gelijk thans het geval is.
Volgens den Voorzitter zouden somtijds voor uitvoering
van onderhoudswerken speciale machines noodig zijn en zou
den particulieren daarop meer zijn gespecialiseerd. Wie weet,
op welke wijze bepaalde onderhoudswerken bij de Lichtfa
brieken worden uitgevoerd, heeft van deze opmerking staan