DINSDAG 23 FEBBUAEI 1937.
53
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Hessing.)
„Minder juist is in het Voorloopig Verslag aan het ver
gunningsstelsel een zekere strekking toegeschreven om in
de praktijk te dienen tot bescherming van tramwegonder
nemingen tegen concurrentie van autobusdiensten. Het ver
gunningsstelsel heeft geen andere strekking dan om tus-
schenkomst der Overheid ook voor het ontstaan van
autobusdiensten noodig te maken, en daarmede te voor
komen, dat door onjuiste of te ruime voorziening met ver
voermiddelen de duurzame verkeersbehoeften worden ge
schaad. Daaruit zal onder bepaalde omstandigheden kunnen
voortvloeien, dat zekere autobusdienst, die een spoor- of
tramwegdienst of een anderen autobusdienst concurrentie
had kunnen aandoen, niet in werking wordt gebracht, doch
dit is dan enkel een der mogelijke gevolgen en niet een
tegen de autobussen gericht doel van het stelsel, dat be
oogt ongebreidelde en op den duur schadelijke concurrentie
te voorkomen."
In de Toelichting op de Wet der Openbare Vervoermid
delen komen enkele besluiten voor, waarvan spreker de
volgende aanhaalt:
„Besluit van 2 Februari 1928, 8. 16:
Verleening van vergunning aan autobusdiensten doet den
tramweg, die geheel in de verkeersbehoeften kan voorzien,
onnoodige en in het openbaar verkeersbelang niet wensche-
lijke concurrentie aan en doet daarom afbreuk aan een
goede en duurzame verkeersregeling."
„Besluit van 21 Januari 1930, 8. 20:
Voor een rechtstreeksch en in hoofdzaak massaal personen
vervoer tusschen de betrokken plaatsen vice-versa, zijn
spoor- en tramwegen de aangewezen vervoermiddelen. Niet
is aannemelijk gemaakt, dat door den electrischen tramweg
en door den spoorweg niet voldoende in de verkeersbehoefte
zou kunnen worden voorzien. Al moge een autobusdienst
als de beoogde (het is, zegt spreker, een soortgelijke bus
dienst als waarmede wij in Leiden te maken krijgen), ver
meerdering van verkeersgelegenheid kunnen geven, daaraan
bestaat geen wezenlijke behoeftederhalve zou aan de met
het oog op den aard van het verkeer onmisbare electrische
tramverbinding zonder voldoenden grond afbreuk worden
gedaan en eene verkeersversnippering worden veroorzaakt,
welke op den duur de verkeers voorziening zou kunnen schaden."
Spreker is min of meer uitvoerig geweest om aan te too-
nen, hoe buitengewoon lichtvaardig Burgemeester en Wet
houders hebben gehandeld door de in de Memorie van Toe
lichting vermelde concessieverleening aan de Eltax. De
wensch om te geraken tot betere verbindingen van de
verschillende stadswijken met de binnenstad heeft Burge
meester en Wethouders in contact gebracht met het daar
voor aangewezen bedrijf, de N.Z.H.T.M., een bedrijf, dat
tot volle tevredenheid het Leidsch publiek tot nog toe had
bediend. De beschouwingen door de Directie bij deze ge
legenheid mondeling en schriftelijk gegeven, gaven blijk
van een gedachte, die volkomen paste in het raam van de
ordeningsgedachte.
Op 17 October 1936 bereikte het College een afgerond
voorstel, dat echter volledig ruimte liet voor verdere onder
handelingen en dat het volgende inhield.
Ingaande op 1 Januari 1937 zou de N.Z.H.T.M. bij wijze
van proef in het leven roepen een autobusverbinding van
de Tuinstadwijk met het centrum der stad, ongeveer ter
hoogte van het afgebrande Stadhuis. Het tarief zou 3 cent
bedragen met de mogeüjkheid van afgifte van biljetten voor
alle stations van de N.Z.H.T.M., en het zou een frequente
dienst zijn, aansluitende op alle tram verbindingen. Daarnaast
werd aangeboden bij wijze van proef een busdienst in te
stellen van den Hoogen Eijndijk naar Leiderdorp, aanslui
tende op de tram en eveneens met een frequenten dienst.
Vreemd doet het aan, dat de N.Z.H.T.M. op 15 December
de beantwoording van dit voorstel moest rappeleeren. Naar
aanleiding daarvan had medio Januari een onderhoud plaats
met den Voorzitter van het College en daarna werd zonder
meer aan de N.Z.H.T.M. medegedeeld, dat de concessie aan
de Eltax was verleend.
De tram onderhoudt op het traject Station-eindpunt Hooge
Eijndijk een vijf minuten-dienst. De Eltax krijgt vergunning
om over het traject SationSteenschuur, over het traject
PlantageBurggravenlaan een autobusdienst te exploiteeren
en zal op het traject Levendaal op circa 40 a 50 meter afstand
met de tram parallel rijden. Waar de tram een vijf minuten-
dienst onderhoudt en de autobus een kwartier-dienst zal
onderhouden, daar spreekt het vanzelf, dat er altijd reizigers
te vinden zullen zijn en dat waarschijnlijk het traject Station
Hooge Eijndijk met succes te exploiteeren zal zijn. Het zal
natuurlijk een voorwaarde zijn, dat dit traject in de concessie
wordt opgenomen, daar vaststaat, dat de uitkomsten van
het traject Burggravenlaan door de Tuinstadwijk via den
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Hessing e.a.)
