DONDERDAG 25
FEBRUARI 1937.
99
Gemeentebegrooting Algemeenc beschouwingen.
(Goslinga c.a.)
zonder op het bijzonder bewaarschoolonderwijs bezuinigd
worden. Men adstrueert dit met deze cijfers spreker beeft
daarvan perplex gestaan het openbaar bewaarschool-
onderwijs kost 34.000.het bijzonder 62.000.er is
dus in het geheel geen gelijkstelling, van het bijzonder be
waarschoolonderwijs kan best wat af. Dat is de allernieuwste
interpretatie van bet begrip: financieele gebjkstelling, een
huiveringwekkende interpretatie. Komt het aantal leerlingen
daarbij niet in aanmerking? Is het niet zoo, dat het openbaar
bewaarschoolonderwijs 500 kinderen verzorgt en het bijzonder
bewaarschoolonderwijs 1.500? De heer Groeneveld vraagt,
of dit een goede verhouding is. Dat gaat den heer Groeneveld
niet aande menschen sturen hun kinderen er heen. Er is op
dit punt vrijheid. Maar dit is toch geen vergelijking. Een
uitgave van f 34.000.voor 500 kinderen is 68.per kind,
een uitgave van 62.000.voor 1.500 kinderen is 41.33 per
kind. En dan zegt de Wethouder: de rechterzijde is huiverig
en wil deze kat in den zak niet koopen, maar wil eerst weten
hoe die kat er verder uitziet en of ze niet verkleuren kan. Het
doet spreker genoegen, dat dit voorstel bij de overige rechtsche
partijen en naar spreker hoopt ook bij den Vrijheidsbond op
verzet stuit. Spreker heeft gezegd, dat er met hem te spreken
is over bezuiniging op het bewaarschoolonderwijs, maar hij
wil het toch zooveel mogelijk doen in den geest van de gelijk
stelling. Als men dit beginsel moet prijsgeven, dan moet het
niet op deze wijze, dat spreker uitgenoodigd wordt zijn hoofd
in den strop te steken, dien de Wethouder later zal aanhalen.
Daarvoor bedankt spreker.
Puilt 2 van volgnr. 220.
De samenvoeging van de contrölediensten van Maatschap
pelijk Hulpbetoon, Socialen Dienst en Armenraad is tenslotte
ingekrompen tot een wijziging van de begrooting van den
Armenraad, waarbij een deel van het personeel afvloeit. Had
de Wethouder den post 7.500.lager uitgetrokken, dan was
dit in orde gekomen. Volgens den Wethouder kon dit niet
meer in de begrooting verwerkt worden. Spreker is er dan
ook niet tegen, mits men dan maar goed weet, dat het geen
samenvoeging is van de contröle van de verschillende diensten,
maar een bezuiniging op de uitgaven van den Armenraad.
De Voorzitter zegt, dat het ook nooit anders gezegd is.
De heer Goslinga zegt, dat het in de stukken toch anders
staat. Spreker betwijfelt of het een bezuiniging is en of dit niet
te niet gedaan wordt door hoogere uitgaven bij andere dien
sten, maar hij wil het den Wethouder niet al te moeilijk
maken.
Wat betreft de egalisatie van wachtgelden, punt 3 van
volgnr. 220, het College heeft niet overtuigend kunnen aan-
toonen, dat dit een reëele post is, die ontvangen kan worden,
waartegenover men reëele uitgaven kan stellen. Spreker zou
niet zooveel bezwaar tegen dien post hebben, als aan den
anderen kant eenige fictieve uitgaven stonden, maar die
uitgaven zijn telkens reëel; daartegenover moeten toch ook
reëele inkomsten staanDe bezuiniging op het personeel van
de Lichtfabrieken stemt niet erg hoopvol.
De Voorzitter zegt dat die uitgaven ook wel eens fictief
blijken, soms tot 100.000.
De heer Goslinga zegt, dat de meening uitgesproken is,
dat het te veel ten koste van het lagere personeel gaat. Spreker
heeft het vroegere raadslid, wijlen den heer Kuipers eens voor
gerekend, dat de salarissen van 5.000.en hooger in totaal
nog slechts 5 van den totalen salarispost uitmaken. Wan
neer men dus op zoo'n groot personeel moet bezuinigen, kan
het niet anders of het lager personeel laat naar verhouding
meer veeren dan het hooger personeel. Als men dat niet wil,
moet men tegen dezen post stemmen.
Ook op het hoogere personeel wordt bezuinigd, maar men
moet het niet voorstellen, alsof men alles op het hoogere
personeel kan verhalen; daarvoor is er te weinig hooger
personeel. Deze bezuiniging is nog niet in kruiken en kannen
en daarom noemt spreker ze niet reëel. Dit wil niet zeggen,
dat spreker er tegen is, dat het College deze richting uitgaat.
De heer Verweij heeft erkend, dat de post van de bezui
niging, te verkrijgen door de herberekening der pensioenen,
niet te handhaven is. Waarom is de Wethouder geen stapje
verder gegaan en heeft hij dezen post niet vervangen door de
conversie-winst
Hetzelfde geldt ten aanzien van de rente van geldleeningen.
