40 MAANDAG 22 FEBRUARI 1937. Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen, (van der Laan.) medewerken; deze handhaaft zijn vrijheid en laat zich niet hevelen. Ter illustratie diene ook de verklaring van den heer J. G. Jansonius, socialistisch burgemeester van Leeuwarderadeel, op wiens borst thans, evenals op die van den heer Ter Laan, de roode leeuw heeft plaats gemaakt voor den Oranje-leeuw, zij het dan ook geflankeerd door Pruisisch blauwalzoo de ver klaring van een man, vergrijsd in de politiek der S.D.A.P.; hij verklaart„dat er een te nauw contact gekomen is tusschen de politieke beweging en de vakbewegingvoor de democratie en het parlementaire stelsel in het algemeen is dit funest en het fascisme krijgt daardoor een voedingsbodem." Minder scherp gezegd dan door den heer Mol, doch de gedachte, die in beide uitspraken ligt, is volkomen gelijk, n.l. uitschakeling van eigen meening, gehoorzamen aan de bevelen, door het opperbevel geordonneerd. Wil de heer Schüller dus spreken van bevelen, dan doet hij verstandig eens op informatie uit te gaan bij zijn eigen partij. Wanneer de heer Schüller verder verkondigt, dat de liberalen thans smeeken, dan wil hij daarmee dus een gewijzig de houding aangeven. Zeer natuurlijk; geen partij zal toch star blijven vasthouden aan beginselen, die voor veranderde tijden niet meer doeltreffend zijn; dan moet rekening gehou den worden met de gewijzigde omstandigheden. Hierdoor is het wel eens noodzakelijk gebleken, af te wijken van het eenmaal vastgesteld program, doch dat is zoo erg niet. Alle partijen, ook de S. D. A. P., erkennen immers, dat program ma's zijn de kerkhoven van onvervulde beloften. En toch wordt door de sociaal-democraten uit den treure herhaald, dat de liberale partij verouderd is, conservatief gebleven, niet met de behoeften van den nieuwen tijd is meegegaan. En nu constateert de heer Schüller juist, dat zij zoo'n krachtige zwenking heeft doorgemaakt, dat zij van een bevelende, een smeekende organisatie is geworden. Zonderlinge gevolgtrek kingen. Spreker wijst daartegenover op de evoluties van de S. D. A. P. op het glibberige terrein van de politiek. In een onlangs in de Standaard verschenen artikel, getiteld: „De partij der vergissingen",' wordt op de telkens veranderde houding der S. D. A. P. gewezen, al naar gelang het met haar belangen overeenkomt, doch waarbij zij telkens ver gissingen begaat. Spreker wijst op de spoorwegstaking van 1903, eerst door de S. D. A. P. aangemoedigd, doch later door haar een vergissing genoemd, toen de kans op succes verloren ging. Kort vóór den oorlog in 1914 werd door de sociaal-democratische leiders met groote zekerheid verteld, dat er van een wereldoorlog geen sprake kon zijn, want de socialistische Internationale zou dezen verhinderen. Het was een vergissing; men nam een gewijzigde houding aan en gaf, volgens Troelstra, aan nationale belangen de voorkeur. De in 1918 ondernomen revolutionnaire staatsgreep liep uit op een vergissing. In 1929 vergisten de sociaal-democraten zich op nieuw in hun meening, dat de crisis niet lang zou duren. In 1933 kreeg men de vergissing van de „dappere ongehoorzaam heid" en van de „Zeven Provinciën." De nationale ontwape ning, tot voor kort een der hoofdpunten van het sociaal democratisch program, en overal ingeluid met de leuze: „geen man en geen cent," bleek een vergissing. Het volgend schoone gedicht, voorkomend in „Nederland waakzaam" en ontleend aan Het Volk, geeft een indruk van de stemming ten opzichte van onze bewapening in die dagen: „Niets noodlottigers en gekkers Dan het plan van Toean Deckers Om voor nieuwe oorlogsschepen Centen in de wacht te sleepen. Weg met leger en marine Die voor niets dan onheil dienen." Bij de behandeling der laatste defensiebegrooting achtten de sociaal-democraten een nationaal leger noodzakelijk, doch zij konden nog niet vóór de begrooting stemmen. Alweer hadden zij zich vergist. De houding van de S. D. A. P. tegen over het Koningschap, het Wilhelmus, de verjaardagen van de leden van het Koninklijk Huis, een vergissing. De revolu tionnaire inslag van de S.D.A. P.: een vergissing. Merk waardig is, dat over die vergissingen en over de gewijzigde houding en inzichten in de partij zoo ongeüjk wordt geoor deeld. De heer Vliegen stelde in Het Volk b.v. vast, dat de Nederlandsche sociaal-democratie is aangeland op het punt, waar de geestverwanten in Engeland, België en Scandinavië reeds vroeger waren gekomen; hoewel hij erkende, dat de sociaal-democratie vroeger vijandig stond tegenover het