MAANDAG 22 FEBEUAEI 1937. 33 Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. ook vat zullen krijgen op een belangrijk deel van de bevolking, dat er nu oogenschijnlijk niet van weten wil. In de beoor deeling van de handelingen van den Leidschen Eaad worden meermalen uitdrukkingen gebezigd, die getuigen van fascis tische neigingen. De handelingen van den Leidschen Eaad worden in de burgerlijke bladen niet beoordeeld naar de vraag: wat is er tot stand gebracht, maar alleen naar de vraag: hoe lang zijn de dames en heeren bij elkaar geweest! Dat is een miskenning van de waarde van den parlementairen arbeid. Denkt men dan, dat de Eaadsleden hier voor hun genoegen den tijd zitten stuk te praten? De Eaadsleden zijn de vertrouwensmannen van de Leidsche bevolking in haar verschillende schakeeringen en worden die dan allen leuteraars? Daarmee breekt men de waarde van het parlemen tarisme af. Dikwijls komen in den Eaad zeer belangrijke zaken tot stand zonder dat er iets over gezegd wordt. Dat wordt den Eaadsleden dan ook weer verweten. Neen, dat beteekent dat zij zuinig zijn met den tijd. Maar wanneer zaken aan de orde komen, waarover meeningsverschil bestaat, dan is het toch natuurlijk, dat de Eaad geen besluit neemt voordat daarover van gedachten is gewisseld. Ook de voor- stellen-van der Laan (Nis 1 tot en met 4) gaan in fascistische richting. Ook daaruit spreekt een miskenning van den arbeid van de Wethouders en van de Eaadsleden. Deze denkbeelden zijn gevaarlijk; aan dit gevaarlijk werk mag een liberaal niet meedoen, om den naam van het liberalisme hoog te houden zooveel mogelijk. De sociaal-democraten zijn er beslist van overtuigd, dat men elkaar in deze omstandigheden noodig heeft, eenerzijds om de welvaart te bevorderen, anderzijds om te strijden voor het behoud van de vrijheid. Zij zijn en blijven daartoe echter alleen bereid als sociaal democraten; zij wenschen niet zich te laten inschakelen of hun denkbeelden op zijde te zetten; zij wenschen het te doen, niet als medeloopers, dus niet als zwakkelingen, maar als zelfstandige medewerkers, dus als menschen, op wie men mag rekenen. Het feit, dat in de afgeloopen veertien dagen het aantal abonné's op het dagblad „Vooruit" met 2.000 is gestegen, bewijst eenerzijds, dat de sociaal-democraten een groote werkkracht bezitten en anderzijds, dat het socialisme is doorgedrongen tot breede kringen van de Leidsche bevolking. De sociaal-democratische fractie zal de voorstellen, welke van de andere zijde komen, met de noodige objectiviteit beoordeelen en daaraan, zoo mogelijk, haar steun verleenen. Zij wenscht echter haar zelfstandigheid daarbij te behouden. Spreker wenscht op enkele punten den nadruk te leggen, opdat men goed wete, wat men aan de sociaal-democraten heeft. Spreker heeft opnieuw namens zijn fractie zijn motie inzake het toestaan van optochten met muziek en banieren op Zondagnamiddag (No. 8) ingediend, niet omdat hij deze zaak zoo belangrijk vindt, want bij aanneming van de motie zal het College niet dikwijls een desbetreffend verzoek ontvangen, maar wel omdat de sociaal-democratische fractie haar eigen opvatting wil handhaven en bereid is des Zondagsochtends alles na te laten, wat anderen kan hinderen, doch daar tegenover voor de sociaal-democraten de vrijheid opeischt den Zondagmiddag overeenkomstig hun eigen overtuiging te besteden. Sprekers fractie geeft hiermede de opvatting van de meerderheid der Leidsche bevolking weer. Het College heeft zich indertijd op het standpunt geplaatst, dat het zich zal richten naar de uitspraak van den Eaad, maar de eisch, den Zondag te vieren zooals de Calvinisten het willen, wordt gesteld door de minderheid van den Eaad, want noch de sociaal-democraten, noch de vrijzinnigen, noch de Eoomsch-Katholieken deelen de Calvinistische opvatting. Dat de Eoomsch-Katholieken in dezen Eaad op dit punt voortdurend met de Calvinisten meegaan, vloeit voort uit tactische overwegingen, maar niet uit hun beginsel, want wat zij hier veroordeelen, doen zij elders. Spreker heeft zich in hooge mate verbaasd over het Koninklijk besluit van 4 December 1936, waarbij aan een Limburgsche gemeente werd toegestaan op een bepaalden Zondag de voorjaars- kermis te vieren. Indien de Kroon geen rekening houdt met de Zondagswet, is het niet te verwonderen, dat men ook elders deze wet niet al te ernstig neemt, omdat zij op die manier toch niet te handhaven is. Ook ten aanzien van de gewapende landsverdediging zal de sociaal-democratische fractie haar zelfstandige houding handhaven. Ten aanzien van het koningschap is de sociaal-demo cratische fractie zoo wellevend en toegevend mogelijk ge weest; dit blijkt o.a. uit het feit, dat de meerderheid der fractie gestemd heeft voor de verleening van subsidie voor de viering