DINSDAG 23 FEBRUARI 1937. 61 Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen, (van der Reijden e.a.) Wethouders en de ambtenaren. Moge Wethouder Splinter spoedig hersteld zijn en spoedig weer met het College samen werken in het belang der gemeente, teneinde de stad voor velen aantrekkelijk te maken. Daartoe zal ook de Christelijk- Historische fractie, die het als haar plicht blijft beschouwen te bevorderen, dat Leiden in Protestantsch Christelijken zin wordt bestuurd, medewerken. De heer Bergers wenscht slechts enkele punten te be spreken. De heer van Eek sprak over den middenstand, de werk loosheid en het plan van den arbeid, alle punten van belang, waarop spreker het geheel met den heer van Eek eens is. De heer Manders: Ook omtrent het plan van den arbeid! De heer Bergers is het ook daarmede eens, maar acht het plan niet uitvoerbaar. Arbeid moet betaald worden en er is niet zooveel geld in kas als noodig is om al deze plannen in te vlug tempo uit te voeren. Overigens schept meer werk ook meer koopkracht, hetgeen den middenstand ten goede komt. Spreker kan zich ook voorstellen, dat de heer van Eek voor den middenstand veel over heeft, want de sociaal democraten worden zelf middenstanders, althans de sociaal democratische Raadsleden zijn het al. Er zullen ook wel andere redenen zijn om bij den middenstand in het gevlij te komen. Als de heer van Eek echter zooveel voor den midden stand over heeft, moet hij niet willen, dat het werk der gemeente zooveel mogelijk in eigen beheer wordt uitgevoerd. Uitvoering door het particulier bedrijf is in het belang van den middenstand. Alles wat men door particulieren laat verrichten, komt den middenstand ten goede. Er zijn nog wel patroons, die goed werk leveren. Deze tweeslachtigheid bij den heer van Eek kan spreker dus niet begrijpen. Als deze zooveel voor den middenstand over heeft, moet hij het niet bij woorden laten, maar dat in daden toonen. De heer Manders heeft een standje gehad van den heer Groeneveld. Spreker merkt echter op, dat Leiden nu eenmaal niet in het Zuiden ligt. Hij is zeer voor werkverschaffing, maar niet op Zondag en het houden van optochten op Zondag beschouwt hij als werkverschaffing. Ook de politie en anderen willen op Zondag wel eens rust hebben. De S.D.A.P. is tegenwoordig zeer kerksch en zal dus de Zondagsheiliging niet aanranden. Men zegt wel, dat men de optochten alleen 's middags wil toelaten, maar ook dan kan spreker zich met rumoer op straat niet vereenigen. Hij gelooft, dat de heer van Eek en hij elkaar dit al jaren hebben verteld. Op dit punt zullen zij niet licht tot elkaar komen. Spreker zal vermoedelijk zijn stem geven aan het voorstel van mevrouw Braggaar in zake de uitzending van kinderen naar gezondheidskolonies. Hij weet dit echter nog niet zeker. Met voorstel 17 is spreker het niet geheel eens. De Voorzitter merkt op, dat het voorstel-Groeneveld zal worden behandeld bij volgn. 244 der Uitgaven. De heer Bergers gaat dan over tot het voorstel-Elkerbout en merkt op, dat het „spaarpotje" van ƒ223.000.nog kan aangroeien. Spreker is het geheel eens met hetgeen Burgemeester en Wethouders in de Memorie van Antwoord hieromtrent zeggen en is dus tegen het voorstel. Hij is tegen uitvoering van werken in eigen beheer, maar sterk voor het houden van de fondsen in eigen beheer. Het zal wel niet in de bedoeling van Burgemeester en Wethouders liggen, daar van elk jaar 10.000.af te trekken en later kan de reserve zoo noodig weer worden aangevuld, maar spreker is er tegen, het fonds uit handen te geven. De gemeente heeft een vrij groot personeel en de Rijksverzekeringsbank doet het ook zoo. Bij een hooger gevarencijfer wordt de premie ook hooger en zou de gemeente dus ook meer moeten betalen. Spreker ziet dus niet in, waarvoor dit voorstel noodig is. De heer Goslinga: Daarvan heeft U niet veel verstand. De heer Bergers: Misschien in het geheel niet, maar men- schen, die in het geheel geen verstand van een zaak hebben, kunnen toch wel eens iets goeds zeggen. Spreker hoopt dit te hebben gedaan. Dat dit niet naar den zin van den heer Goslinga is, begrijpt hij, want ieder strijdt voor zijn eigen program. Het zou niet voor den heer Goslinga pleiten, als deze niet veel voor dit voorstel gevoelde. Wat het voorstel-Beekenkamp betreft, merkt spreker op, dat er veel vunze lectuur in de brievenbussen wordt gedepo neerd, die ook wel in sommige winkels te krijgen is, al ligt Geineentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Bergers e.a.) zij niet uitgestald. Spreker kan zich er dus best mede ver eenigen, dat men daartegen krachtig optreedt. Het beleid van het Slachthuis acht spreker niet geheel in het belang der gemeente. Als de slachttarieven wat lager zouden zijn en de invoerrechten hooger zou er meer ge slacht worden. Een toeneming van het aantal slachtingen zou in het belang der gemeente zijn en zelfs in het belang van het Slachthuis. Daardoor zou het geen inkomsten derven, maar integendeel meer inkomsten verkrijgen. Voor den invoer van varkensvleesch, gelijkstaande met een varken, wordt 1.80 betaald, voor een varken, dat in de gemeente wordt geslacht, echter 4.90. Daarbij komt het slachtloon, het rijloon van de markt naar het Slachthuis, in totaal 7.—. In de onmiddellijke omgeving van Leiden kost het keurloon 0.50. Terwijl dus een Leidsche grossier 7.betaalt, betaalt men onder den rook van Leiden 1.80 voor den invoer plus 0.50 expeditiekosten -f 0.50 keurloon =- 2.80. De Voorzitter: Plus het slachtloon. De heer Bergers: Dat is 0.50, totaal dus 2.80. Als dus een Leidsche grossier en een leverancier buiten Leiden denzelfden prijs berekenen, verdient de eerste niets en de laatste altijd nog 4.20. Daarom worden hier zoo weinig varkens geslacht. Het ingevoerde vleesch wordt ook niet zoo intensief gekeurd als de varkens en kalveren, die in Leiden worden geslacht. Er is nog een bezwaar: de fabrieken maken er reclame mee, dat het vleesch afkomstig is van dieren, die in het Leidsche abattoir zijn gekeurd. Een uit gebeend varken of kalf wordt nooit gekeurd op borst- en buikingewanden, terwijl vele dieren daarvoor in het abattoir worden afgekeurd. Het is dus in het belang der volksgezond heid den invoer zooveel mogelijk te beperken en de slach tingen in Leiden zooveel mogelijk te bevorderen. Dat behoeft niet zooveel te kosten. Men behoeft niet te bepalen, dat het 75 moet zijn. Daar was spreker indertijd ook tegen. Men kan echter eenige beperking invoeren. Bevoorrechting van fabrieken acht spreker uit den booze. Dat gebeurt hoogstens in 1 of 2 plaatsen. In Amsterdam en Rotterdam heeft men fabrieken, die veel meer slachten dan de Leidsche, maar daar betaalt ieder evenveel, onverschillig of hij 1 varken slacht of 100. De zaak is bij de Regeering aanhangig, maar de Regeenng werkt nog langzamer dan de gemeentelijke machine. Laat de Wethouder zich dit goed in de ooren knoopen en hieraan in overleg met den Directeur een einde maken. Mogelijk kunnen de invoerrechten verhoogd worden. De dekenfabriek heeft de beschikking gekregen over een gemeentelijk lokaal, om een tentoonstelling te houden. Naar sprekers meening moet men dit aan den middenstand overlaten. Als een fabrikant rechtstreeks aan particulieren levert, zullen zijn afnemers-winkeliers hem waarschuwen, dat zij hun goederen van anderen zullen betrekken, als dit weer voorkomt. De heer de Reede heeft gesproken over de waterwinning. Er is genoeg water. De werken in uitvoering zijn op dit doel gericht. Deze bangmakerij van den heer de Reede tegenover hen, die hiervan niet op de hoogte zijn, acht spreker dus niet op haar plaats. Men behoeft niet zoo bang te zijn, dat het daarmede zal misloopen. Voor de afschrijvingen geldt hetzelfde. Spreker kan zich voorstellen, dat men deze be perkt om door de schrale jaren heen te komen, maar er is ongeveer 1/6 van het aandeelenkapitaal uitbetaald. Dat is gebaseerd op afschrijving in 40 jaar. Spreker heeft er dus geen bezwaar tegen, als men deze afschrijvingen enkele jaren wil staken. Dat kan de gemeentekas ten goede komen. De heer de Reede: Ik ben het niet met U eens. De heer Bergers antwoordt, dat hij dat niet helpen kan. Over het beleid van Burgemeester en Wethouders is spreker tevreden, maar dat zal hun weinig kunnen schelen. De Voorzitter: Dat is niet waar. De heer Bergers bedoelt, dat de sociaal-democratische Wethouders zich vrijwel hebben aangepast. Naar sprekers meening hebben zij dat nog wel niet genoeg gedaan, maar ook die tijd zal komen. De heer van Eek sprak over rampen, die zijn uitgebleven. Spreker heeft nooit een ramp verwacht en het zou dom zijn, zichzelf een ramp op den hals te halen. Die ramp behoeft niet te komen en zal ook niet komen, maar dat is mede te danken aan de medewerking van spreker en de zijnen. Spreker hoopt, dat de beide sociaal-democra-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 11