MAANDAG 1 FEBRUARI 1937. 23 Stedelijke Werkinrichting e. a. (van Eek e.a.) weigert. Het College moet weten hoe de Raad nu daarover oordeelt. De onderhandelingen kunnen wel tot een termijn van 20 jaren leiden. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om het voorstel van den heer van Eek inzake den duur van het contract (zie bl. 13) in handen van hun College te stellen om praeadvies, wordt verworpen met 18 tegen 14 stemmen. Tegen stemmende heeren van Weizen, Schüller, Bergers, Carton, Groeneveld, van Eek, Snel, Coster, mevrouw Brag- gaar, de heer Dubbel deman, mevrouw de Cler, de heeren Tobé, Valentgoed, Jongeleen, van der Voort, Hessing, Wilmer en Lombert. Vóór stemmen: de heeren van der Laan, van Stralen, Verweij, Tepe, de Reede, van Rosmalen, Schoneveld, Würtz, Eikerbout, Goslinga, Beekenkamp, van der Reijden, van der Kwaak en Wilbrink. Hierna wordt het voorstel zelf aangenomen met 18 tegen 14 stemmen. Vóór stemmen: de heeren van Weizen, Schüller, Bergers, Carton, Groeneveld, van Eek, Snel, Coster, mevrouw Brag- gaar, de heer Dubbeldeman, mevrouw de Cler, de heeren Tobé, Valentgoed, Jongeleen, van der Voort, Hessing, Wilmer en Lombert. Tegen stemmen: de heeren van der Laan, van Stralen, Verweij, Tepe, de Reede, van Rosmalen, Schoneveld, Würtz, Eikerbout, Goslinga, Beekenkamp, van der Reijden, van der Kwaakten Wilbrink. De heer Wilmer gelooft, dat hij het College werkelijk steunt met voor te stellen, het principe-besluit aan te houden. Wanneer het besluit nu in stemming komt, is de kans, dat het verworpen wordt, zeer groot. Dit is ook zeer begrijpelijk, omdat het nemen van een principe-besluit geen zin heeft, wanneer men het ten aanzien van groote onderdeelen van het besluit nog niet met elkaar eens is. Het nemen van een principe-besluit heeft alleen dan zin, wanneer men het er geheel en al mede eens is en slechts op ondergeschikte punten een nadere uitwerking gewenscht wordt, want anders zou men wel voor alle mogelijke zaken een principe-besluit kunnen nemen, al is men er op belangrijke punten tegen. Men doet beter met het antwoord van het Leger des Heils af te wachten. Is dit antwoord afwijzend, dan kunnen de leden van den Raad zich opnieuw beraden op wat hun te doen staat. In de gegeven omstandigheden is het zeer moeilijk thans een beslissing te nemen. Spreker adviseert het College dan ook de beslissing uit te stellen, opdat niet in deze vergadering de geheele zaak van de baan geraakt. De Voorzitter zegt, dat het College geen aanleiding vindt om op de gedachte van den heer Wilmer in te. gaan. De heer van Eek ondersteunt het denkbeeld van den heer Wilmer. De Raad moet, alvorens een beslissing te nemen, het resultaat van de onderhandelingen met het Leger des Heils kennen. De heer Wilmer stelt thans voor het voorstel van Burge meester en Wethouders aan te houden. Het voorstel van orde van den heer Wilmer wordt aan genomen met 17 tegen 14 stemmen. Vóór stemmen: de heeren van Weizen, Schüller, Bergers, Carton, Groeneveld, van Eek, Coster, mevrouw Braggaar, de heer Dubbeldeman, mevrouw de Cler, de heeren Tobé, Valentgoed, Jongeleen, van der Voort, Hessing, Wilmer en Lombert. Tegen stemmen: de heeren van der Laan, van Stralen, Verweij, Tepe, de Reede, van Rosmalen, Schoneveld, Würtz, Eikerbout, Goslinga, Beekenkamp, van der Reijden, van der Kwaak en Wilbrink. (De heer Snel had de vergadering tijdelijk verlaten). XX. Beantwoording van de interpellatie van den heer Goslinga inzake de bestelling van radiatoren voor de ver warming van het nieuwe Raadhuis. De Voorzitter zegt, in antwoord op de eerste vraag van den heer Goslinga, dat er nog geen radiatoren besteld zijn Interpellatie Goslinga i.z. radiatoren nieuw Stadhuis e. a. (Voorzitter e.a.) en zelfs het bestek betreffende de verwarmingsinstallatie nog niet door het College is vastgesteld. Aangezien het antwoord op de eerste vraag ontkennend luidt, vervallen de overige vragen. Spreker voegt hieraan het volgende toe. In Nederland worden alleen plaatijzeren radiatoren ge maakt. De Raadhuis-architect, de heer Blaauw, heeft in een