22
MAANDAG 1 FEBRUARI 1937.
Stedelijke Werkinrichting.
(Tepe e.a.)
„Het uur dezer diensten is expres zoo gesteld, dat ieder
die dat wil bovendien de godsdienstoefening van zijn eigen
geloofsovertuiging kan bijwonen. Niemand wordt daarin
verhinderd. Integendeel, dit wordt veeleer aangemoedigd."
Spreker dringt er bij de leiders van het Leger des Heils
heel sterk op aan om, wanneer het voorstel-van Eck-Beeken-
kamp wordt aangenomen, het oor niet te veel te luisteren
te leggen bij de Raadsleden, die reeds dadelijk de suggestie
hebben gedaan, dat het voor het Leger des Heils onaan
nemelijk is, maar wel gehoor te geven aan de wenschen, die
in dat voorstel tot uiting komen.
Sprekers hoofdbezwaar geldt n.l. niet den dwang, maar
richt zich tegen de gevolgen van de gedwongen bijwoning.
Wel is den verpleegden theoretisch de vrijheid gelaten,
de godsdienstoefening in hun eigen kerk bij te wonen, maar
na de gedwongen bijwoning van den wij dings dienst in de
werkinrichting zal bij velen van hen weinig animo daarvoor
bestaan. Voor degenen, die door ongunstige levensomstandig
heden hun geestelijk evenwicht hebben verloren, geldt in
dubbele mate wat voor alle anderen geldt, n.l. dat de wil
goed, maar het vleescli zwak is.
Het gewijzigd voorstel van den heer van Eek (zie blz. 21)
wordt aangenomen met 30 stemmen tegen 1 stem, die van
den heer Goslinga.
Het voorstel-Beekenkamp is hiermede vervallen.
De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders
voor, het voorstel van den heer van Eek inzake den duur
van het contract te stellen in hunne handen om praeadvies.
De heer van Eek acht dit een verkeerde wijze van handelen,
want dan kent het College bij de onderhandelingen met het
Leger des Heils het standpunt van den Raad niet. Bovendien:
het College wil hier een principieele uitspraak van den Raad,
vóórdat het Leger des Heils ingaat op de wenschen van den
Raad. Wanneer nu de Raad besluit in elk geval met het
Leger des Heils in zee te gaan, dan staat de gemeente toch
bijzonder zwak bij de onderhandelingen. Wanneer het
College, wetend wat de Raad wil, gaat onderhandelen met
het Leger des Heils, kan later de Raad op grond van wat
dan verkregen is, een besluit nemen.
De Voorzitter acht het standpunt van den heer van Eek
niet juist. In den Raad wordt van verschillende zijden
aandrang uitgeoefend om den duur van dit contract te
bekorten en daarin ook op te nemen de voorwaarde, dat
periodiek onderhandeld kan worden over wijziging in de in
dat contract genoemde prijzen, die nog in het geheel niet
te berde gebracht zijn, ook niet in de besprekingen met het
Leger des Heils. Stelt nu de Raad het voorstel-van Eek in
handen van het College om praeadvies, dan zal dit met het
Leger des Heils gaan onderhandelen en zien, waartoe het
Leger des Heils bereid is, om daarna aan den Raad mede-
deeling te doen van het voor en tegen en van het standpunt
van het Leger des Heilsdan kan ook het College overwegen
wat in het belang van de gemeente is. De heer van Eek
wil nu een uitspraak hebben, maar spreker weet niet of de
heer van Eek nu veel succes zou hebben met zijn voorstel
spreker kan zich voorstellen, dat er b.v. leden zijn, die
den duur van het contract op 10 jaren willen bepalen. Deze
zaak is niet aan alle kanten door het College onderzocht.
Het zou het beste zijn, dat de heer van Eek genoegen neemt
met de toezegging van het College en dat het College nagaat
waartoe het Leger des Heils bereid is; daarvan wordt dan
later aan den Raad mededeeling gedaan.
De heer van Stralen ondersteunt het verzoek van den
Voorzitter. Het beste is, dat de Raad even afwacht. De
meerderheid van den Raad vindt blijkbaar den termijn
van 25 jaren te lang; hoogstwaarschijnlijk zal de meerderheid
van het College het daarmee eens zijn en dan bestaat er toch
zeker alle aanleiding aan het College over te laten om nadere
onderhandelingen daarover met het Leger des Heils te voeren.
Inderdaad is het mogelijk, dat een andere termijn, korter
of iets langer dan 5 jaar beter is; dat is nu nog moeilijk te
overzien. Het College moet toch ook gelegenheid hebben
zijn gedachten daarover eens te laten gaan. De Raad legt
zich niet volkomen vast, zooals de heer van Eek veronderstelt.
Ook wanneer het voorstel van den heer van Eek in handen
van het College om praeadvies wordt gesteld, behoudt de
Raad volkomen zijn vrijheid om, indien het Leger des Heils
niet te gemoet komt aan bepaalde wenschen, de nadere voor
stellen betreffende de verhuring van de gebouwen te ver
werpen.
