MAANDAG 1 FEBRUARI 1937.
Verpachting baggerwerk.
(Wilbrink e.a.)
constateeren, of het werkbaar of onwerkbaar weer is. De
Directeur van de Gemeentereiniging moet eigenlijk contro
leeren en vaststellen of het onwerkbaar weer is. Juist omdat
er een belangrijk verschil nog is tusschen loon en uitkeering
bij onwerkbaar weer, ligt daarin een stimulans voor de
arbeiders zelf om eerder te gaan werken. Wordt dit verschil
zeer klein gemaakt, dan krijgt men moeilijkheden, want dan
moet de directeur zelf beslissen of het onwerkbaar weer is
of niet. Men kan beter deze regeling handhaven, die niet tot
conflicten aanleiding heeft gegeven. Volgens den heer Schüller
krijgen de bouwvakarbeiders na afloop van deze uitkeering
kasuitkeering, maar daartegenover moeten zij contributie
voor hun werkloozenkas betalen.
Indien deze arbeiders ook contributie aan een werkloozen
kas betaalden, zouden zij eveneens uit die kas een uitkeering
ontvangen boven de helft van het loon, dat de pachter hun
bij onwerkbaar weer betaalt en dan zouden zij in gunstiger
omstandigheden zijn dan de bouwvakarbeiders.
De betaling van 50 van het loon kan dan ook niet
ongunstig genoemd worden, terwijl de aanneming van het
voorstel van den heer Snel aanleiding zou geven tot allerlei
conflicten tusschen den Directeur van den Reinigingsdienst
en den pachter eenerzijds en het personeel van den pachter
anderzijds. De controle zou dan ook buitengewoon moeilijk
worden.
De Voorzitter dankt den heer Wilbrink voor den steun,
dien deze het voorstel heeft gegeven.
Tijdens het betoog van den heer Schüller heeft spreker
zich afgevraagd, of de heer Schüller omtrent de vacantie
van het personeel der naamlooze vennootschap wel goed
was ingelicht en ook op de hoogte was van hetgeen daar
omtrent in de Commissie van Fabricage is gezegd. Op
3 Januari 1936 is in de Commissie een vacantieregeling ge
maakt, waarin is bepaald, dat het personeel de vrije keuze
van de vacantiedagen heeft. In het jaar 1936 hebben eenige
arbeiders vrijgenomen op 18 April; dit was geen Christelijke
feestdag. Verschillende arbeiders namen vrij op 15 Augustus,
een R.K. heilige dag, maar andere arbeiders deden dit niet,
omdat ook het gemeentepersoneel dien dag niet vrij heeft.
Men heeft den dag gekozen, dien men zelf wenschte en het is
de bedoeling, ook in het vervolg den arbeiders de vrije keuze
van hun vacantiedagen te laten.
Volgens den heer Schüller behoeft de pachter geen confer óle
uit te oefenen, maar indien hij een goede pachter is, zal
hij het wel doen, want er zijn zaken, waarop hij wel en de
gemeente niet heeft te letten. Het komt herhaaldelijk voor,
dat de gemeente een contract sluit met een aannemer en
beiden toezicht laten houden. Spreker heeft echter onlangs
een aannemer hooren zeggen, dat de gemeente zoo'n degebjke
controle liet oefenen, dat hij als aannemer zijn controleerend
personeel kon inkrimpen. Het kan dus zijn, dat de contröle
van de gemeente zoo effectief is, dat de aannemer meent
geen toezicht te behoeven uit te oefenen. In dit geval zijn
er echter allerlei zaken, waarbij de pachter wel, maar de
gemeente geen belang heeft.
Volgens den heer Schüller is de verpachting een middel,
waardoor de gemeente ontkomt aan het betalen van hoogere
loonen. De pachter moet echter zorgen, dat hij de bagger
kwijtraakt. Hij heeft daarvoor zekere relaties te onderhouden
met boeren en telersmen kan niet zeggen, dat hij met het
kwijtraken van de bagger niets te maken heeft. De winst
op dit bedrijf voor hem is niet groot, maar hij kan dit doen
omdat de combinatie van zijn bezigheden hem daartoe in
staat stelt. De gemeente kan daarvan profiteeren. Exploitatie
door de gemeente zelf zou neerkomen op een grootere uitgave
per jaar van tenminste 6.000.hetgeen op het oogenblik
zeker niet te aanvaarden is.
Ten aanzien van de quaestie van onwerkbaar weer sluit
spreker zich bij den heer Wilbrink aan; dit is een moeilijke
zaakhet is mogelijk, dat op sommige plaatsen, waar veel
wind en koude is, niet gebaggerd kan worden en op andere
plaatsen terzelfdertijd wel. Dit is in de practijk het best
over te laten aan de onderlinge goede verstandhouding,
die er gelukkig bestaat tusschen de directie van de Gemeente
reiniging, den uitvoerder van het baggerwerk en de werk
lieden. Spreker is overtuigd, dat deze bepaling aldus goed is
ook van de zijde van het personeel zijn daarover geen klachten
ingekomen. Het College ontraadt ten eenenmale het voorstel
van den heer Snel.
De heer Snel wijzigt zijn voorstel in dien zin, dat bij on
werkbaar weer 70 van het loon zal worden uitgekeerd; in
dat verschil van 30 zit voldoende prikkel voor die arbeiders
om te werken.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Snel zijn voorstel
Verpachting baggerwerk.
