24
MAANDAG 1 FEBRUARI 1937.
Intcrpellatie-Schüller i.z. liet stutten van perceelen bij
(Schiiller.) Oude Vest.
Raadsleden in de Leeskamer ter inzage leggen alsmede
eventueele uitgebrachte rapporten, opdat de Raadsleden
hiervan kennis kunnen nemen?
5. Ten wiens laste komen de genomen of nog te nemen
maatregelen welke de gewensehte verbeteringen zullen
brengen?
De heer Goslinga heeft in de Raadsvergadering van 9
November 1936 gezegd het te betreuren, dat de leden de
vragen van den interpellant niet voor zich hebben, wanneer
zij aan het College worden gesteld, en gevraagd, of het voor
het College zoo bezwaarlijk is er zorg voor te dragen, dat
zoodra de vragen bij het College zijn binnengekomen een
afschrift daarvan aan de leden wordt gezonden, voordat de
aanvrage van de interpellatie in den Raad wordt behandeld.
De Voorzitter heeft daarop geantwoord, de vraag van den
heer Goslinga nogmaals te zullen overwegen en in het College
ter sprake te zullen brengen.
Spreker heeft zijn vragen op 21 Januari j.l. aan het College
doen toekomen. Toen hem op 28 Januari d.a.v. bleek, dat
het College aan het verzoek van den heer Goslinga in dit
geval niet had voldaan, heeft spreker zijn vragen in de
dagbladen op een zoodanig tijdstip doen publiceeren, dat
de leden eenige dagen vóór deze Raadsvergadering daarvan
kennis konden nemen. Spreker betuigt de Pers zijn dank
voor deze medewerking.
Spreker heeft nagegaan, op welke wijze men gestut heeft.
Aan een stut, die te kort was, had men een stuk hout met
drie spijkers bevestigd. Een tweeden stut, die totaal verrot
was, had men geplaatst op een slof van duimshout. Een
derde stut was op een geheel vermolmde slof geplaatst. De
andere stutten, waaronder eenige van een dikte van tot
7 cm, waren voor het doel veel te dun. Spreker heeft eenige
foto's bij zich, waarop duidelijk is te zien, hoe onverant
woordelijk men te werk is gegaan.
Men kan deze feiten niet ontkennen.
Spreker heeft meerdere malen, als hij een bestek noodig
had, den boekhouder van den Dienst van Gemeentewerken
gevraagd, hem een exemplaar toe te zenden en altijd heeft
deze boekhouder aan dit verzoek voldaan, behalve dezen
keer. Toen spreker den boekhouder verzocht, hem het bestek
toe te zenden, waarnaar de afbraak heeft plaats gehad,
beloofde de boekhouder hem, het te zullen doen, maar
eenigen tijd later deelde hij spreker mede, dat de Directeur
van Gemeentewerken hem had gezegd, het bestek niet aan
spreker te mogen zenden, omdat deze zich met den Directeur
persoonlijk in verbinding moest stellen. Spreker heeft toen
den Directeur per telefoon gevraagd, hem als lid van de
Commissie van Fabricage het bestek te willen toezenden.
De Directeur heeft spreker toen op zeer onbehoorlijke wijze
geantwoord en o.m. gezegd niet van plan te zijn spreker
materiaal in handen te geven, dat deze later tegen den
Dienst van Gemeentewerken kon uitspelen. De Directeur
merkte ook op, dat het sensatie-artikel in het dagblad Vooruit
hem niet aanstond en dat hij wist, dat spreker reeds op het
werk was geweest. De Directeur zou het bestek niet aan
spreker sturen, indien deze niet verklaarde het noodig te
hebben in het belang van de gemeente.
Spreker zeide toen, dit bestek op te vragen als lid van de
Commissie van Fabricage en dat hij zich tot hoogere instanties
zou wenden, als de Directeur het zou weigeren. De Directeur
is weigerachtig gebleven spreker dit bestek toe te zenden;
toen heeft spreker zich schriftelijk tot den Secretaris der
Commissie gewend, die hem welwillend binnen den dag dit
bestek heeft toegestuurd. Ieder, die dit stutwerk heeft gezien,
zal moeten toegeven, dat dit artikel geen sensatie-artikel was,
maar dat daarin de feiten duidelijk en zakeüjk juist waren
weergegeven. Men kan de redactie van de „Vooruit" geen
enkel verwijt maken, daar zij de feiten juist heeft weer
gegeven de Directeur van Gemeentewerken kan deze feit en niet
ontkennen, daar de bewijzen er voor door de redactie geleverd
zijn. Die weigering van het bestek deed spreker al gevoelen,
dat er iets te verbergen was; waarom zou de Directeur
anders aan een lid van de Commissie of van den Raad dit
bestek weigeren? Spreker denkt er geen oogenblik aan op
bevel van den Directeur de door hem bij de aanvaarding
van het Raadslidmaatschap afgelegde verklaring, de belangen
der gemeente Leiden met al zijn vermogen te zullen voorstaan
en bevorderen, nogmaals af te leggen. Deze houding van den
Directeur wettigde bij spreker het vermoeden, dat er in deze
zaak iets te verbergen was; dit vermoeden is bij het door
lezen van het bestek bewaarheid. Uit de artikelen 3, 9, 20,
21 en 22 van dit bestek komt vast te staan, dat tot genoegen
van de Directie de muren, die blijven staan, van belendende
perceelen gestut moesten worden door den aannemer van
het slooperswerk en dat de laatste termijn van de aanneem-
som uitgekeerd zou worden als alle werken nogmaals ten
Interpellatie-Schiiller i.z. het stutten van perceelen bij
(Schüller e.a.) Oude Vest.
genoegen van de Directie zijn opgenomen eu goedgekeurd.
