DINSDAG 23 FEBRUARI 1937. 69 Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Snel e.a.) ernstige wijze zal worden behandeld, terwijl spreker met recht meent te mogen aandringen op een spoedige behandeling van deze aangelegenheid, waar deze in feite reeds in 1934 aanhangig is gemaakt en reeds lang onverwijlde voorziening eischt. De heer van Rosmalen heeft herhaaldelijk bij de behandeling van vorige begrootingen ter sprake gebracht de verbetering van verschillende particuliere .straten, die in desolaten toestand verkeeren, zooals de Reitzstraat, de Waldeck Pyrmontstraat, de Juliana straat, de Bloemistenlaan. De laatste jaren heeft spreker echter over die zaak niet meer gesproken, omdat hij zoo nu en dan verschillende opmetingen zag plaats hebben van die verschillende straten, en omdat hij toen dacht, dat het in orde zou komen. Toen verbetering echter uitbleef, heeft hij in de sectie gevraagd of met de eigenaren van woningen aan de Rijn- en Schiekade en met de eigenaren van particuliere straten overeenstemming is verkregen omtrent verbetering van die straten, waarop het College heeft geantwoord (Memorie van Antwoord bl. 58), dat indertijd met de eigenaren van de aan de Rijn- en Schiekade gelegen woningen geen overeenstemming kon worden bereikt inzake de verbetering van deze kade en dat de onderhandelingen betreffende overneming van enkele particlieure straten niet tot het gewenschte resultaat hebben geleid. Wat de verbetering van de Rijn- en Schiekade en Reitz straat betreft, hebben Burgemeester en Wethouders weieens geantwoord, dat het naar hun meening aanbeveling verdient, dat particuliere straten, in eigendom, beheer en onderhoud aan de gemeente worden overgedragen en daarom moet worden onderzocht of en zoo ja in hoeverre er aanleiding bestaat om te bevorderen, dat artikel 20 der Wegenwet wordt toegepast, waarbij de eigenaren tot afkoop met jaar- lijksche uitkeeringen kunnen worden verplicht. Spreker zal gaarne vernemen, of artikel 20 der Wegenwet inderdaad is toegepast en wat er overigens te dien aanzien is geschied. Spreker acht het gewenscht, dat de subsidie voor het overzetveer GroenhovenstraatRijn- en Schiekade, thans groot 150.eenigszins wordt verhoogd. Het loon van 3.per week (het College spreekt in de Memorie van Antwoord van „belooning", maar tusschen „loon" en „be looning" bestaat volgens spreker een groot verschil) is te laag voor iemand, die altijd in weer en wind het veer moet bedienen. Spreker zou tegen dit loon misschien niet zoo'n groot bezwaar hebben, indien de veerman behalve dit werk nog voldoende ander werk had, maar dit schijnt niet het geval te zijn. Spreker verzoekt daarom het College aan eenige verhooging van de subsidie te blijven denken. De heer Tobé vraagt zich af, hoe het mogelijk is, dat men plotseling bij de Lichtfabrieken o. a. door afvloeinig van overtollig personeel 31.000.heeft kunnen bezuinigen en of men vroeger nooit die mogelijkheid onder de oogen heeft gezien. In een particulier bedrijf zou het nooit kunnen voorkomen, dat de directie tot den raad van commissarissen zei, gemakke lijk 31.000.op de begrooting van het volgende jaar te kunnen bezuinigen door overtollig personeel te ontslaan, en zij door dien raad van commissarissen gehandhaafd werd. Het is gewenscht, dat het College ook bij de andere be drijven nagaat, of op dit punt geen bezuiniging is te ver krijgen, al zal men zich daarbij misschien moeten tevreden stellen met bezuinigingen van 5.000.of 10.000.per jaar. Indien men langs dezen weg grootere bezuinigingen kan verkrijgen, zal het waarschijnlijk niet noodig zijn op kleine zaken als de subsidies aan charitatieve vereenigingen kortingen van 50.60.of 70.toe te passen. Het speet spreker, uit de Memorie van Antwoord te moeten vernemen, dat het denkbeeld van de samenvoeging van Maatschappelijk Hulpbetoon, den Armenraad, den Dienst voor Sociale Zaken en den Gemeentelijken Geneeskundigen en Gezondheidsdienst niet voor verwezenlijking vatbaar is. Spreker verzoekt het College, zoo spoedig mogelijk te over wegen, welke Diensten wel kunnen worden samengevoegd, opdat daardoor een bezuiniging wordt verkregen, die, al bedraagt zij geen ƒ31.000.per jaar, wel een aanzienlijk bedrag oplevert. In hun antwoord op de vraag, of het juist is, dat aan een dekenfabrikant de gelegenheid is geboden in een lokaal van het bedrijf der Lichtfabrieken aan het personeel zijn dekens te toonen, antwoordt het College o.a. dat de fabrieken ten aanzien van eventueelen aankoop van deze artikelen geen enkele bemoeienis hebben. Hiermede zal iedereen het eens zijn, omdat men zeer goed weet, dat de gemeente geen Gemeentebegrooting Alqemeenc beschouwingen. (Tobé.) dekens voor haar personeel koopt. De gemeente heeft toch zeggenschap over de Lichtfabrieken; deze zijn toch niet een showroom