Witten Singel naar het Station zeer zeker geen exploitatie
mogelijkheid voor de Eltax zal bieden.
De Voorzitter: Waarom niet?
De heer Hessing zegt, dat het reizigersverkeer daar lang
zoo frequent niet is. Een dergelijke verbinding is niet nood
zakelijk, daar het traject HeerenstraatWitte SingelNoord
einde absoluut geen achterland heeft. Veeleer ware een achter
land te vinden geweest over de Wilhelminabrug, waar een
geheel nieuwe wijk is bijgebouwd, langs den Hoogen Eijndijk
en de Eoomburgstraat. Ook zou overweging verdienen een
autobusdienst KooiparkCentrum Stad, want hier is men
van elke verbinding verstoken en de Directie staat er niet
afwijzend tegenover.
Indien het werkelijk de bedoeling ware geweest, buiten
wijken met elkander te verbinden, die nu van elke verbinding
verstoken zijn, dan had het in de lijn gelegen een concessie
te verleenen niet van den Stationsweg via de Breestraat
naar den Hoogen Eijndijk, maar via den Eijnsburgersingel,
de verschillende singels langs naar den Heerensingel, waar
verbinding te verkrijgen ware met de Kooi, via den Zijlsingel
en zoo naar den Hoogen Eijndijk. Het spreekt vanzelf, dat
de Eltax daar niet aan wil; dat zou geen enkel bedrijf doen,
een buslijnexploitatie aanvaarden, die bij voorbaat gedoemd
is, geen winst af te werpen. Maar dit geeft Burgemeester en
Wethouders nog niet het moreele recht aan de Eltax een
concessie te verleenen, waardoor de N.Z.H.T.M. aanmerkelijke
schade zal ondervinden.
Spreker kan zich zeer goed voorstellen, dat wanneer na
een jaar de busverbinding niet meer zou voldoen, het niet
meer mogelijk zal blijken met de N.Z.H.T.M. wederom in
onderhandeling te treden, want zij zou radicale maatregelen
kunnen nemen door de lijn van het eindpunt tot Steenschüur
af te snijden.
Ook als afnemer van electrischen stroom zou de N.Z.H.T.M.
naar sprekers meening niet op dergelijke wijze behandeld
mogen worden. Wanneer het College ertoe medewerkt het
vervoer van de N.Z.H.T.M. kapot te maken, zal dit leiden
tot minder frequente diensten en minder stroomafname.
Het volgen van dezelfde straat door tram en autobus kan
bovendien gevaar opleveren voor het verkeer. Onder de
nieuwe bepalingen van de Motor- en Eijwielwet kan de auto
bus op elk punt de tram inhalen en zij zal dit doen om de
tram de reizigers af te snoepen.
Gaarne zal spreker vernemen, welke overwegingen Burge
meester en Wethouders ertoe hebben geleid de concessie aan
de Eltax te verleenen.
Hij wijst er verder op, dat art. 13 sub 3 van het nieuwe
Eeglement op het personenvervoer per auto (S. 562) bepaalt,
dat geen concessie mag worden verleend, indien inter
communale verbindingen erdoor zouden worden geschaad,
zoodat de vraag rijst, of Burgemeester en Wethouders niet
hebben gehandeld in strijd met deze bepaling, daar de
N.Z.H.T.M. het intercommunale verkeer met Oegstgeest en
verder gelegen plaatsen onderhoudt. Zou de concessie niet
in strijd zijn met de wet, zij is het in ieder geval met het
algemeen belang.
Komende tot de Lichtfabrieken, zegt spreker, dat hij
evenals de heer Eikerbout den indruk heeft, dat de be
zuiniging daar hoofdzakelijk wordt gevonden in de afvloeiing
van lager personeel. Er zijn drie ingenieurs met diploma en
drie ingenieurs titulair. In de plaatselijke bladen wordt thans
gevraagd een werktuigkundig bedrijfsingenieur, ter ver
vanging waarschijnlijk van een ingenieur, die de Lichtfa
brieken gaat verlaten. Het is echter bekend, dat de Directeur,
zooals hij in andere kwaliteit heeft bevestigd, zonder veel
moeite een anderen ingenieur een zeer belangrijk gedeelte
van de week vrij zou kunnen maken voor ander werk. Hoe
haalt men het dan in het hoofd een oproep te plaatsen?
De Voorzitter vraagt, waar dit op slaathij heeft daarom
trent niets in het Sectieverslag gelezen.
De heer Hessing meent, dat de ingenieurs vallen onder het
onderwerp „personeelsformatie", waaraan een groot deel van
het Voorloopig Verslag is gewijd.
De Voorzitter: Maar de mededeeling, dat een ingenieur door
den Directeur zou kunnen worden vrijgemaakt?
De heer Hessing zegt, dat dit inderdaad niet in het Voor
loopig Verslag staat, maar dat het toch wel het geval is.
De Voorzitter zegt, het niet te weten, maar meent, dat de
heer Hessing het waarschijnlijk beter weet.