DINSDAG 23 FEBRUARI 1937.
55
Gemecntebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Hessing e.a.)
heer Eikerbout wordt aangenomen, zal het melkkoetje in
den vorm van de reserve van 223.000.die de Gemeente
in 30 jaar heeft aangekweekt, worden afgeslacht. De kans
om in de komende jaren een dergelijke reserve te vormen, is er
dan niet meer.
Spreker ontkent, dat bij de stijgende rationalisatie en mecha
nisatie het risico voor ongelukken grooter wordt, want met
die verschijnselen houden de veiligheidsmaatregelen gelijken
tred, terwijl inderdaad, zooals hier wordt opgemerkt, het
personeel er door vermindert.
De sociaal-democraten zijn zich ervan bewust, dat nu de
crisis zoo lang doorvreet en ook de Gemeente-financiën niet
onberoerd laat, Burgemeester en Wethouders de grootst
mogelijke moeite hebben gehad om de begrooting te doen
sluiten. Natuurlijk houdt zij maatregelen in, die men in nor
male tijden niet zou aanvaarden, doch worden deze doorge
voerd, dan is de financieele positie der Gemeente ongeschokt.
De zeer voorzichtige financieele politiek van het College ver
dient waardeering. Zeker, de reserves zijn aangesproken, de
afschrijvingen op een lager peil gebracht en sommige fondsen
zijn verzwakt. De nieuwe vermindering der reserves moet
dan ook als een alleruiterste worden beschouwd.
Ondanks alle crisismoeilijkheden, die nog worden verergerd
door de bij steeds grooter groepen der bevolking weerzin
wekkende aanpassingspolitiek der Regeering, ziet het College
kans, geen gevolg te geven aan den drang naar afbraak en
stopzetting der gemeentelijke bemoeiingen.
Het optimisme ten opzichte van den algemeenen toestand,
waarvan de Memorie van Antwoord gewaagt, acht spreker
intusschen volkomen gerechtvaardigd. In het Economisch-
Statistiseh Maandbericht over Januari 1937 immers leest
men:
Sedert einde September is de internationale conjunctuur
in versneld tempo verbeterd.
Deze ontwikkeling is over het algemeen voor Nederland
zeer gunstig.
De industrieele bedrijvigheid is in haar geheel toegenomen,
van een seizoenmatigen achteruitgang, zooals in andere
jaren, is geen sprake.
Het totaal-beeld der nu plaats vindende ontwikkeling kan
gunstig worden genoemd.
Dat de opleving nog niet in alle onderdeelen van het Neder-
landsche bedrijfsleven is doorgedrongen, weegt onder de
huidige omstandigheden niet zoo zwaar.
De heer Goslinga acht dit geen slecht testimonium voor
den heer Colijn.
De heer Hessing meent, dat de verbetering van de inter
nationale conjunctuur toch bezwaarlijk aan den heer Colijn
kan worden toegeschreven.
Naar aanleiding van hetgeen de heer Beekenkamp heeft
gezegd omtrent al hetgeen door het ministerie-Colijn zou zijn
gedaan, wijst spreker er op, dat onder het bedrag van 2.1
milliard, dat volgens „Het Werkende Land" van 1929 tot
1936 is aanbesteed, 490 millioen op gemeentelijke aanbeste
dingen valt, terwijl men niet zal kunnen ontkennen, dat het
grootste gedeelte daarvan valt in de jaren vóór de crisis,
zoodat het zeker de roode Wethouders in de gemeenten,
waarvan werd gezegd, dat zij een roekelooze avonturiers-
politiek volgden, zijn geweest, die ertoe medegewerkt hebben,
het grootste gedeelte van die 490 millioen te doen aanbesteden.
Bij het steken van de loftrompet over hetgeen er is gedaan,
had „Het Werkende Land" dan ook zeer zeker de sociaal
democratische Wethouders moeten vermelden.
In „Het Werkende Land" vond spreker de volgende uit
spraak
„In tijd van nood mag de schipper overboord werpen wat
noodig is om schip en lading te redden. Deze offers worden
uiteindelijk omgeslagen over alle verladers, zoo goed als
over de reeders van het schip zelf."
Tijdens het bewind van het ministerie-Coüjn zijn echter
de offers bijna uitsluitend gehaald daar, waar zij niet te halen
waren, van de werkloozen door vermindering van den huur-
toeslag, van de arbeiders en ambtenaren door salarisverlaging,
terwijl nog steeds wordt gewacht op een behoorlijke regeling
ter zake de vaste lasten.
Uit het verslag van de inleidingen gehouden in de buiten
gewone vergadering van het R.K. Werkliedenverbond citeert
spreker het volgende oordeel van Mr. Dr. D. Beaufort, een
der inleiders, over het kabinet-Colijn:
„Op dien gedachtengang is de politiek van aanpassing ge
baseerd, van het steeds lager niveau, van de deflatie. Gety
peerd wordt die politiek door hoogstens incidenteel helpen
en verder afwachten, defensief zijn, passief blijven, tot de
„economische waanzin", zooals het heet, zal zijn geweken
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Hessing e.a.)
en „het gezond verstand zal zijn teruggekeerd". Tot zoolang
moet men trachten „het hoofd boven water te houden".