van de feesten ter gelegenheid van het huwelijk Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen, (van Eek e.a.) van Prinses Juliana. Toch staan de sociaal-democraten als republikeinen ga-nsch anders tegenover deze feestelijkheden dan de groote meerderheid van de bevolking. De sociaal democraten meenen evenwel ook goede Nederlanders te zijn en hun plichten als Nederlanders te vervullen, zonder dat zij mededoen aan verheerlijking van het Koninklijk gezag. Geheel in overeenstemming met den wensch van sprekers fractie hebben de sociaal-democratische Wethouders geen zitting genomen in het comité, dat zich belastte met het inzamelen van gelden voor deze feestelijkheden. Spreker wenscht iedereen op dit punt vrij te laten, maar op den voorgrond moet staan, dat de sociaal-democraten als republikeinen het recht hebben als volwaardige Neder landers te worden beschouwd, ook indien zij bepaalde gezags- functies uitoefenen. Bij zijn benoeming tot burgemeester van een gemeente op een der Zuidhollandsche eilanden had spreker verklaard sociaal-democraat te zijn en bij het huwelijk van Hare Majesteit de Koningin weigerde hij zitting te nemen in het comité, dat zich wilde belasten met het inzamelen van gelden voor de feestelijkheden, die zouden plaats hebben. De Wet houders en de Eaad clier gemeente erkenden, dat spreker ook als burgemeester het recht had, zijn persoonlijke ge voelens te hebben en ook de ingezetenen hebben het spreker niet lastig gemaakt. Natuurlijk moet men volkomen de gehoorzaamheid en de wellevendheid tegenover het Koninklijk Huis in acht nemen, maar anderzijds zal men tot de erkenning moeten komen, dat ook als men den Bepublikeinschen gevoelens is toegedaan, men een goed vaderlander kan zijn. De heer Goslinga vraagt, waarom dan de heer van Eek altijd tegen het uitsteken van de vlag op Koninginnedag was en of de overheid de juiste houding aanneemt met niet te vlaggen. De heer van Eek stelt den heer Goslinga de wedervraag, welke wet het uitsteken van de vlag gebiedt. De sociaal-democraten hebben door hun Plan van den Arbeid getoond, dat zij opkomen voor het volk in al zijn geledingen. De sociaal-democraten maken geen onderscheid; volgens hen heeft ieder, van welke richting of klasse ook, recht op een behoorlijken levensstand; zij zullen trachten ieder in dit opzicht de behulpzame hand te bieden. De kracht van de democratie wordt ook versterkt door haar verder uit te breiden dan de politieke democratie, door ook in te voeren een zekere mate van medezeggenschap. De heer van der Voort heeft daaromtrent een motie voorgesteld (No. 11). De heer Tepe heeft spreker inzake de medezeggen schap jarenlang aan het lijntje gehouden; telkens om andere redenen kon de medezeggenschap niet aan de orde komen ook in het centraal overleg tusschen de gemeenten met meer dan 40.090 inwoners heeft deze zaak schipbreuk geleden. Nu zijn de argumenten van den heer Tepe toch uitgeput en kan de zaak hier in den Eaad komen. Neen, zegt het College, geïnspireerd door den heer Tepe, de zaak is zoo onbestemd. Maar omdat ze zoo onbestemd is, moet ze juist onderzocht worden. Medezeggenschap, dat wil zeggen: mede invloed uitoefenen, kan zijn adviezen geven (medezeggenschap aan den voet van het bedrijf) maar kan ook zijn mede beslissen (medezeggenschap aan den top). Nu is de bedoeling juist, dat door het onderzoek de Eaad een keuze zal doen. In Amster dam heeft men de medezeggenschap aan den voet ingevoerd en heeft de Eaad de wenschelijkheid van een regeling van de medezeggenschap aan den top uitgesproken. Spreker had gewild, dat het College deze zaak in praeadvies genomen had of een commissie ad b.oc had benoemd, zoodat er in elk geval een begin mee wordt gemaakt. Hoe angstig men in Leiden is voor een zeer bescheiden medezeggenschap van het perso neel, blijkt uit het volgende. Spreker wenschte ten aanzien van de bij de Lichtfabrieken ingevoerde, zeer aanzienlijke bezuinigingen, tengevolge waarvan door het personeel groote offers moesten worden gebracht, ook de stem van het perso neel eens te hooren. Bij zijn onderzoek is spreker een cijfer bekend geworden, dat de Directie blijkbaar nog niet kende; dit had tengevolge, dat aan het personeel van de Lichtfa brieken de volgende mededeeling is verstrekt „Art. 27 van het Ambtenarenreglement 1934. In opdracht van heeren Commissarissen wordt het perso neel met nadruk herinnerd aan de bepalingen van art. 27 van het Ambtenarenreglement 1934, waarin de verplichting tot geheimhouding aan den ambtenaar/werkman tegenover bui tenstaanders is opgelegd en van welke verplichting slechts door het hoofd van den tak van dienst ontheffing kan worden verleend. Het is derhalve zonder toestemming van ondergeteekende

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 5