76
WOENSDAG 24 FEBRUARI 1937.
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Vervveij e.a.)
worden. Deze buitengewoon sterke conclusie bad spreker
allerminst van den lieer de Reede verwacht. Spreker heeft
aangetoond, dat alle maatregelen, met uitzondering van de
herberekening van de pensioenen, een voor een verantwoord
zijn. In de plaats van den post der herberekening van de
pensioenen heeft spreker aangegeven de rentewinst door
middel van de conversie. Het is spreker dan ook een raadsel,
hoe de heer de Reede tot deze conclusie kon komen. Zoodra
de gemeenteleeningen aan de markt komen, zal blijken, dat
men er graag op inteekent, omdat de gemeente toch nog
altijd bij eventueele moeilijkheden haar inkomsten kan
versterken door middel van belastingverhooging.
Het welslagen van de conversie-leening, dat bij voorbaat
vaststaat, zal de waarborg zijn, dat ook bij deze begrooting
niet van camouflage kan worden gesproken.
Overeenkomstig de administratieve voorschriften, waar
aan het gemeentebestuur zich te houden heeft en overeen
komstig de gewoonte, die reeds jaren bestaat, heeft men het
batig saldo van de rekening van het jaar 1935 ten goede
van de begrooting voor 1937 laten komen. De rekening van
het jaar 1935 wordt geopend met het batig saldo van de
rekening van het jaar 1933 ten bedrage van 120.000.
Spreker kan dan ook den heer Lombert verzekeren, dat op
dit punt niets onregelmatigs is geschied.
In 1936 was het College in de gelegenheid een nieuw
contract voor vijf jaren aan te gaan met den leverancier van
de dienstrijwielen, waarbij het een jaarlijksche besparing van
2.500.heeft weten te verkrijgen, maar de gemeente zit
natuurlijk aan dat contract vast voor vijf jaren. Volgens
den heer Lombert zijn er verschillende diensten waarbij men
te veel dienstrijwielen heeft. Het College heeft verleden jaar
stuk voor stuk nagegaan of enkele dienstrijwielen zouden
kunnen worden afgeschaft, maar dan zou hier en daar tot
aanstelling van loopjongens en ander personeel moeten
worden overgegaan. Het is gemakkelijk op vermindering van
het aantal dienstrijwielen aan te dringen, maar dat is nog
niet altijd een besparing. De kosten van telefoons voor
ambtenaren zijn volgens de berekening van den heer Lombert
met 10 gedaald; evenwel moest volgens hem daarop nog
veel meer bezuinigd worden. De besparing, die verkregen
wordt door een telefoonaansluiting, is echter tenminste
even groot, zoo niet grooter dan die, welke verkregen zou i
worden door afschaffing van de telefoonaansluiting. Door
rigoureus daarop in te hakken, zou het gemeentebelang
worden geschaad; van tal van die telefoons wordt een ruim
gebruik gemaakt.
De heer Lombert heeft ook eenige bezwaren gemaakt
tegen het verrichten van onderhoudswerken aan de Waag.
Indien ze niet strikt noodzakelijk waren, zouden deze posten
niet op de begrooting zijn gebracht, maar het nalaten van
onderhoud, met name van dat aan de Waag, is zeer gevaarlijk
en kan tot groot nadeel voor de eigendommen van de ge
meente daar leiden. Dergelijke oude gebouwen van historische
waarde moeten permanent worden geschilderd en onder
houden, wil men ze in stand houden.
Volgens den heer Lombert was er in de begrooting in het
algemeen weinig merkbaar van kleine bezuinigingen. In
November 1936 heeft spreker persoonlijk het potlood gehan
teerd en alle posten der begrooting nagegaanop vele posten
zijn kleine bedragen geschrapt. Dit is niet geweest het han-
teeren van het domme potlood, maar het op verantwoordeüjke
wijze hanteeren van het potlood; die bedragen konden
worden gemist.
De quaestie van de verlaging der slachthuistarieven door
den heer Bergers ter sprake gebracht, is drie weken geleden
uit en ter na in de Commissie voor het Slachthuis besproken,
waarbij men tot de conclusie is gekomen, dat verlaging in
de gegeven omstandigheden niet wel mogelijk is. Egalisatie
van alle tarieven, voor kleine en voor groote gebruikers, is
een denkbeeld, dat ook de heer Bergers niet kan meenen.
Grootgebruikers krijgen altijd reductie; gelijkmaking van
deze tarieven zou geen goede bedrijfspolitiek zijn.
De heer Bergers zegt, dat de slachthuizen in Amsterdam
en Rotterdam, die veel grooter zijn dan het Leidsche
abattoir, geen reductie geven aan grootgebruikers. Het Rijk
is ook reeds in deze richting bezig.
