6
MAANDAG 1 FEBRUARI 1937
Verpachting baggerwerk e.a.
(van Stralen e.a.)
krijgen. Het is dus onmogelijk dit percentage door een toeslag
op te voeren.
De heer Wilbrink zegt, dat ook de bouwvakarbeiders in
den winter geen uitkeering krijgen, omdat zij dan ontslagen
worden.
De heer van Stralen acht het toch billijk, dat deze bepaling
in dien geest verbeterd en gewijzigd wordt.
De heer Manders zegt, dat de heer Schüüer zich vergist,
wanneer hij meent dat het baggeren gebeurt op de wijze,
zooals hij zich dat voorstelt. Een baggerbok bevat drie ge
deelten, waarvan twee luchtgedeelten, voorplecht en achter
plecht. Het water, dat gebaggerd wordt, vloeit vanzelf over
het boord uit het voor de bagger bestemde middengedeelte
weg; alleen de vaste bagger blijft over.
Wat betreft de quaestie van de loonen, metselaars, timmer
lieden en anderen, die veel buitenwerk verrichten, hebben
altijd een hooger loon gehad dan de anderen; in dat hoogere
loon waren dan verdisconteerd de onwerkbare dagen. Op
het oogenblik is de marge veel kleiner, omdat ook de werk
gelegenheid in den winter veel beter is. Het vroegere tras,
waarmede men niet kon werken, zoodra er vorst in de lucht
zat, is vervangen door cement. Ook heeft men regenkleeding
gekregen, zoodat het uitvallen van arbeiders wegens onwerk
baar weer niet zoo spoedig meer plaats heeft. Indien men
verbetering wil aanbrengen in het loon, zal men haar niet
moeten zoeken in de verhooging van het percentage van 50,
maar in verhooging van het uurloon.
De heer van Weizen vraagt, hoeveel arbeiders hierbij
betrokken zijn.
De Voorzitter Tien arbeiders.
De heer van Weizen zegt, dat dit aantal groot genoeg is
om de verhooging van het percentage van 50 tot 70 toe
te staan.
Het gewijzigde voorstel van den heer Snel (zie bl. 5)
wordt verworpen met 16 tegen 15 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Bergers, Tepe, Manders, de
Reede, van Rosmalen, Coster, Wiirtz, Eikerbout, Goslinga,
Beekenkamp, van der Reijden, Tobé, van der Kwaak,
Wilmer, Wilbrink en Lombert.
Vóór stemmen: de heeren van Weizen, van der Laan,
Schüller, van Stralen, Carton, Groeneveld, van Eek, Snel,
mevrouw Braggaar, de heer Dubbeldeman, mevrouw de Cler,
de heeren Valentgoed, Jongeleen, van der Voort en Hessing.
(De heeren Manders, de Eeede en van Rosmalen waren
inmiddels ter vergadering gekomen, terwijl de heer Verweij
tijdelijk de vergadering had verlaten).
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
gewijzigde voorstel van Burgemeester en Wethouders be
sloten.
XIII. Voorstel:
a. tot het beschikbaarstellen van gelden ten behoeve van
den aanleg van een militair oefenterrein met sportveld
op de gronden nabij den Haagvveg ten zuiden van de
Toussaintkade
b. tot het verhuren van het sub a genoemde oefenterrein
met sportveld aan den Staat der Nederlanden. (9)
Hierbij komt tevens aan de orde het voorstel van den
heer van Eek, luidende:
,,De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders er bij
den Minister van Defensie op aan te dringen, dat in de
overeenkomst betreffende de verhuring van het nieuwe
militaire oefenterrein met sportterrein de volgende wijzigingen
worden gebracht:
1°. dat de beschikbaarstelling van die terreinen aan de
gemeente zich niet beperkt tot openbare volksfeesten en
andere volksvermakelijkheden doch wordt uitgebreid tot
alle openbare bijeenkomsten;
2°. dat de voorwaarde voor het gebruik van die terreinen
aldus luidende: dat de betreffende feestelijkheden en ver
makelijkheden niet worden gehouden met een revolutionair
doel of propaganda tegen de weermacht, op die terreinen
worden toegelaten, komt te vervallen."
De heer van Eek kan zich volkomen vereenigen met de
Militair oefenterrein Ilaagweg.
(van Eek e.a.)
oplossing van de moeilijkheid, die ontstaan was, doordat het
Schuttersveld binnen afzienbaren tijd niet meer beschikbaar
zou zijn voor militaire oefeningen, maar kan zich niet geheel
vereenigen met de voorwaarden, waaromtrent met het Rijk
overeenstemming is verkregen.