Koningschap, was die vijandigheid thans bij gebrek aan voedingsbodem afgestorven. De heer van Veen rekende in De Sociaal-Democraat op scherpe wijze af met zijn partij- genooten Gerhard, van der Kieft en Kleerekoper, die hem Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen, (van der Laan e.a.) hadden aangevallen wegens het nationale standpunt, dat hij had ingenomen, omdat volgens hem een nationaal Koning schap, in de volkshistorie geworteld, op dit oogenblik de Nederlandsche democratie veel beter kan dienen dan een republiek, die automatisch een verscheurd volk zou beteekenen volgens hem moet het met het oude „Marxistische gedonder jaag" dat met de feiten, omstandigheden en gevoelens en de groote massa niet rekent, uit zijn, hoeveel pijn dat ook een handjevol hoogmoedige socialistische intellectueelen zal kosten. Spreker verzoekt hier zijn rede te mogen onderbreken. De Voorzitter heeft hiertegen geen bezwaar en schorst vervolgens de vergadering tot des avonds te 8 uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van 22 Februari 1937 op Maandag 22 Februari 1937, des avonds te 3 uur. Afwezig zijn de heeren Splinter, Snel en Schoneveld; er is één vacature. Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de begrooting. De heer van der Laan zet zijn rede voort en zegt, dat de heer van Tiel, lid van den Raad van Dordrecht, in een fel betoog heeft verklaard te moeten treden uit de S. D. A. P., waarvan hij 43 jaar lid is geweest, nu S. D. A. P.-ers zitting nemen in Oranje-comité's, de mariniers ook door de sociaal democratische wethoudster ten stadhuize is ontvangen en de partij heeft deelgenomen aan de feestelijkheden met het daaraan militaire vertoon bij de opening van de Moerdijk- brug. In de S. D. A. P. stelt men eenerzijds nadrukkelijk het principieel republikeinsche karakter dier partij voorop, maar ontkent men anderzijds dat karakter even nadrukkelijk; eenerzijds erkent men een sterke wijziging in de partij tegen over het „nationale vraagstuk", anderzijds ontkent men deze wijziging. De S. D. A. P. vertoont het beeld van nationale verwarring; de slechte opvoeding, welke zij haar geloovigen heeft gegeven, werkt thans na en zij moet de geesten bestrijden, die zij zelf opgeroepen heeft. Spreker zelf gelooft niet, dat zich een wijziging in de S. D. A. P. voltrokken heeft. De S. D. A. P. verstaat slecht de psyche van het Nederlandsche volk; wanneer het al te duidelijk wordt, dat zij haar greep op haar aanhang gaat verliezen, verandert zij plotseling van standpunt en van tactiek. Ook de liberale partij zal rekening houden met veranderde omstandigheden en daarnaar haar standpunt bepalen, doch haar leden zullen vrijwel eensgezind voor haar beginselen op komen en niet links en rechts wenken om de gunst en recom mandatie. Zij zullen niet bevelen, doch nog minder smeeken. Spreker vleit zich niet met de hoop, met deze opmerkingen er in geslaagd te zijn de meening van den heer Schüller omtrent de liberale partij te hebben veranderd of dezen te hebben bewogen voortaan gematigder te zijn in diens oordeel over het optreden van anderen of de gevoelens van anderen te respecteeren, maar spreker kan wel verzekeren, dat hij als vrij man de beginselen zijner partij zal trachten te ver dedigen en te handhaven op zijn manier: onafhankelijk en oprecht. Hoe de heer Hessing tot de zekerheid is gekomen, dat de heer Romijn zich tegen de sluiting der badinrichting op Zondag onder kerktijd zou hebben verklaard, interesseert spreker niet. Spreker is in den Raad niet een marionet, die slechts de bevelen van zijn gebieder heeft op te volgen of naar de pijpen van kiezers of vakvereenigingen heeft te dansen, maar zal geheel naar eigen inzicht en oordeel in het belang der gemeente handelen. Spreker geeft daarom den heer Hessing in overweging aan den Vrijheidsbond het al of niet goedkeuren van sprekers optreden in den Raad over te laten. Wat sprekers voorstel omtrent de voorgestelde korting van 15 op de kosten van ziekenverpleging in de wijk- gebouwen (No. 5) betreft, zegt spreker, dat de vereenigingen de laatste jaren, toen de kortingen zijn toegepast, al het mogelijke hebben gedaan om de inkomsten te vermeerderen, de uitgaven te verminderen en de werkzaamheden te be perken, doch door overlijden, vertrek uit de gemeente enz. van verschillende leden, is het haar niet mogelijk op dezen weg voort te gaan. De Voorzitter zegt, dat de heer van der Laan zich vergist. Op het subsidie voor de wijkgebouwen is nog nooit korting toegepast.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 12