Denkt nu in dit verband en tot beter begrip van de tot dusver
gevoerde economische politiek aan de uitlating van Minister
Colijn, dat de Regeering van de eene brand naar de andere
holt om het blussingswerk te verrichten.
Daarmede is het economisch werk der Regeering in wezen
getypeerd. Een brand blusschen, de ergste onheilen dus voor
komen, het hoofd boven water houden en verder afwachten,
passief, defensief, eens moet de wereld toch weer wijs
worden."
Spreker hoopt, dat er straks ook voor de gemeenten een
gunstiger tijd moge aanbreken en dat het den Wethouder van
Financiën bij een andere Regeeringspolitiek mogelijk zal zijn,
een begrooting aan te bieden, die tot grooter voldoening zal
leiden.
De heer van der Kwaak wenscht bij deze begrooting enkele
zakelijke opmerkingen te maken. Aan voorstel 15 zal spreker
zijn stem geven. Deze subsidie is in wezen ongeveer gelijk aan
die, welke verstrekt wordt aan de school-kleeding en -voeding.
De uitzending en verpleging van kinderen neemt eerder toe
dan af. Er is reeds een korting van 15 pet. toegepast. Burge
meester en Wethouders stellen thans voor een minimum
korting van 5 pet., waaruit de conclusie is te trekken, dat deze
subsidie een uitzondering maakt op bijna alle overige subsidies
aan charitatieve vereenigingen.
Naar aaideiding van het onderzoek met betrekking tot de
venters geeft spreker voorts den Wethouder in overweging,
dat de politie, als voorloopigen maatregel, de steunorganen
in kennis stelt van de te verstrekken ventvergunningen. Dit
geschiedt reeds met personen, die wegens openbare dronken
schap geverbaliseerd worden. Des avonds rijzen de venters
als paddenstoelen uit den grond.
Waar het voorstel om aan schoolgaande kinderen schoenen
te verstrekken in plaats van klompen volgens de Memorie
van Antwoord om praeadvies is gezonden, en de directeur
van Maatschappelijk Hulpbetoon een rapport samenstelt
omtrent de reparatie van schoenwerk, vraagt spreker, of
beide rapporteurs, alvorens hun rapporten uit te brengen,
geen overleg met elkander zouden kunnen plegen.
In zake de Centrale Werkplaats vraagt spreker, of het niet
mogelijk zou zijn, ook oudere werkloozen in de gelegenheid
te stellen, hun vakbekwaamheid bij te houden. Het is spreker
opgevallen, dat de vakcursussen door een zeer groot aantal
oudere werkloozen worden bezocht.
In verband met de in de afdeelingen aan de orde gestelde
quaestie van het recht van verhaal, merkt spreker op, dat
dit ingevolge het in de Armenwet bepaalde inderdaad niet
kan worden toegepast. Een andere vraag is echter, of men,
evenals o.a. in Den Haag, geen gebruik kan maken van
artt. 376 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. In Den Haag levert
dit een aardig bedrag op.
De Voorzitter: Ten aanzien van werkloozen bedoelt u?
De heer van der Kwaak zegt, dat dit inderdaad zijn be
doeling is.
Naar aanleiding van de mededeeling in de Memorie van
Antwoord, dat een inrichting tot het verplegen van ouden
van dagen door een betere gelegenheid vervangen is, vraagt
spreker, of nu ook de verpleging verbeterd is. Hij acht het
een minimum-eisch, dat in dat tehuis een interne verpleegster
wordt aangesteld.
Naar aanleiding van de gisterenmiddag gemaakte opmer
king, dat het niet juist zou zijn geweest, dat de verbetering
van „de Zijl" niet naar de Sportstichting om advies is ver
wezen, doet spreker voorlezing van art. 3 van de statuten
dezer Stichting, hetwelk als volgt luidt:
„Bij inbreng behooren de terreinen en inrichtingen in een
zoodanigen staat te zijn, dat zij voldoen aan de eischen, welke
voor hun bestemming aan deze terreinen en inrichtingen
kunnen worden gesteld, zoodat een goede exploitatie ervan
mogelijk is."
Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders om
17.000.voor verbetering ervan uit te geven, ligt het voor
de hand, dat deze inrichting niet aan de te stellen eischen
voldeed, zoodat het geen zin had, deze zaak om advies te
zenden.
De heer Lombert zal niet in uitvoerige politieke beschou
wingen treden, daar dit door de verschillende fractieleiders
reeds is gedaan, en op zulk een wijze, dat het door spreker
niet evenaard, laat staan overtroffen zou kunnen worden.
Spreker zal zich daarom bepalen tot een enkele opmerking.
Niet lang geleden, zegt spreker, meenden de sociaal-