54 DINSDAG 23 FEBRUARI 1937. Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Hessing.) De heer Hessing wijst er nu op, dat er een ingenieur is belast met uitbreiding en nieuwbouw, welke nagenoeg niet plaats hebben gehad. Met den onder hem staanden opzichter heeft deze ingenieur toezicht over één man. De ingenieur en de opzichter worden nu toegevoegd aan de Centrale Werk plaats, maar waar het personeel hiervan wordt ingekrompen, kan er toch geen behoefte aan uitbreiding van het toezicht bestaan. In de Sectievergadering heeft spreker er op gewezen, dat er niet voldoende overleg wordt gepleegd tusschen de verschillende afdeelingschefs over de uitvoering van werken en het verheugt hem, dat blijkens het Antwoord van Burgemeester en Wet houders daaraan in de toekomst meer aandacht zal worden besteed. Indien een lijst werd opgemaakt van alle onder houdswerken, dan zou bij voorbeeld de reparatie der ramen niet meer door een particulier behoeven te gebeuren. Het doet vreemd aan, wanneer aan de Centrale Werkplaats menschen op wachtgeld worden gesteld en tegelijkertijd werkzaamheden aan particulieren worden opgedragen. Burge meester en Wethouders zeggen weliswaar, dat dit goed- kooper is, maar men moet daarbij rekening houden met het te betalen wachtgeld, en dan moet spreker betwijfelen, dat particulieren het werk zouden kunnen doen voor minder dan 30 pet. van het loon, dat aan de op wachtgeld gestelde arbeiders zou moeten worden betaald. Aan particulieren is voor 45.000.aan onderhoudswerk opgedragen en daaronder bevindt zich ook het schilderwerk. Terwijl Burgemeester en Wethouders nu schrijven, dat voor schilders, buiten hun vak, bij de bedrijven practisch geen emplooi is te vinden, zien particulieren kans er het geheele jaar door met vier man te werken, terwijl de gemeente er slechts één voormaii-schilder en één gewonen schilder in dienst heeft. Aan emplooi voor die menschen ontbreekt het dan toch niet en de voorman-schilder zou zeer goed ook op de particuliere schilders toezicht kunnen houden. Men zegt, dat de baas meewerkt bij wijze van knecht, maar als men de opmerkingen mag gelooven, die op de fabriek zelf worden gemaakt, moet het toch in twijfel getrokken worden. Er is bovendien geen enkele contröle, indien de particuliere schilder zijn knechts weghaalt voor particulier werk buiten het bedrijf, of die uren dan in mindering worden gebracht op het aantal werkuren voor de Lichtfabrieken. Wanneer de heer Goslinga de opmerking heeft gemaakt, dat de sociaal-democraten zooveel liefde betuigen voor den middenstand, maar tegelijkertijd aan den middenstand het werk willen onttrekken, dan moge spreker er op wijzen, dat die liefde toch niet zoo ver mag gaan, dat het werk aan den middenstand wordt opgedragen, ook indien het voor de gemeente veel duurder zou zijn. Ook de heer Goslinga persoonlijk zou dat niet doen. Op pag. 20 van de Memorie van Antwoord leest spreker: Het onderhoudswerk in eigen beheer is altijd duurder, dan dat door derden in opdracht uitgevoerd, omdat de loonen in overheidsdienst hooger zijn, dan die bij particuliere werk gevers en omdat de sociale lasten, die op de loonen drukken, in het eerste geval ook belangrijk hooger zijn (meer vacantie, verlof enz.). Van dit standpunt heeft spreker staan kijken. De gemeente schept goede voorwaarden voor haar personeel, zij voorziet in vacantie, verlof en andere sociale maatregelen, maar als zij iets heeft te doen, dan zou zij naar particulieren gaan, in de wetenschap dat 20 pet. der door hen gemaakte winst is gelegen in het gemis van die gunstige voorwaarden voor het personeel? Wanneer het gemeentebestuur voor zijn eigen personeel goede arbeidsvoorwaarden noodzakelijk acht, mag het zich dan aan die verplichtingen onttrekken door het werk aan particulieren te geven? Ten aanzien van een te stichten textielschool merkt spreker op, dat de wenschelijkheid om naar de mogelijkheid daarvan een onderzoek in te stellen, niet is bestreden. Waar de heer Wilmer gevraagd heeft, waarom spreker na de ontvangen positieve toezegging toch nog een voorstel heeft ingediend, wil spreker verklaren, dat hij er niet zoo zeker van is, dat het overleg tusschen werkgevers en werk nemers ertoe zal leiden, dat Burgemeester en Wethouders de oprichting van een textielschool zullen kunnen bevorderen. Het is bovendien niet uitgesloten, dat de stichting van een textielschool, vooral in de kringen van de werkgevers, weinig sympathie zal ontmoeten. Om tegenwerking, van welke zijde dan ook, bij voorbaat uit te sluiten, heeft spreker een voorstel ingediend, waarin het College van Burgemeester en Wethouders wordt verzocht, in overleg met het Economisch- Technologisch Instituut voor Zuid-Holland en zoo mogelijk in samenwerking met de desbetreffende organisaties van werknemers en werkgevers de mogelijkheid van een textiel school te overwegen. Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Hessing e.a.) Spreker komt thans tot het voorstel van den heer Goslinga om de op art. 220 geraamde Ontvangstposten van de be grooting af te voeren en het daardoor te derven bedrag te putten uit de Algemeene Reserve, waarbij hij allereerst noemt de bezuinigingen op het onderwijs ad 10.000. Ook spreker zal gaarne van het College vernemen, welke gedragslijn het bij de bezuinigingen op het onderwijs denkt te volgen. In tegenstelling tot den heer Goslinga heeft spreker tegen de samenvoeging der Contrölediensten Maatschappelijk Hulp betoon, Sociale Dienst en Armenraad, op de wijze als bij de behandeling van de vorige begrooting door den Wethouder van Sociale Zaken geschetst, geen bezwaar. Over het voorstel van den heer Goslinga om ook den Ontvangstpost „egalisatie van wachtgelden" van de be grooting af te voeren, heeft spreker zich verbaasd. Toegestemd moet worden, dat het fictief geld is, maar het is geen unicum, wanneer men op een begrooting te bezuinigen bedragen brengt, die men niet dadebjk in den zak heeft. Op de Staatsbegrooting voor 1937 wordt bij het Dekkingsplan 1936 op dezelfde wijze een bedrag van ƒ27.800.000.ge raamd, waaronder besparing wegens afloop van wachtgelden door het capitulantenstelsel vijf millioen, vermindering van het Spoorwegtekort twaalf millioen. Het is alles „irreëel" geld, om met den heer Goslinga te spreken, de minister heeft er geen cent van in den zak, maar spreker begrijpt werkelijk niet, dat het niet toelaatbaar zou zijn, op dergelijke wijze een begrooting sluitend te maken. Het bedrag van 39.572.wordt door den heer Goslinga zonder meer geschrapt, maar hij houdt geen rekening met het bedrag, in den geleidebrief vermeld, dat werkelijk bespaard zal worden. De heer Goslinga zegt, dat dit niet bekend is. De heer Hessing zegt, dat dan toch geïnformeerd had kun nen worden, welk bedrag als men den post zonder meer schrapt dan wel op de begrooting gebracht had moeten worden. De herberekening van de pensioenen zalniet zoo gemakkelijk loopen, maar op de Rijksbegrooting voor 1937 is voor de her berekening een bedrag van ƒ3.300.000.opgenomen. Er staat tusschen twee haakjes achter, dat het wetsvoorstel alsnog zal worden ingediend. Dat was dus al zeer irreëel, daarop ƒ3.300.000.te begrooten! De opmerking van den heer Goslinga met betrekking tot den Ontvangstpost Renten van geldleeningen 18.000. n.l. dat die toezegging door de Regeering niet zoo positief is gedaan, moge formeel juist zijn, de heer Goslinga heeft er ook op gewezen, dat wanneer de Regeering verlaging van den rente stand noodig oordeelt, zij dwingende maatregelen zal nemen om daartoe mede te werken. Geen enkele instelling, ook de Rijksverzekeringsbank zal ingenomen zijn met renteverlaging, maar het was toch zaak geweest voor de Regeering maatrege len te nemen in het belang der gemeenten tot verlaging van de rente aan de Rijksverzekeringsbank, waarop al eenige jaren is aangedrongen. Onder de tegenwoordige omstandigheden acht spreker echter de hoop gewettigd, dat de beloften te dien aanzien zullen worden ingelost, en al zijn ze dan niet zoo stellig gedaan, zoo meent hij toch, dat de Gemeente daarop wel het uitzicht mag baseeren, dat zij een winst op de rente van 18.000.zal krijgen. Het heeft spreker getroffen, dat de heer Goslinga de voor stellen van Burgemeester en Wethouders afwijst en om andere voorstellen vraagt, terwijl het geld dan maar zoo lang uit de Reserve geput zou moeten worden. Wanneer men deze voor stellen verwerpt, zal men toch op andere wijze moeten aan geven, hoe de begrooting sluitend gemaakt kan worden. Want nu heeft de heer Goslinga wel aan een ander verweten een dokter te zijn, die zijn eigen drankje niet lust, maar de heer Goslinga herinnert zich zijn eigen recept niet meer. Immers in 1933 verklaarde hij in den Gemeenteraad het recht te hebben, van de oppositie te eischen, dat zij iets anders in de plaats zou stellen van de voorstellen, die zij verwierp; dat was een eisch van parlementaire democratie. De heer Goslinga moet dan ook nu niet van het College andere voorstellen ver langen, maar die zelf indienen. Behalve het voorstel van den heer Eikerbout om 223.000.- in de Reserve te brengen, heeft spreker niets anders gehoord dan bezuiniging, maar op welke wijze die verkregen zou moe ten worden, heeft de heer Goslinga niet aangegeven. In verband met het voorstel van den heer Eikerbout wijst spreker er op, dat de 10.000.die het volgende jaar minder aan premie betaald zal worden, inderdaad onttrokken wordt aan de Reserve van 223.000.Voor een jaar heeft spreker daar geen bezwaar tegen, maar indien het voorstel van den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 4