78 WOENSDAG 24 FEBRUARI 1937. Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen, (van Stralen e.a.) sociaal-democratische Wethouders heeft gericht, zijn dan ook onverdiend. Spreker is het volkomen eens met den heer Wilmer, dat de bedragen van de uitkeeringen van Maatschappelijk Hulpbetoon aan de armlastigen te laag zijn. De Wethouder, tevens voorzitter van Maatschappelijk Hulpbetoon, heeft dan ook niet nagelaten te trachten tot verhooging van de steunnormen te komen. Zijn poging is echter mislukt, doordat de meerderheid van de desbetreffende commissie zijn voorstel heeft verworpen, zoodat er voor hem verder niets aan deze zaak te doen was. Spreker gelooft, dat het zeer ongebruikelijk is, raadsleden of Wethouders verantwoordelijk te stellen in den Raad voor uitlatingen, die zij in particuliere vergaderingen doen. Het College heeft dan ook op de door den heer Wilmer in de secties gestelde vraag geantwoord, dat het niet wist, wat de Wethouder met die uitlatingen had bedoeld. Dit wil niet zeggen, dat spreker niet bereid zou zijn, op de vraag van den heer Wilmer te antwoorden. Spreker wijst er terloops op, dat het meer voorkomt, dat bepaalde politieke personen in hun vergaderingen uitdruk kingen bezigen, waarvoor men hen later ook niet ter ver antwoording roept. Zoo is spreker uit goede bron mede gedeeld, dat b.v. de heer Donders op een politieke ver gadering de uitspraak heeft gedaan, dat de Leidsche sociaal democraten eigenlijk voor plaatsing in een concentratiekamp in aanmerking kwamen. Spreker heeft zelf het verslag van die vergadering niet gelezen. De heer Wilmer kan den heer Donders niet in de raads vergadering ter verantwoording roepen. De heer van Stralen zegt, dat het antwoord op de vraag van den heer Wilmer eigenlijk ligt opgesloten in de erkenning, in de Memorie van Antwoord van de zijde van Burgemeester en Wethouders gedaan, omtrent het gemis aan homogeniteit in het College. „Gemis aan homogeniteit" wil zeggen, dat er een meerderheid en een minderheid bestaat en de minder heid er op bepaalde punten niet in slaagt, de meerderheid van het College aan haar zijde te krijgen. De heer Wilmer zegt, dat op het gemis aan homogeniteit alleen is gewezen, voor zoover zij bleek uit de feiten. Sprekers opmerking is nu juist, dat nooit is gebleken, dat door het gemis aan homogeniteit maatregelen, die de heer van Stralen wilde nemen ten bate van de werkloozen, niet genomen zijn. Daarom heeft spreker den heer van Stralen gevraagd, of deze feiten kon noemen, waaruit het wel bleek. De heer van Stralen heeft in het algemeen reeds ge zegd, wat eigenlijk de grond van de door hem gemaakte opmerking was. Hij zou ook kunnen wijzen op het ver loop van de besprekingen, die het gevolg waren van den maatregel, dien de Regeering in de maand September 1936 met betrekking tot den huurtoeslag wilde nemen, toen er toch wel gebrek aan eenstemmigheid bij het College was. Het spijt spreker nog altijd, dat het gemeentebestuur toen niet wat positiever bij de Regeering heeft aangedrongen op intrekking van dien maatregel. Na verzet van vele zijden, en ook van zeer vele gemeentebesturen, heeft de Minister tenslotte dien maatregel ingetrokken en spreker zou zoo gaarne gezien hebben, dat dat terugkomen op een verkeerde zienswijze mede een gevolg was geweest van het positieve optreden van het Leidsche gemeentebestuur. Inderdaad: het is toch gebeurd en de Leidsche werkloozen hebben daarvan geen schade gehad, zooals de heer Wilmer nu zegt, maar het zou spreker liever geweest zijn, wanneer de Raad in dit opzicht krachtiger stelling had genomen. De heer Wilmer zegt, dat de heer van Stralen beter zou doen door zijn woorden in te trekken. De heer van Stralen zegt, dat ook inzake de verlaging van het loon in de werkverschaffing met 2 cent per uur het College niet eenstemmig was. Dit zijn enkele voorbeelden van hetgeen spreker met zijn bewuste uitlating bedoeld heeft. Den heer Snel antwoordt spreker, dat het College al het mogelijke doet om te voorzien in den noodtoestand der jeugdige werkloozen; deze heeft de bijzondere zorg van het College; aan dit probleem wordt alle aandacht geschonken. Ook zal noodig zijn een onderzoek naar het aantal jeugdige werkloozen in Leiden. Hopelijk zal daarmede binnenkort een aanvang worden gemaakt. Het is daarbij de bedoeling te komen tot een blijvende registratie van hen, zoodat het resultaat van die telling niet onmiddellijk weer zijn waarde Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen, (van Stralen.) verliest; door het bijhouden van de gegevens kan gezorgd worden, dat men voortdurend een overzicht van den toestand