DINSDAG 23 FEBRUARI 1937. 51 Voortzetting van (le geschorste openbare vergadering van 22 Februari 1937 op Dinsdag 23 Februari 1937, des namiddags te 2 uur. Afwezig zijn de beeren Splinter en Carton; er is een vacature. De Voorzitter legt alsnog aan den Raad over de mede- deeling van den heer A. J. Schoneveld, dat bij ontslag neemt als lid van den Gemeenteraad. Wordt aangenomen voor kennisgeving. De Voorzitter brengt voorts namens mevrouw Splinter den hartelijken dank over, dien zij mede namens den heer Splinter heeft willen betuigen, voor de alleraardigste gedachte, die in den Raad is opgekomen om den beer Splinter gisteren als teeken van sympathie en belangstelling een schoon bouquet bloemen te sturen. De heer Splinter is daar zeer door getroffen geworden. Deze aardige gedachte heeft de Raad te danken aan mevrouw Braggaar en spreker meent, dat alle Raadsleden het met hem eens zullen zijn, wanneer hij mevrouw Braggaar hartelijk dank zegt voor de gedachte deze daad te doen verrichten. Teekenen van instemming.) Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de begrooting. De heer Hessing zegt, dat hem gisteren het buitengewone voorrecht ten deel is gevallen min of meer persoonlijk te worden toegesproken door den heer van der Laan, die er op wees, dat hij in tegenstelling tot deleden van de S.D.A.P. vrij was zijn stem te bepalen volgens eigen inzicht en meening. Op taal en stijl van den heer Schüller heeft de heer van der Laan een ernstige critiek uitgeoefend. In een vroegere periode moge de heer van der Laan geen onbelangrijk werk hebben verricht door het corrigeeren van andermans taal en stijl, spreker geeft hem toch in overweging, taal en stijl van zijn medeleden te laten voor wat ze zijn en meer acht te slaan op hetgeen door hen wordt bedoeld. Door den heer van der Laan is gisteren verder opgemerkt, dat de afgevaardigden van de S.D.A.P. hier zouden zitten als vertegenwoordigers van een belangen-groep, waardoor bij hen het Gemeentebelang achteraan zou komen. Met nadruk meende hij er op te moeten wijzen, dat in het bijzonder de vrijgestelden in een College als den Gemeente raad niet thuis behooren. Het komt spreker voor, dat deze vertegenwoordiger van het denkend deel der natie, niet de noodige studie heeft gemaakt van hetgeen er in diens eigen partij gebeurt. In een redactioneel artikel „Moet een politicus historie kennen V in het liberaal Algemeen Handelsblad van 7 Maart 1936 werd o.a. opgemerkt: „Behoeft dus de staatsman, de politicus, de wereldhistorie en de politieke en economische geschiedenis van zijn eigen land niet of nauwelijks te kennen Bij het lezen van de verslagen der debatten in de meeste parlementen of van die der redevoeringen in massa-vergaderingen zou men wel eens meenen, dat deze overtuiging bij de sprekers bestaat. Nergens worden zooveel niet te verantwoorden beweringen geuit als in bijeenkomsten, waar juist elk woord gerecht vaardigd diende te zijn." Spreker is van oordeel,, dat de woorden van den heer van der Laan door het optreden van diens partij niet ge rechtvaardigd zijn. Zoo werd in 1930 bekend, dat het Vrij- heidsbondsche Kamerlid van Kempen, die in 1929 gekozen is, tegen den zin van vele leden van den Vrijheidsbond candidaat is gesteld op aandrang van de Deli-tabaks- magnaten. De onthullingen daarover zijn gepubliceerd in het Soerabajaaseh Handelsblad. Van meer recenten datum is het geval van Jhr. van Beresteijn, die in de Haagsche afdeeling van den Vrijheids bond zijn eigen fractie kreeg, zoodat het kon geschieden, dat hij, tegen het advies der leidende instanties, boven den als kolonialen specialiteit aanbevolen heer van Kempen, bij referendum door de Haagsche liberalen als lijstaanvoerder werd verkozen. Hij dankte dien steun aan de grondeigenaren en particuliere bouwers. Wel heel duidelijk kwam hier het ware karakter van het tegenwoordige liberalisme bloot. De heeren konden toen weer redevoeringen afsteken over „het algemeen belang", dat alleen bij de liberalen veilig zou zijn; zij konden weer hun verdachtmakingen uitstrooien tegen vrijgestelden en andere arbeidersvertegenwoordigers, die niet in staat zouden zijn het algemeen belang te overzien, en konden hun aan vallen weer richten op de sociaal-democratie, die aan klasse- belang, ja aan groepsbelang, het heil der gemeenschap heet op te offeren. Ten slotte wil spreker nog een uitspraak aanhalen van Gemeentebcgrooting Algemeene beschouwingen. (Hessing.) een der oudste liberale Raadsleden, den heer M. Joëls, die als zoodanig ontslag nam uit den