Men moet het een soort van bereidwilligheid noemen,
wanneer de huurder van een terrein bereid is het terrein
tijdeüjk af te staan voor een ander doel dan waarvoor hij
het gehuurd heeft. Spreker stelt het dan ook op prijs, dat het
Rijk bereid is het terrein op verzoek van het gemeentebestuur
tijdeüjk af te staan voor het houden van openbare volks
feesten en andere volksvermakeüjkheden, maar zou het nog
meer op prijs stellen, indien het Rijk zijn bereidwilligheid
verder uitstrekte en het terrein ook tijdelijk beschikbaar wilde
stellen voor andere bijeenkomsten. Er zijn in de gemeente
Leiden betrekkeüjk weinig terreinen, waarop openbare bijeen
komsten gehouden kunnen worden en dit terrein leent zich
er zeer goed voor.
Spreker stelt dan ook den Raad voor, het College uit te
noodigen er bij den Minister van Defensie op aan te dringen,
de beschikbaarstelling van het terrein niet te beperken tot
de openbare volksfeesten en andere vermakelijkheden, maar
haar uit te strekken tot alle mogelijke openbare bijeen
komsten. Natuurüjk kan, zooals ook in de stukken staat, de
beschikbaarstelling alleen plaats hebben, nadat overeenstem
ming is verkregen tusschen het gemeentebestuur en den
garnizoenscommandant, terwijl de beschikbaarstelling moet
geschieden door het gemeentebestuur in overleg met genoem
den commandant.
In de tweede plaats heeft spreker bezwaar tegen de voor
waarde, dat „deze feesten en vermakeüjkheden niet worden
gehouden met een revolutionnair doel en tijdens die feesten
en vermakelijkheden geen revolutionnaire propaganda of
propaganda tegen de weermacht op het terrein worden toe
gelaten". Spreker heeft altijd bezwaar tegen het gebruik van
het woord „revolutionnair", omdat het zooveel misverstand
wekt.
„Revolutionnair" kan beteekenen, dat men op staatkundig
gebied een verandering wil tot stand brengen, ook met
onwettige middelen, maar het woord kan ook beteekenen,
dat men een radicalen ommekeer wenscht, die zich kan vol
trekken met de meest vreedzame middelen.
De politie en de justitie zijn er om op te treden tegen hen,
die op het terrein bijeenkomsten organiseeren met het doel
aan te sporen tot het verrichten van onwettige daden. Spreker
kan zich echter niet voorstellen, dat men er bezwaar tegen
kan hebben, indien op het terrein propaganda wordt gemaakt
voor de vereeniging Bellamy, die een radicalen ommekeer wil
te weeg brengen, maar toch de meest vreedzame vereeniging
is, welke men zich denken kan.
Hetzelfde geldt voor de propaganda tegen de weermacht.
Spreker kan zich voorstellen, dat de huurder bezwaar maakt
tegen het toelaten van propaganda voor dienstweigering,
maar denkt aan een vereeniging als „Kerk en Vrede", die in
het algemeen staat op het standpunt van dd ontwapening.
Het is vermakeüjk, dat hier gesproken wordt van weermacht
en revolutie; als die bepaüng op het oogenblik in Spanje zou
worden toegepast, zouden de militairen zelf van het terrein
geweerd worden, want daar is de wTeermacht zelf revolution
nair. Maar deze bepaling is ook niet noodig. In die overeen
komst staat, dat de beschikbaarstelling wordt geregeld door
het gemeentebestuur in overleg met den garnizoenscomman
dant. Of is men bang, dat die zullen samenzweren en toch
dergeüjke dingen zullen toelaten? Spreker dringt er op aan
de regeling als volgt te houden, zooals ook rationeel is: het
Rijk huurt het en het gemeentebestuur pleegt inzake ver
huring aan anderen overleg met den corpscommandant en
dan kan men zien, of verhuring gewenscht is. Dan is de zaak
in orde en behoeft men niet bang te zijn, dat dit terrein op
ongewenschte wijze gebruikt zou worden. Spreker heeft er
bezwaar tegen, dat hier weer stelling genomen wordt tegen
bepaalde richtingen, die dit niet verdiend hebben en die op
denzelfden voet behandeld moesten worden als andere.
Spreker wijzigt den tekst van zijn voorstel, dat zooals het
afgedrukt is niet juist geredigeerd is. Spreker kan zich met
dit voorstel van het College dus wel vereenigen, maar zou
het op prijs steüen, wanneer het College op het aanbrengen
van deze wijziging aandrong.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer van Eek zijn
voorstel in dezen zin heeft gewijzigd, dat de alinea sub 2
thans luidt:
„2°. dat de voorwaarde voor het gebruik van die terreinen
aldus luidende: dat de betreffende feesteüjkheden en ver
makelijkheden niet worden gehouden met een revolutionair
doel en tijdens die feesten en vermakelijkheden geen