MAANDAG 22 FEBRUARI 1937. 41 Gemeentebegrooting Algemeens beschouwingen. (Coster.) De heer Coster brengt het College hulde voor het werk, dat het heeft verricht en betrekt in die hulde ook de ambte naren, die jaar in jaar uit het voorbereidende werk voor het Collega verrichten. Het College is er in geslaagd voor het jaar 1937 een sluitende begrooting aan te bieden, dank zij het suikerpotje: de winst van de Lichtfabrieken, die in deze begrooting een groote rol speelt. Blijkens het sectie-verslag heeft een lid in de afdeelingen opgemerkt, dat wat de Lichtfabrieken betreft, bij een goede organisatie uitvoering van het onderhoudswerk in eigen beheer niet duurder behoeft te zijn dan uitbesteding en uit voering in eigen beheer door beter werk en gebruik van betere materialen op den duur zelfs goedkooper zal kunnen blijken te zijn. Hiermede werpt men echter een blaam op de particu liere patroons en de arbeiders, bij hen in dienst; een goed vakman kan niet knoeien, in welk vak ook, want een prutser van een patroon en een tweedehandsch arbeider zullen niet hoog timmeren. Op bl. 31/32 van het Algemeen Verslag wordt scherpe controle en nauwlettend toezicht gevraagd op onderhoudswerken aan woningen, die uitbesteed worden; echter kunnen de woningbouwvereenigingen dagelijks daarop toezicht houden; dat klopt niet met elkaar. Spreker is van meening, dat aan fabrikanten geen gelegen heid moet worden geboden in lokalen van de gemeente aan leden van inkoopvereenigingen van gemeentepersoneel hun artikelen te demonstreeren, zooals plaats heeft gehad met een dekenfabrikant, die zijn artikelen heeft kunnen toonen aan de leden van de inkoopvereeniging bij de Lichtfabrieken. Een dekenfabrikant zal, al heeft hij geen toonkamer, toch wel een gelegenheid hebben om zijn dekens te laten bezichtigen; zelfs de schijn van bevoorrechting moet door de Lichtfabrieken en door andere gemeentediensten vermeden wordendaardoor worden anderen benadeeld. Het antwoord van het College inzake verplaatsing van de standplaats voor de intercommunale autobuslijnen van het Stationsplein naar het parkeerterrein aan de Steenstraat heeft spreker niet bevredigd. Het College zegt, dat de eind punten van de intercommunale autobusdiensten door Gedepu teerde Staten worden aangewezen. Waar het College zelf van meening is, dat deze verplaatsing van het eindpunt aanbeveling zou verdienen, vraagt spreker of het College daartoe reeds bij Gedeputeerde Staten aandrang heeft uit geoefend en zoo neen, of het dit alsnog wil doen. Spreker heeft reeds eerder aangedrongen op instelling van een verbod om op den Stationsweg te parkeeren en op de beide singels. Gedeeltelijk is aan dezen wensch van spreker tegemoetgekomen. Spreker begrijpt niet, dat de Kamer van Koophandel zich hiermee is gaan bemoeien; toen niet ge parkeerd mocht worden vanaf Hotel du Commerce tot aan Zomerzorg, juist op het breede gedeelte, heeft zij er zich niet mee bemoeid, en nu, nu het verbod het smalle gedeelte treft, bemoeit zij er zich wel mee. Waarom heeft men dan zooveel geld uitgegeven voor den Stationsweg en voor het parkeerterrein aan de Steenstraat? Wat krijgen de zaken- menschen aan de Steenstraat en de gemeente er voor terug? Wil men het parkeerterrein rendabel maken, dan moet men een parkeerverbod instellen voor de beide singels (behalve op Vrijdag met het oog op de veemarkt) en voor den Stations weg behalve voor de doktoren en tandartsen, die in spoed- eischende gevallen daar moeten kunnen parkeeren, opdat het parkeerterrein aan de Steenstraat werkelijk eiken dag in gebruik genomen wordt en niet alleen op Vrijdag, hetgeen een groot nadeel is voor de zakenmenschen aan de Steenstraat. Spreker wijst verder op de bevoorrechting van de Eltax; spreker doelt hierbij niet op de verschillende standplaatsen in de stad van de Eltax, hoewel men die ook aan andere garagehouders had kunnen geven; spreker doelt ook niet op de nieuw op te richten autobuslijn, hoewel spreker had verwacht, dat het College meer rekening zou hebben gehouden met de groote stroomafneemster, die de N.Z.H.T.M. is van Leiden. Spreker doelt echter op het feit, dat de Eltax ge vraagd heeft taxi's op de Steenstraat te mogen plaatsen; terwijl in de omgeving van de Steenstraat drie taxi-onder- nemers zijn, die een noodlijdend bestaan voeren. Toevallig heeft de wachter gezien, dat er daarvoor opmetingen ver richt werden; die heeft toen die taxi-ondernemers gewaar schuwd, tengevolge waarvan die vergunning is geweigerd. Spreker heeft in de sectie naar de door de drankbestrijders- vereenigingen bereikte resultaten geïnformeerd, niet om te weten hoe de kas van deze vereenigingen er voor staat, maar om te vernemen welke grootere resultaten zij hebben bereikt in 1936 dan in 1935. Zij hebben niets minder, maar ook niets meer bereikt. Wat hebben zij b.v. bijgedragen tot het opsporen van den clandestienen verkoop van sterken drank? De geheelonthouders kunnen