Vrijheidsbond. Deze zeide, in een op 13 April 1931 te Zwolle gehouden rede, volgens een verslag in de Nieuwe Rott. Courant: „Er leeft niet meer een principieel, leidend beginsel, dat vooruitgang aan het gemeenschapsleven wil brengen in den Vrijheidsbond en daarom is deze gedwongen aan belangen- politiek te doen. Heden het petroleum-, het industrieele- of het havenkapitalisme, morgen de grond- en huizen speculanten, overmorgen misschiende houders van duiventillen. Dit brengt mee verzet tegen eiken socialen maatregel. De naam Vrijheidsbond moet naar sprekers oordeel gewijzigd worden in Anti-Bond, men leeft in de negatie zoolang het duurt en dan zal men over moeten gaan tot het fascisme." Gisteren, zegt spreker, heeft men kunnen aanschouwen, dat de transformatie van den heer van der Laan bijna volledig is. Om te beweren, gelijk de heer van der Laan deed, dat de Spoorwegstaking in 1903 van de S.D.A.P. een groote vergissing zou zijn geweest, moet men wel weer tot het denkende deel der natie behooren; een dergelijke be wering geeft blijk, hoe kortzichtig men de geschiedenis van deze staking bekijkt. Spreker verwijst in dit verband naar het werk van Dr. A. J. C. Rüter geen sociaal-democraat „De Spoorwegstakingen van 1903, een spiegel der arbeiders beweging in Nederland". In het voorwoord schrijft de heer Rüter, die op dit werk promoveerde: „Noch de spoorwegstakingen, noch de arbeidersbeweging na 1870 zijn tot nu toe onderwerp geweest van waarachtig historisch onderzoek. In deze arbeidersbeweging beteekenen de spoorwegstakingen een centraal punt, zij zijn als een draaikolk, waarin tal van sociale stroomingen botsen en, in de woeling van het water, tal van verschijnselen naar de oppervlakte stuwen, die te voren nauwelijks of slechts vaag waarneembaar waren, om dan hun loop te vervolgen, maar niet zonder wijziging van richting en kracht. Daar de stakingen niet te verklaren zijn zonder de lotgevallen der arbeidersbeweging in de 19de eeuw en anderzijds de vraagstelling voor de geschiedenis dezer lotgevallen door de stakingen bijkans opgedrongen wordt, leek het gerecht vaardigd, beide in hun verband te beschouwen in den vorm, dien dit geschrift ten slotte kreeg." Men moet dus de spoorwegstakingen in verband met de geheele arbeidersbeweging in Nederland beschouwen en zal dan tot de slotsom komen, waartoe ook de heer Rüter komt, dat van een vergissing van deze of gene politieke partij niet gesproken kan worden. Vervolgens stapte de heer van der Laan naar de ge beurtenissen in 1918, maar wanneer er nu ooit een tijdperk in de geschiedenis is geweest, in verband waarmede het den Vrijheidsbond zou passen een zeer bescheiden houding aan te nemen, dan zeker wel dat van 1918! Spreker zal niet stil staan bij den leider van de liberalen par excellence, den heer Zimmermann, maar wil de volgende woorden citeeren, op 13 November 1918 door den heer Rink in de Kamer gesproken: „Mijn bizondere aandacht heeft (daaronder) getrokken het programma, dat door de S.D.A.P., door de moderne arbeiders beweging, is geformuleerd in een twaalftal punten. (Een drietal punten zijn voor ons van belang: de intrekking van de stakingswetten van 1903, invoering van staatspension- neering op 60-jarigen leeftijd en onverwijlde invoering van den wettelijken 8-urendag en van den 6-urendag voor onder- grondschen mijnarbeid.) Ik wil hier wel verklaren, dat in het algemeen dat programma mijn instemming heeft. Ook wij verlangen dadelijk invoering van vrouwen-kies recht. Ook wij verlangen staatspensionneering op verlaagden leeftijd. Ook wij verlangen wettelijke vaststelling van een korten arbeidsdag. Ook wij verlangen afdoende werkloozen- zorg. Ook wij verlangen belangrijke verhooging van de salarissen van de bedienden, de arbeiders en de lagere ambtenaren in publieke diensten. Om het kort te zeggen, met dit programma van de moderne arbeidersbeweging kan de Unie-liberale fractie in deze Kamer zich in het algemeen vereenigen." De heer Treub kwam met een heele waschlijst hervor mingen en de heer Dresselhuys verklaarde op 14 November: „Ik wil inderdaad erkennen, daar schaam ik mij niet voor, dat de oorlogstijd, de ellende, hetgeen wij om ons heen zien, ons democratisch misschien 25 tot 30 jaren heeft voor- uitgebracht." De ellende van de laatste zes jaren, zegt spreker, heeft bij den tegenwoordigen Vrijheidsbond dat resultaat niet gehad. Na daarnaar naars tiglijk te hebben gespeurd, meent spreker ontdekt te hebben, waar de heer van der Laan zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 1