(Voorzitter e.a.)
nader heeft gewijzigd in dien zin, dat het thans luidt:
„De Raad dringt er bij Burgemeester en Wethouders op
aan, dat in de pachtvoorwaarden voor het baggerwerk en
vuilvervoer, aan te gaan met de N.V. Kuyf's Vuil- en Bagger
bedrijf te Nieuwkoop, worde opgenomen een bepaling, dat
bij onwerkbaar weer 70 van het loon wordt betaald."
De heer Schüller zegt, dat onder het vorig pachtcontract
den arbeiders wel eens een vrije dag is geweigerd, zelfs wan
neer de dienst daarvan geen schade zou ondervinden en zelfs
voor verhuizing.
Spreker weet, dat verschillende boeren die gaarne pootaarde
zouden hebben, en die hun schuiten naar den baggerstaal
hadden gezonden, om pootaarde te halen, onverriehterzake
hebben moeten terugkeeren. Er lagen toen 2 stalen bagger,
die nog niet geschikt waren, maar overigens waren de stalen
kaal. Dit komt, doordat de pachter daarmee volgens sprekers
meening te veel moeite heeft en de arbeiders met de schuiten
liever den polder instuurt om die bagger voor f 1.weer
te brengen.
Spreker neemt wel aan, dat als een schuit op haar plaats
van bestemming komt, zij inderdaad bagger bevat. Het is
echter de vraag, of de baggerman direct bagger in zijn schuit
heeft geworpen of dat hij bagger met water omhoog heeft
gebracht en eenige malen het water van de bagger heeft
moeten laten wegvloeien; het is dus de vraag, hoelang het.
duurde voor de schuit met bagger gevuld was.
Houdt de heer Wilbrink wel rekening met de belangen van
de gezinnen der baggerlieden, indien hij zegt, dat het verschil
tusschen het loon en de uitkeering bij onwerkbaar weer zoo
groot mogelijk moet zijn, opdat het als een stimulans voor
de arbeiders werkt? Bovendien worden de baggerlieden toch
ook met 50 van hun loon naar huis gestuurd, indien zij
wel willen werken, maar het door de weersomstandigheden
niet kunnen. Men moet niet zeggen, dat de pachter het goede
heertje speelt, want hij betaalt het niet. Per slot van rekening-
zal daardoor de pachtsom iets verhoogd moeten worden.
Het maakt geen verschil, of men in het pachtcontract vast
legt, dat bij onwerkbaar weer 70 van het loon moet worden
uitbetaald dan wel, dat men het percentage op 50 stelt,
maar de baggerman bij Maatschappelijk Hulpbetoon of bij
den dienst van Sociale Zaken steun moet vragen.
Het is niet aan den baggerman te bepalen, of hij kan
werken, maar wel aan den chef. Er zou ten hoogste verschil
van meening kunnen ontstaan, wanneer de baggerman kan
aantoonen, dat hoe graag hij ook wil, hij niet kan werken.
De baggerman zal tot het uiterste op zijn schuit blijven
staan, omdat hij weet, dat het hem 50 van zijn loon kost,
indien hij de schuit aan den kant legt.
Men heeft nu gezegd, dat de uitgaven 5000.a 6000.
hooger zouden zijn, indien de gemeente het werk uitvoerde.
Een dergelijke begrooting heeft spreker ook verleden jaar in
de commissie gezien. Spreker dacht, dat hij als commissielid
een dergelijke begrooting wel in handen mocht hebben, maar
zij werd hem op een afstand getoond en daarom gelooft hij
niet, dat bij een goede exploitatie het verschil zoo groot
zou zijn.
Het merkwaardige is, dat toen de directeur van den
Reinigingsdienst, de heer de Jong, zich vóór zijn benoeming
in een vergadering van de sociaal-democratische raadsfractie
kwam voorstellen en de heer Groeneveld hem vroeg, hoe hij
dacht over gemeentelijke exploitatie, speciaal wat betreft
het baggerwerk, hij zeide: dat was een zaak, waarover niet
te redeneeren vieldat moest in gemeentebeheer gedaan
worden. Het gaat hier om de quaestie van de loonen en op
spreker heeft het betoog van den heer Wilbrink geen indruk
gemaakt, omdat deze sprekers beweringen niet heeft kunnen
ontzenuwen. Daarom dringt spreker aan op aanneming van
het voorstel-Snel, opdat deze arbeiders in elk geval bij
onwerkbaar weer 70 krijgen.
De heer van Stralen zegt, dat hem persoonlijk het voorstel-
Snel wel sympathiek is en dat hij er ook wel voor is, de
uitkeering bij onwerkbaar weer op 70 te brengen. In het
College heeft spreker daarvoor ook gepleit, maar hij heeft
zich tenslotte bij een uitkeering van 50 neergelegd. Nu
echter een voorstel is ingediend, zou spreker het toch wel
zeer billijk vinden, indien dit in de overeenkomst alsnog
werd opgenomen. Sinds in de bouwvakken als regel de ver
goeding bij onwerkbaar weer op 70 is bepaald, acht spreker
er alles voor te zeggen een dergelijke bepaling ook in dit
contract op te nemen. Volgens den heer Wilbrink krijgen
deze arbeiders, wanneer zij 50 in plaats van 70 krijgen,
daarop als georganiseerden toch wel een toeslag, maar dat
is niet juist. Gedurende den tijd, waarin vergoeding wegens
onwerkbaar weer genoten wordt, kan men geen kasuitkeering