toch niet zeggen, dat zij hebben Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Coster e.a.) medegewerkt aan de ontdekking van de drie opslagplaatsen, van gedistilleerd, van waaruit clandestien drank werd ver kocht. Wel hebben de geheelonthouders medegewerkt aan het gesloten houden van de slijterijen op Zondag; daardoor hebben zij het tegendeel bereikt, doordat alle andere winkeliers, niet-vergunninghouders, die des Zondags enkele uren geopend mogen zijn, zich ijverig hebben toegelegd op den verkoop van sterken zoowel als zwak alcoholhoudenden drank. In Den Haag heeft men ongeveer 10 jaren geleden door toedoen der geheelonthouders de feestdagen droog gelegd en thans, bij het huwelijk van Prinses Juliana, juist nu er duizenden bezoekers in Den Haag kwamen, heeft men de drooglegging opgeheven, met het gevolg, dat geen wan klank is gehoord. Hieruit blijkt, dat de geheelonthouders lijden aan overdrijving en spoken zien, wanneer iemand matig sterken drank gebruikt. Wanneer de geheelonthouders organisaties iets willen bereiken, moeten zij beginnen met in haar eigen omgeving hun, die misbruik van sterken drank maken, bij te brengen dat zelfopvoeding zelfverheffing wordt dat is de beste opvoeding, die er is en daarvoor heeft men geen gemeentelijk subsidie noodig. Vraag geen dwang van Over heidswege, ook geen geld, maar doe een beroep op de offer vaardigheid van hen, die daarmee sympathiseeren. De heer Wilbrink gelooft, dat niemand meer dan de heer van der Laan een zuiver politieke redevoering heeft ge houden. Spreker neemt dit den heer van der Laan niet kwalijk: men moet nu eenmaal aan zijn nieuwe milieu gewend zijn, vóór men zich beperken en in alle opzichten beheerschen kan. Bij nalezing van zijn rede in de Hande lingen zal de heer van der Laan moeten erkennen, dat hij in sterke mate door zijn omgeving is besmet; weergekeerd in den kring zijner vrienden, zal hij ongetwijfeld eenigszins zachter gestemd zijn tegenover allen, die politieke rede voeringen in den Raad houden en zal hij het ook voor de politiek van den Leidschen Raad opnemen. Indien spreker met den heer van Eek van oordeel was, dat het spreken over den Raad als over „een politiek college" getuigt van een drijven naar het fascisme en had ook spreker er bezwaar tegen, dat in de raadsverslagen in de Leidsche bladen wordt gezegd, dat de Raad te veelaan politiek doet, dan zou spreker zijn bezwaren niet in den Raad hebben geuit, omdat hij alles, wat hem niet aanstaat, ter zijde legt. Thans zal men in de bladen juist zeggen, dat de waarheid niet gehoord wil worden en zal men voortgaan in de lijn, die de heer van Eek niet wenscht. Spreker heeft reeds in de afdeelingsvergaderingen gezegd, dat hij het College geen dank kan brengen voor het indienen van een sluitende begrooting. Het is een fictie, dat de thans ingediende begrooting sluit. Voor het eerst zijn perspectief-bezuinigingen voor volgende jaren verdisconteerd in de begrooting voor het eerstkomende jaar. Bezuinigin gen op personeeluitgaven zijn noch bij het Rijk noch bij de gemeenten ooit ten volle bereikt en toch neemt het College thans aan, dat de bezuinigingen op dezen post in de jaren 1937 tot en met 1940 tot den laatsten cent toe zullen worden verkregen en neemt het voor het jaar 1937 het gemiddelde bedrag als effectieve bezuiniging in de begrooting op. Denkt spreker bovendien aan hetgeen het College voorstelt ten aanzien van de besparing op het bewaarschoolonderwijs, de egalisatie van de pensioenlasten, de storting in de vernieuwingsfondsen der Lichtfabrieken, dan vreest hij, dat men thans bezig is de reserves zoodanig uit te putten, dat men in een niet verre toekomst financieel moet vastloopen. Het zou beter geweest zijn, indien men de bezuinigingen niet zoo ver had doorgevoerd en eerder was gekomen tot eenige verzwaring van lasten, want nu dreigt de gemeente Leiden binnen een of twee jaar noodlijdend te worden. Het heeft spreker getroffen, dat in deze begrooting, waaraan twee sociaal-democratische Wethouders hebben medegewerkt, die er mede instemmen, althans haar niet afwijzen, ook de bezuinigingen op de personeelsuitgaven zoo ver kunnen en mogen worden doorgevoerd en dat men ook heeft kunnen lezen de waarschuwing om de kapitaals uitgaven niet te ver op te drijven, aangezien dit de ge meente in moeilijkheden zou kunnen brengen. Spreker is het hiermede volkomen eens, maar toen het twee jaar geleden werd gezegd, wilden de sociaal-democraten het niet gelooven en dienden zij allerlei voorstellen in, die, werden zij uitgevoerd, de gemeente in financieel opzicht gevaar zouden doen loopen. De burgerlijke Raadsleden zijn niet socialistisch geworden, maar de sociaal-democraten zijn in dat opzicht verburgerlijkt, hetgeen spreker tot op zekere hoogte gelukkig acht, omdat daaruit blijkt, dat zij veranderd zijn hetgeen de heer van Eek niet wil erkennen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 13