De heer Verweij zegt, dat het feit, dat de begrooting ook
dit jaar weer in Februari behandeld wordt, op zich zelf
niets bijzonders is; hiermede wordt de in de laatste jaren
gevolgde gedragslijn gehandhaafd. De omstandigheden, waar
onder in de laatste jaren de begrootingsarbeid moest plaats
vinden, zijn hiervan oorzaak. Met name was het het College
niet mogelijk, reeds in Augustus of September 1936 de bij
drage voor de gemeente uit het Werkloosheidssubsidiefonds
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Verweij.)
te ramen. Zekerheid hieromtrent verkreeg het College pas
in November 1936, uit de Memorie van Antwoord over het
ontwerp van wet tot vaststelling der begrooting voor het
Werkloosheidssubsidiefonds voor 1937. Met de meeste be
slistheid moet het College dus van zich afwerpen de op
merking in de secties gemaakt, als zou het College reeds
bij het verschijnen van den geleidebrief op 12 November 1936
geweten hebben, waaraan men op dat punt toe was. In-
tusschen zijn bij de samenstelling en de verschijning der
gemeentebegrooting twee manieren denkbaar. Allereerst
deze, dat het College de begrooting vroeg samenstelt en geen
rekening houdt met verschillende voornemens der Regeering,
die van grooten invloed zijn op de gemeente-financiën. Later
moet het College dan toch terugkomen op genomen beslis
singen, maar spreker erkent; dat men dan op tijd is en dan
bevredigt men blijkbaar eenige Raadsleden. In de tweede
plaats kan het College wachten totdat het zekerheid heeft.
Dit komt de deugdelijkheid der begrootingscijfers ten goede;
dan weet men waaraan men toe is. De Raad kan dan oordeelen
over een begrooting, die de werkelijkheid zooveel mogelijk
nabij komt. Het College heeft de laatste methode toegepast.
Dan is men echter aanmerkelijk later; dat ligt dan echter
niet aan het College, maar aan de omstandigheden, waarmee
het nu eenmaal rekening heeft te houden. Ook het College
zou de begrooting gaarne wat vroeger behandeld zien
spreker zegt toe, dat het College in het algemeen zal streven
naar een tijdiger indiening van de begrooting, indien de
omstandigheden dit mogelijk maken.
Het is spreker een raadsel hoe de heer Goslinga kan komen
met een voorstel (No. 20) om de op art. 220 geraamde Ont-
vangstposten van de begrooting af te voeren en dit bedrag
van 109.608.te putten uit de Algemeene Reserve.
Spreker had altijd en heeft nog groote waardeering voor
de qualiteiten en de capaciteiten van zijn ambtsvoorganger.
Spreker heeft zich dan ook sterk verbaast, toen hij kennis
nam van dit voorstel van den heer Goslinga. Indien men de
goedkeuring van deze begrooting door Gedeputeerde Staten
in gevaar zou willen brengen, kon men niet beter doen dan
dit voorstel aan te nemen. Een begrootirig, die sluitend
gemaakt was door de beschikking over ruim 100.000.:
uit de Algemeene Reserve, zou men per keerende post uit
Den Haag terugkrijgen en de inhoud van den brief, die dan
de begrooting vergezelde, zou stellig niët malsch zijn.
Het voorstel van den heer Goslinga werkt destructief en
is dan ook voor het College onaanvaardbaar.
Spreker vraagt zich af, wat de „nader in te dienen voor
stellen van het College," waarover de heer Goslinga in diens
voorstel spreekt, wel kunnen zijn. Ze kunnen inhouden een
verlaging van de uitgaven tot een bedrag van 100.000
dit beteekent afbraak van verschillende sociale en andere
bemoeiingen van de gemeente. Ook kunnen zij beteekenen
een verhooging der inkomsten tot een dergelijk bedrag en
dat kan alleen verkregen worden door belastingverhooging,
b.v. door de heffing van 45 a 50 opcenten op de personeele
belasting, wat neerkomt op een verhooging van deze belasting
met 20 a 25 De heer Goslinga heeft echter tegen belasting
verhooging bezwaar, zoodat alleen overblijft vermindering
van de uitgaven. Deze begrooting kan echter niet met een
bedrag van 100.000.verlaagd worden, want dan zou men
moeten overgaan tot de afbraak van tal van dingen, die
men gaarne in stand houdt. Het kan ook de bedoeling van
den heer Goslinga niet zijn, tot een dergelijke afbraak te
komen.
Het College heeft de vraag, of tot belastingverhooging
moet worden overgegaan, ampel overwogen. Het is daarbij
tot de conclusie gekomen, dat het gemeentebelang het best
gediend wordt door dit middel niet dan bij uiterste noodzaak
toe te passen. Men zou natuurlijk verschillende gronden
kunnen aanvoeren, waarop een belastingverhooging aan
nemelijk verklaard zou moeten worden. Het College heeft
zich echter beijverd in het zoeken naar andere maatregelen.
Thans wenscht spreker eenige opmerkingen te maken, die
geheel voor zijn rekening komen en waarbij hij dus niet
namens het College spreekt.
Zij betreffen de werkverruiming en in het bijzonder het
voorstel van den heer Schiiller (No. 13 nieuw).
Zooals spreker reeds zei, zal de verbetering van den finan-
cieelen toestand der gemeente slechts worden verkregen,
wanneer de Overheid er meer dan tot nu toe in slaagt de
werkloosheid te verminderen. Het initiatief te dien aanzien
dient van de Rijksregeering uit te gaan. Hiermede wil spreker
niet zeggen, dat de Regeering op het gebied van de werk
verruiming niets heeft gedaan. In het algemeen gevoelt
spreker er niets voor, de werkelijkheid te miskennen. De
laatste maanden hebben zich echter nieuwe en groote moge
lijkheden op de kapitaalmarkt ontwikkeld. Blijkens mede-