te dien aanzien heeft. Namens het College deelt spreker mede, dat de Centrale Werkplaats voor jeugdige werkloozen binnenkort zal worden opengesteld. Met de opmerkingen van den heer Wilmer terzake zal rekening worden gehouden; daaraan zal alle aandacht worden geschonken. De herscholing van de oudere werkloozen heeft de aandacht van het Rijk. Het gemeente bestuur heeft daaromtrent een circulaire ontvangen; als gevolg daarvan zal waarschijnlijk in de Centrale Werkplaats gelegenheid bestaan, ouderen werkloozen hun vakbekwaam heid te hergeven. Het College is gaarne bereid een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid van oprichting van een textielschool in Leiden. Na deze toezegging zou het voorstel-Hessing eigenlijk overbodig zijn (voorstel No. 9), doch waar de heer Hessing in het overleg niet alleen wil betrekken de werk nemers- en werkgeversorganisaties, maar ook het Econo- misch-Teehnologisch Instituut voor Zuid-Holland, is het College bereid dit voorstel over te nemen mits daaruit ge schrapt worden de woorden „zoo mogelijk in samenwerking." Het College is dan bereid in overleg met het Economisch- Technologisch Instituut en met de organisaties van werk nemers en werkgevers de vestiging van een textielschool te overwegen. Het College heeft reeds toegegeven, dat het graven van het kanaal in Wassenaar van de Leidsche Duinwater Maat schappij een werk was, dat eigenlijk voor normale uitvoering in aanmerking kwamin verband echter met de mogelijkheid, om aan een aanzienlijk aantal arbeiders werk te geven, heeft men daarvan afgezien en heeft de Raad met bijna algemeene stemmen besloten, dit werk in werkverschaffing te doen uitvoeren, waardoor in plaats van aan enkele tien tallen arbeiders thans aan 368 werkloozen gedurende eenige maanden arbeid is verstrekt. Inderdaad bestaat dan het bezwaar, waarop de heer Snel wees, n.l. dat de arbeiders, tot wier bedrijf de uitvoering van een dergelijk werk behoort, dit werk door anderen zien verrichten, maar daartegenover staat dat bij werkverruimingsobjecten, die op normale wijze worden uitgevoerd, in den regel de bouwvakarbeiders in de eerste plaats werk bekomen. Het voordeel daarvan zullen dus allereerst de werklooze bouwvakarbeiders hebben. Ook wordt het bij een werkverschaffingsobject mogelijk, nog een andere groep dan bouwvakarbeiders, b.v. fabrieksarbeiders te werk te stellen, die soms jaren achtereen werkloos zijn geweest en die dan in staat zijn een grooter inkomen te verdienen. Het College is reeds eenigen tijd doende met de instelling van de meer werk-commissie of welvaart-commissie; het doet al het mogelijke om zoo spoedig mogelijk te komen tot instelling van een commissie, samengesteld uit alle kringen van de burgerij. Zeer waarschijnlijk zal dit binnen kort geschieden. De gunstige resultaten, die met de werkzaamheden van dergelijke comité's in andere plaatsen zijn verkregen, wettigen het vermoeden, dat wanneer ook in Leiden deze zaak energiek wordt aangepakt, de burgerij door de werkzaamheden van dit comité zal worden geanimeerd om zooveel mogelijk particulier werk te laten uitvoeren. Ook zal dan de mogelijk heid onder het oog worden gezien om voor het laten verrichten van onderhouds- en restauratiewerken aan winkelpanden, particuliere woningen en gebouwen de medewerking van de Overheid te verkrijgen door het verstrekken van voor schotten of de toepassing van een premieregeling, voor zoover de betrokkenen zelf niet in staat zijn om uit eigen middelen die werkzaamheden te doen uitvoeren. Met het onderzoek naar de mogelijkheid van de verstrekking van goedkoope schoenreparatiën zal zooveel mogelijk spoed worden betracht, ook omdat de maatregel ten goede zal komen aan de schoenmakers, die aan meer werk behoefte hebben. Het verhaal op ondersteuning van werkloozen is te Leiden niet mogelijk, omdat noch de Dienst voor Sociale Zaken, noch het College van Burgemeester en Wethouders een instelling van weldadigheid is en alleen een dergelijke in stelling in staat is aan de hand van de Armenwet het verhaals recht toe te passen. Ook uit de uitspraak, die de Minister omtrent deze zaak heeft gedaan, blijkt, dat verhaal van ondersteuning aan werkloozen niet mogelijk geacht wordt. De heer van der Kwaak heeft echter gepleit voor het z.g. indirecte verhaal, waarbij een ondersteunde minder steun wordt verstrekt en hem wordt medegedeeld, dat hij moet trachten bij zijn onderhoudsplichtige verwanten een bijdrage in zijn onderhoud te verkrijgen. De eventueele toepassing van dit indirecte verhaal is nog niet in het College besproken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 6