voor den een of anderen fabrikantAls men daar aan begint, zullen de Lichtfabrieken spoedig uitgebreid moeten worden, want dan moeten ook alle artikelen tentoon gesteld kunnen worden. Spreker wenscht onder geen voor waarde, dat men daar een showroom krijgt voor verschillende artikelen. Spreker is voor instelling van een welvaartscommissie, als op blz. 36 van de Memorie van Antwoord aangekondigd, maar verzoekt daarmede spoed te betrachten; laat die commissie zoo spoedig in werking treden, dat ze niet ingesteld wordt wanneer de crisis eenmaal afgeloopen is of wanneer geen der thans aanwezigen meer tot de levenden behoort. Het tipje van den sluier, dat de heer Hessing bij de ver dediging van zijn motie (No. 10) tot het meer dan tot nu toe uitvoeren van onderhoudswerken in eigen beheer, heeft opgelicht, wil spreker niet verder oplichten; spreker acht het eigenlijk voor den Raad eenigszins beschamend, van een Raadslid te moeten hooren, dat men bij dien Dienst heeft een ingenieur en een opzichter, die samen over één man zijn gesteld. Dit is feitelijk niets anders dan het verspillen van door de burgerij opgebrachte belastinggelden. De Raad moet zich schamen, dat dergelijke toestanden zich in ge meentediensten kunnen voordoen. Nu wil de heer Hessing die drie personen al die onderhoudswerken laten opknappen, maar dat lijkt spreker geheel uit den booze. Waarom moet men werk zoeken voor die personen, terwijl de middenstand op het oogenblik naar werk snakt? Dat onderhoudswerk kan nooit het geheele jaar door duren; verschillende werken zijn seizoenwerk; men zou er dan, voor den enkelen keer dat er geschilderd moet worden of een raam gemaakt moet worden, een ingenieur en een opzichter op na moeten houden dat is spelen met het belastinggeld en daaraan wenscht spreker in geen geval mede te werken. De heer Hessing acht het eigenaardig, dat de Lichtfabrieken de verf beschik baar stellen en dat de particulieren dan het schilderwerk uitvoeren. Er is gezegd: dan weet men tenminste, dat men goede verf heeft. Dat is toch stellig een persoonlijke meening. Hier komt men aan de kern van de zaak. Er zijn verschillende instanties in het leven geroepen; die moeten werk hebben, b.v. de Inkoop-commissie bij dat bedrijf. Men heeft echter geen inkoop-commissies en dergelijke instellingen noodig; dat zijn allemaal maar heel dure zaken, waaraan de belasting gelden zoekgebracht worden. Als men in deze richting be zuiniging gaat zoeken, klopt men er nog heel wat uit, dan komt men nog heel wat hooger dan ƒ31.000. Instelling van een gemeentelijk bureau voor werkver ruiming (motie-Schüller No. 14) acht spreker in het geheel niet meer noodig. Er zijn daar menschen, die een baantje moeten hebben, maar als het is om menschen aan het werk te helpen, laat men het dan hier ronduit zeggen. Ook spreker beschouwt het Plan van den Arbeid als den eersten stoot, die gegeven moet worden om den motor weer op gang te krijgen, maar spreker gelooft toch dat er een veel eenvoudiger middel is om dien motor weer op gang te krijgen, waarmede men niet 200.000 werkloozen, maar alle werkloozen kan helpen. Het Plan van den Arbeid is geheel ingesteld op het aan het werk zetten van 200.000 werkloozen, die door het verteren van het door hen verdiend loon de andere industrieën en den middenstand weer op krachten zouden brengen. De samenstellers van het Plan van den Arbeid hebben echter niet ver genoeg doorgedacht; de kosten van het Plan van den Arbeid bedragen in drie jaren 600 millioen indien men nu die 600 millioen besteedde door aan de 400.000 werkloozen gedurende 3 jaren een verhooging van den steun te geven van 10.per week, dan zou daardoor de motor ook op gang gebracht wordende gesteunden zouden die 10.niet oppotten, maar verteren en bovendien zouden zij drie jaren lang niet behoeven te werken. Maar als het niet waar is, dat men met een verhooging van den steun met 10.per week voor alle werkloozen gedurende drie jaren den motor weer op gang krijgt, dan zal men dien zelfden motor ook nooit op gang krijgen met die 600 millioen over 200.000 werkloozen te verdeelen. Dus of het een of het ander: Of men komt er niet met het geld, dat men den menschen geeft, en men zal zijn doel niet bereiken en men zal er ook niet komen met de verwezenlijking van het Plan van den Arbeid of men komt er zonder Plan van den Arbeid ook met deze veel eenvoudiger oplossing. Het Plan van den Arbeid is eigenlijk een voorstel tot potverteren en heeft geen zin, wanneer men geen geld uit het buitenland krijgt, doch moet volstaan met in Holland 600 millioen te leenen. Het Plan van den Arbeid moge een zeer mooie suggestie zijn voor het groote publiek, dat niet denkt en dus ook niet narekent, de S.D.A.P. zal bij de uitvoering van dit Plan tot A

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 19