Stedelijke Werkinrichting.
(van Eek e.a.)
De heer van Eek zegt, dat de aanneming van zijn voorstel
beteekent, dat het College opnieuw met het Leger des Heils
zal onderhandelen over den duur van den termijn. Het is
mogelijk, dat het Leger des Heils den termijn van vijf jaar
te kort vindt en een anderen termijn voorstelt, waarmede
de Raad zich later wel vereenigt.
Wordt het voorstel van het College thans aangenomen,
dan kan het Leger des Heils bij de onderhandelingen zeggen,
tegen wijziging van den termijn van 25 jaar bezwaar te hebben
en is de andere partij gebonden.
De Voorzitter: Dan is niemand gebonden.
De heer van Eek zegt, dat beide partijen aan elkaar ge
bonden zijn, wanneer de Raad in principe besluit de overeen
komst met het Leger des Heils aan te gaan.
De Voorzitter zegt, dat de termijn van de overeenkomst
slechts een onderdeel is van het beginselbesluit. Er zijn
onderdeelen, die in het geheel niet zijn behandeld en pas
aan de orde worden gesteld, wanneer liet College den Raad
het huurcontract voorlegt.
Op het oogenblik kan het College niet zeggen, of de
termijn van 5 jaar niet veel te kort is. Met het oog op de
financiering van de zaak zou de termijn juist kunnen zijn.
De Raad kan eerst een juiste beslissing omtrent den termijn
nemen, wanneer hij alle gegevens, die daarop betrekking
hebben, kent en zou met het bepalen van den termijn in
deze vergadering slechts een slag in de lucht kunnen doen.
Het College zegt toe, met het Leger des Heils te zullen
onderhandelen, daarbij alle mogelijkheden onder de oogen
te zullen zien en daarna den Raad in staat te stellen tot
het nemen van een besluit.
Indien de Raad in deze vergadering het beginselbesluit
aanneemt, staat daarmede nog niet vast, dat de overeenkomst
voor 25 jaar gesloten wordt en beteekent het ook niet, dat
de gemeente gebonden is.
De heer van Eek zegt, dat de Raad moet weten, waartoe
het Leger des Heils bereid is, als het de zeer ernstige wenschen
van den Raad heeft vernomen.
Neemt de Raad thans het beginselbesluit aan, dan kan
het later niet meer verworpen worden en daarom is het beter,
da.t het College eerst met het Leger des Heils onderhandelt
en den Raad mededeelt, wat het bij die onderhandelingen
heeft bereikt. De Raad kan dan in volle vrijheid een besluit
nemen. Spreker acht het daarom beter, dat de Raad thans
over zijn voorstel een beslissing neemt.
De heer Goslinga betwijfelt het, of de indruk van den heer
van Stralen, dat de geheel e Raad bezwaar heeft tegen het
aangaan van een langdurig contract met het Leger des Heils,
wel juist is. Aan de rechterzijde stellen vele leden prijs op
een langdurige overeenkomst met het oog op het groote
kapitaal, dat de gemeente in deze zaak moet steken.
Sprekers bezwaar was echter meer gericht tegen de onver
anderlijke overeenkomst. Het moet mogelijk zijn, tusschen-
tijds over de voorwaarden te spreken. De leiders van het
Leger des Heils zijn redelijke menschen en het is niet uit
gesloten, dat zij daartoe bereid zijn.
Spreker zal stemmen tegen het voorstel van den heer
van Eek, maar handhaaft zijn bezwaren tegen het onver
anderlijke karakter van de overeenkomst. Zulk een nieuwe
zaak moet inburgeren; daarvoor moet men eenigen tijd geven;
dan kan men niet over 5 jaren een opzegging in het vooruit
zicht stellen.
De Voorzitter zegt, dat het College in het geheel niet op
het standpunt staat: 25 jaren of niets; het is volkomen
bereid die zaak nader te beschouwen. De Raad moet het
toch op prijs stellen, meer licht te krijgen in deze quaestie
alvorens daarover een beslissing te nemen. Wanneer dit
beginselbesluit genomen is, is ten aanzien van den tijds
duur van dit contract absoluut niets besloten; dan krijgt
de Raad te zijner tijd die voorstellen voor zich; op al de
onderdeelen daarvan kan men dan voorstellen indienen.
Spreker handhaaft het voorstel, het voorstel-van Eek te
stellen in handen van het College om praeadvies.
Men doet spreker nu de suggestie, of de heer van Eek
genoegen wil nemen met een wijziging van zijn voorstel in
dien zin, dat elk van beide partijen binnen de 25 jaren na
de totstandkoming van de overeenkomst deze met een
opzeggingstermijn geëindigd kan verklaren.
De heer van Eek zegt, dat hem dat te algemeen is. Het is
mogelijk, dat het Leger des Heils dit bij de onderhandelingen