onderhoud met den Secretaris van de Rijkscommissie voor de Werkverruiming aangetoond, dat met het oog op de nog te korte ervaring met de Nederlandsche radiatoren voor een stadhuis, aan gegoten ijzeren radiatoren de voorkeur moet worden gegeven. Genoemde Secretaris kan zich met dit standpunt vereenigen. Van den Minister van Binnenlandsche Zaken is een schrijven ontvangen, houdende mededeeling, dat de Rijks commissie voor Werkverruiming toegeeft, dat de ervaring met plaatijzeren radiatoren opgedaan, jonger is dan die met gegoten ijzeren radiatoren en dat bovendien het vervangen van de in het project opgenomen gegoten ijzeren radiatoren door plaatijzeren een zeer ingrijpend en kostbaar werk zou zijn. Er wordt echter rekening mee gehouden, dat de ketels en alle te gebruiken afsluiters en regelkranen van de Neder landsche industrie betrokken kunnen en moeten worden. De heer Goslinga is dankbaar voor het antwoord op zijn eerste vraag, dat de radiatoren nog niet zijn besteld en dat het bestek voor die levering nog met is vastgesteld, doch heeft daarvan met groote verbazing kennis genomen, omdat hem naar aanleiding van zijn vragen door verschillende fabrikanten was medegedeeld, dat zij geen kans hadden gehad offertes voor hun radiatoren te doen, omdat de installateurs, wien prijsopgave was gevraagd en een bestek voor deze installatie was gezonden, gebonden waren aan het voorschrift in dit bestek, dat het moesten zijn gegoten radiatoren, die niet in Nederland, maar uitsluitend in het buitenland gemaakt wordenmaar dan is spreker ongetwijfeld verkeerd ingelicht en dan constateert hij, dat er toch maar een voorkeur is bij den architect voor die gegoten radiatoren. De meening van den Secretaris van de Commissie voor de Werkverruiming behoeft den Raad niet te interesseeren, alleen de meening van de Commissie zelf. Waar dit echter een aanbesteding is, zal deze zaak toch in elk geval in den Raad komen, en wordt deze daarin gekend, evenals Gedeputeerde Staten. Spreker wacht dus met belangstelling de nadere voorstellen van het College af, doch zal sterken aandrang uitoefenen om in dit geval aan de Nederlandsche industrie de voorkeur te geven. Het is in Nederland met de werkloosheid nog zoo erg gesteld, dab men elke poging tot werkverruiming moet toejuichen. Waar zeer voorname gebouwen als de Pensioenraad, en het Paleis-Raadhuis te Tilburg o.a., en ook gemeentelijke, zooals het Archief en het recreatiegebouw van Endegeest daarvan zijn voorzien, voorspelt spreker het College dat een voorstel tot het bestellen van radiatoren in het buitenland op verzet zal stuiten. De Voorzitter verklaart hiermede de interpellatie van den heer Goslinga voor gesloten. De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde de aan den heer Schüller toegestane interpellatie met betrekking tot het stutten van de perceelen aan de Oude Vest in verband met het sloopen van de voormalige woningen aan de Paradijssteeg en Bouwelouwensteeg. De heer Schüller dankt den Raad voor de gelegenheid, hem gegeven tot het stellen van de volgende vragen: 1. Hebben Burgemeester en Wethouders kennis genomen van het artikel voorkomende in het avondblad d.d. 19 Januari j.l. van het Dagblad „Vooruit", inzake de wijze van stutten der perceelen staande en gelegen aan de Oude Vest en van der Werf straat? 2. Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, hebben Burgemeester en Wethouders dan een onderzoek doen in stellen naar de juistheid van het gestelde in voornoemd artikel? 3. Indien een onderzoek heeft plaats gehad, is er dan komen vast te staan, dat het gestelde in voornoemd artikel juist is bevonden, hetzij in zijn geheel hetzij in onderdeelen; zoo ja, welke maatregelen denken Burgemeester en Wet houders te nemen of zijn er reeds genomen om in dezen ver betering te brengen? 4. Willen Burgemeester en Wethouders het bestek als mede den staat van aanwijzing houdende de voorwaarden, waaronder het sloopen der voormalige woningen staande en gelegen aan de Paradijssteeg en Bouwelouwensteeg voor de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 23