De brief van den Minister, waarover de Wethouder sprak,
was een geweldig ,,k.i.r."; de Wethouder werd daarmede de
eindelooze rietvelden van Leiden ingestuurd. Spreker ver
dedigt niet de houding van de Rijksverzekeringsbank (ze laat
hem geheel onverschillig) maar wijst er wel op, dat de Rijks-
Gemeentcbegrooting Algemeene beschouwingen.
(Goslinga e.a.)
verzekeringsbank het niet kan doen, vóór de Regeering stap
pen doet en de Regeering kan geen stappen doen, of het
kost deze geld.
De Wethouder heeft niets gezegd over de „nader te nemen
maatregelen." Wel zei hij, geen ton te kunnen bezuinigen.
Laat hij echter probeeren, zooveel mogelijk te bezuinigen.
Over bezuinigingen op de onderwijsuitgaven valt met sprekers
fractie te praten. De Raad eindigt zijn werkzaamheden niet
morgenavond, maar is bereid het geheele jaar door telkens
bijeen te komen, wanneer het College hem roept ter behande
ling van bezuinigingsvoorstellen.
Spreker wil het den Wethouder of het College niet moeilijk
maken, maar alleen rekening houden met de realiteit. De
Wethouder moet de begrooting sluitend maken met guldens,
die hij ontvangen zal; voor onvoorziene uitgaven heeft hij
een post van slechts 24.000.Het stuit spreker dermate
tegen de borst, de begrooting sluitend te maken met de posten,
die het College heeft voorgesteld, dat hij daartoe moeilijk
kan medewerken.
Sprekers fractie heeft getoond bereid te zijn in alle opzichten
met het College mede te werken, het door de moeilijkheden
heen te helpen, zooveel mogelijk de blokken op het pad van
het College weg te nemen. Het College moet echter bij de
verzorging van de gemeentelijke huishouding voor 1937 ver
vuld zijn van werkelijkheidszin.
De heer Hessing geeft namens de geheele sociaal-democra
tische fractie uiting aan een gevoel van ontstemming jegens
den Voorzitter van het College. Toen de Voorzitter de op
merkingen van den heer Schüller beantwoordde, verklaarde
hij van te voren nadrukkelijk, met zijn wijze van beant
woording den heer Schüller niet onaangenaam te willen zijn,
maar wat hij daarop liet volgen, was met deze verklaring in
flagrante tegenspraak. Het persoonlijk element, dat de Voor
zitter meende te moeten opmerken in den betoogtrant van
den heer Schüller, heeft de Voorzitter in de beantwoording
van de opmerkingen van den heer Schüller zeer sterk op den
voorgrond gebracht. Het is gewenscht, dat de Voorzitter in
den vervolge in aanmerking wil nemen, dat de heer Schüller
het gemeentebelang in den Raad ter sprake brengt, zooals
hij het ziet en waar hij zich speciaal bezighoudt met ver
schillende openbare werken kan het niet anders, of de directie
van deze werken zal hierbij ter sprake komen. Spreker is er
echter van overtuigd, dat de heer Schüller nimmer de be
doeling heeft, daarmede den betrokken ambtenaar onaan
genaam te zijn. De heer Schüller weet zeer goed, dat het
College zijn ambtenaren volledig dekt en wanneer Hij critiek
heeft op het beleid van verschillende diensten, geldt die
critiek dan ook uitsluitend het College.
De Voorzitter heeft er juist bezwaar tegen, dat dit niet
altijd uit de woorden van den heer Schüller blijkt.
De heer Hessing merkt op, dat ook uit de woorden van
den Voorzitter niet bleek, dat deze den heer Schüller niet
onaangenaam wilde zijn.
De Voorzitter zegt, dat de heer Hessing het dan verkeerd
begrepen heeft.
De heer Hessing zegt vervolgens, dat de Voorzitter vluchtig
behandeld heeft sprekers bezwaren tegen de concessie, welke
het College aan de Eltax met ingang van 1 Maart a.s. heeft
verleend. Indien spreker deze zaak ziet uit het oogpunt van
het verkeer, gelijk men volgens den Voorzitter doen moet,
is het hem onbegrijpelijk, hoe het College tot de verleening
van deze concessie is gekomen. Zij is in strijd niet alleen
met de belangen van de N.Z.H.T.M. en met de eischen, die
men tegenwoordig aan een goed geordend verkeer moet
stellen, maar ook met de belangen der gemeente.
Spreker gaat nu stilzwijgend voorbij de opmerking van
den heer Tobé, dat het in strijd zou zijn met de sociaal
democratische opvattingen, een bedrijf als de N.Z.H.T.M. in
bescherming te nemen tegen maatregelen als thans in be
spreking zijn.
Een van de bezwaren van den Voorzitter was, dat de
N.Z.H.T.M. niet spontaan met voorstellen was gekomen. Het
is nogal begrijpelijk, dat zij het niet deed. De bedoeling zou
zijn, dat de N.Z.H.T.M. spontaan zou hebben aangeboden
buslijnen in exploitatie te nemen, waarvan verlies te ver
wachten was.
De Voorzitter heeft ook gezegd, dat ook toen het College
het gevraagd had, de N.Z.H.T.M. niet kwam met eeniger-
mate aanvaardbare voorstellen.