23 N°. 50. Leiden, 12 Maart 1937. Ter voorziening in de behoefte aan meerdere bureau ruimte voor den Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken heeft de Directeur van dien dienst verzocht de binnenkort vrijkomende bovenwoning Garenmarkt No. 4a bij zijn aan grenzend kantoorgebouw te trekken. Voorts heeft die Directeur verzocht om de buiten gebruik zijnde voormalige brandweergarage aan de Garenmarkt als stempellokaal be schikbaar te stellen voor de werkloozen, welke in den loop van het vorige jaar van den Gemeentelijken Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon naar eerstgenoemden dienst zijn overgegaan. Deze werkloozen stempelen thans tijdelijk in eenige lokalen van de v.m. bewaarschool aan de Groenesteeg. Aanvankelijk bestond bij ons College, evenals bij de Commissie van Fabricage, bezwaar om, hangende het door ons College ingestelde onderzoek naar de mogelijkheid van een combinatie van de diensten voor Maatschappelijk Hulp betoon en voor Sociale Zaken, de gelden, benoodigd voor de met de bijtrekking van de genoemde bovenwoning en garage gepaard gaande kosten van verbouwing en inrichting, welke kosten werden geraamd op ƒ1900.bij Uwe Ver gadering aan te vragen. Uit een nader door ons College ingesteld onderzoek bleek evenwel, dat door de uitbreiding van de bureauruimte van den Dienst voor Sociale Zaken met de bovenwoning Garenmarkt No. 4a, ook het bureau van de Commissie voor den Extra Steun aan Ondersteunde Werkloozen, thans gevestigd in het perceel Stille Eijn No. 3, bij dien Dienst zou kunnen worden ondergebracht en dat daardoor een bezuiniging op de bureau- en personeelkosten van die Commissie zou kunnen worden verkregen van 1000. per jaar. En aangezien verder op aandrang van den Minister van Sociale Zaken moest worden overgegaan tot uitbreiding van het aantal controleurs bij den Dienst van Sociale Zaken, in verband waarmede eveneens over meerdere bureauruimte moest worden beschikt, meenden wij, gelijk ook de Com missie van Fabricage, onze aanvankelijke bezwaren tegen de uitbreiding van de bureauruimte van en de stempel- gelegenheid bij dien Dienst te moeten laten varen. Wij droegen echter den betrokken Dienst op om de begrooting van de kosten aan een nauwkeurige herziening, welke tot verlaging zou leiden, te onderwerpen. Als gevolg hiervan zijn de verbouwings- en inrichtings kosten nader geraamd op 1500. Dit bedrag kan uit den post „Onvoorziene Uitgaven" van de loopende begrooting worden bestreden. In verband met het vorenstaande geven wij Uwe Ver gadering in overweging door vaststelling van den overge- legden begrootingsstaat een bedrag van 1500.ter be schikking van ons College te stellen, ten behoeve van de uitbreiding van de bureauruimte van en de stempelgelegen- heid in het gebouw van den Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken door bijtrekking bij dien Dienst van de boven woning Garenmarkt No. 4a en de v.m. brandweergarage aan de Garenmarkt. Op den post voor „Onvoorziene Uit gaven" is nog ƒ23.846.beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 51. Leiden, 12 Maart 1937. De eigenaren van de perceelen Vischmarkt No. 6 en Maarsmanssteeg No. 12, welke perceelen tijdens het maken van de paalfundeering c.a. ten behoeve van den Stadhuis bouw, geheel of ten deele bouwvallig werden, verzoeken bij hunne in de Leeskamer ter visie liggende, om praeadvies in onze handen gestelde, adressen, dat de gemeente hunne perceelen in den vroegeren toestand zal doen optrekken en daarmede niet zal wachten, totdat zal zijn beslist, door wie de schade zal moeten worden vergoed. Wij hebben omtrent die adressen het gevoelen ingewonnen van den rechtsgeleerden raadsman der gemeente, wiens advies eveneens in de Leeskamer ter inzage is nedergelegd. Uit dat advies moge U blijken, dat, met het oog op de belangen van de gemeente, op die verzoeken niet kan worden ingegaan. Adressanten zijn blijkbaar van meening, dat de gemeente, indien zij er toe over mocht gaan aan hun verzoeken gevolg te geven, de kosten, welke daaruit voor haar zouden voort vloeien, eventueel op de aanneemster kan verhalen. Deze meening is echter onjuist, omdat de gemeente door de beschadiging van de huizen zelf geen schade geleden heeft en derhalve nimmer in een rechtsvordering tegen de aanneemster tot vergoeding van kosten, welke de gemeente ten behoeve van de eigenaren wegens de beschadiging van hunne perceelen zou hebben gemaakt, zou kunnen slagen. Behalve dat de gemeente, indien zij overeenkomstig het verlangen van adressanten handelde, de daaruit voort vloeiende kosten niet op de aanneemster zou kunnen ver halen, zou de gemeente bovendien door de schade voor haar rekening te nemen, haar standpunt, dat zij niet aan sprakelijk is voor die schade, ernstig verzwakken en daar mede haar positie in het geschil met de aanneemster in belangrijke mate benadeelen. En dat de schade door een spoedigen opbouw aanmerkelijk zou worden beperkt is, zooals men in de stukken kan lezen, evenmin juist. Wij betreuren het oprecht, dat door de gemeente aan het ongerief, hetwelk adressanten ondervinden, niet tegemoet kan worden gekomen, doch het zal ook Uwe Vergadering na kennisneming van het advies van den rechtsgeleerden raadsman der gemeente duidelijk zijn geworden, dat de gemeente ten aanzien van adressanten alles gedaan heeft, wat redelijkerwijze gedaan kon worden en dat de gemeente de verzoeken van adressanten niet kan inwilligen zonder hare belangen in zeer ernstige mate te schaden. Wij geven U mitsdien in overweging op beide verzoeken afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GBOEN ZOON. V

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 11