Dit beteekent, dat de Directie door de betaling van den
laatsten termijn verklaart, dat zij het stutwerk tot haar
genoegen heeft opgenomen en goedgekeurd, waardoor er geen
enkel verhaal meer is op den aannemer van het sloop
werk.
Het bewijs, dat men op onvoldoende wijze gestut had, is
geleverd; want onmiddellijk na het verschijnen van het
artikel in het dagblad Vooruit is men begonnen aan de uit
voering van een geheel nieuw stutplan. Hiermede is tevens
komen vast te staan, dat dit artikel geen sensatie-artikel
was. De spoed, waarmede het nieuwe stutplan wordt uit
gevoerd, levert het bewijs van de ondeugdelijkheid van het
stutwerk, dat onder de leiding van de Directie van Gemeente
werken volgens de bepalingen van het bestek moest worden
verricht.
Spreker meent in de toelichting van zijn vragen te hebben
aangetoond, dat de belangen van de gemeente en van de
eigenaren en bewoners van de bedoelde perceelen niet zijn
gediend door de handelingen van de Directie van den Dienst
van Gemeentewerken.
De Voorzitter vindt het altijd aangenaam, als de heer
Schüller een interpellatie houdt, want terwijl gewoonlijk de
gang van zaken bij een interpellatie aldus is: de interpel
lant stelt vragen, wacht het antwoord van het College af,
verklaart zich door dit antwoord geheel (of ten deele) be
vredigd of tracht aan te toonen, dat het onvoldoende is,
doet de heer Schüller bij het stellen en toelichten van zijn
vragen, alsof het College reeds geantwoord heeft en zegt
hij dadelijk, hoe de zaak precies is.
Spreker vindt het dan ook nauwelijks noodig, den Raad
te vermoeien met het antwoord, dat hij zou willen geven
en waarvan hij zich in al zijn onnoozelheid had voorgesteld,
dat het misschien een ander licht op de zaak zou kunnen
doen schijnen.
Alvorens de gestelde vragen te beantwoorden, wenscht
spreker iets te zeggen over de moeilijkheden, die de heer
Schüller heeft gehad met den Directeur der Gemeentewerken
bij het vragen naar het bestek.
Spreker vindt het niet zoo heel erg, dat de boekhouder
den heer Schüller verwezen heeft naar den Directeur; men
kan zich in eerste instantie tot den Directeur wenden,
wanneer men een bestek noodig heeft.
Indien spreker juist is ingelicht, vond de Directeur, die
ten aanzien van hetgeen er bij het werk gebeurd is op
een geheel ander standpunt staat dan de heer Schüller, het
niet prettig, dat op zijn werk een blaam werd geworpen
door het artikel in het dagblad Vooruit. De Directeur, die
van den prins geen kwaad wist, is onaangenaam getroffen
door de mededeeling in dit artikel, dat zijn dienst speelde
met menschenlevens. De Directeur, die meende (wellicht
te recht, misschien ook ten onrechte) dat de heer Schüller
de hand in dit artikel had gehad, heeft in antwoord op de
vraag van den heer Schüller gezegd te willen weten, in
welke hoedanigheid de heer Schüller het bestek vroeg, het
zeer vervelend te vinden, indien deze het wilde gebruiken
om nog meer artikelen tegen het beleid van den Dienst
van Gemeentewerken te schrijven of te doen schrijven, en
zijn Dienst daartegen in bescherming te moeten nemen.
Spreker weet zeker, dat de Directeur, met wien hij over
deze zaak heeft gesproken, er geen bezwaar tegen heeft
den heer Schüller, of wien dan ook, een bestek te geven. De
bestekken zijn immers publiek en voor een ieder te koop.
Het kan dus nooit de bedoeling van den Directeur geweest
zijn, dit stuk voor den heer Schüller te verheimelijkenhij
kan het overal krijgen en hij wist zeker dat men hem,
zoodra hij het aan een ander vroeg, terwille zou zijn.
Het antwoord op de vragen 1 en 2 luidt bevestigend.
Op vraag 3 antwoordt spreker, dat de betreffende schoren
zijn aangebracht door de betrokken aannemers van de sloop
werken. Aan de bepaüngen van het bestek betreffende het
stutten van bestaand blijvende muren van belendende per
ceelen, het dichtmaken van scheuren en het dichtmetselen
van gaten, ontstaan door het wegnemen xan bintlagen enz.
betreffende het nemen van afdoende voorzorgen ter voor
koming van instortingen, verzakkingen, ongelukken enz. is
voldaan. Nadat tevoren aan verschillende muren voor
zieningen waren aangebracht door het herstellen van zwakke
plekken en het dichten van gaten en scheuren, zijn na
behoorlijk onderzoek door Gemeentewerken op de plaatsen,
waar zulks nog noodig of wenschelijk werd geacht, schoren
aangebracht. Het dezer dagen door Gemeentewerken inge
steld onderzoek heeft bevestigd, dat het toegepast stelsel
van schoren ten aanzien van de onderscheiden muren als
complex beschouwd voldoende was; waar geen schoren