MAANDAG 1 FEBBUAEI 1937. 21 Stedelijke Werkinrichting. (Wilmer e.a.) tische zijde van de voorgestelde regeling eenige schaduw is geworpen door de mededeeling van den Wethouder, dat het Leger des Heils de gehuwde ondersteunden of hen, die extern willen zijn of moeten blijven, niet in de werkinrichting zal opnemen. Yoor deze personen, die op het oogenblik in de Stedelijke Werkinrichting een zeer gewenscht onderdak vinden, aangezien zij er anders niet zouden zijn, moet een andere oplossing gezocht worden, want de heer Goslinga heeft te recht opgemerkt, dat men ten opzichte van deze personen niet met verleening van steun kan volstaan. De memorie van mevrouw Braggaar schijnt nog korter te zijn dan die van spreker. Zij herinnerde zich althans niet, wat spreker hedenavond in eerste instantie heeft gezegd, want hij heeft niet beweerd, dat mevrouw Braggaar nooit de aandacht er op gevestigd heeft, dat geen ondersteunde zonder noodzaak in de Stedelijke Werkinrichting mag worden ondergebracht; zij heeft dit herhaaldelijk in de Commissie gedaan. Spreker heeft echter gezegd, dat hij zich geen concreet geval herinnerde, waarin mevrouw Braggaar heeft kunnen constateeren, dat de Dienst van Maatschappelijk Hulp betoon iemand in de Stedelijke Werkinrichting had onder gebracht, terwijl zij kon aantoonen, dat dit onnoodig was. Mevrouw Braggaar zal dit spreker niet kunnen betwisten en ook niet kunnen zeggen, dat zijn herinnering op dit punt faalt. De heer Bergers vraagt, of de persoon, die nu aan het hoofd van de Stedelijke Werkinrichting staat, aan het hoofd blijft totdat de reorganisatie geheel gereed is. Of komt hij onder leiding van het Leger des Heils? Spreker zou het ongewenscht achten, wanneer een gemeente-ambtenaar onder het Leger des Heils kwam te staanhet zou beter geweest zijn, wanneer de gemeente de zaak zelf had afgedaan tot de inrichting aan het Leger des Heils kwam. Nu wordt het Leger des Heils chef over gemeente-ambtenaren. Dc Voorzittèr zegt, dat er een tijdelijk directeur komt, die door het Leger des Heils wordt aangewezen. Spreker geeft in overweging de voorstellen van de heeren van Eek en Beekenkamp te combineeren tot een voorstel-van Eek, dat dan aldus luidt: „De Baad verzoekt Burgemeester en Wethouders er nogmaals bij het Leger des Heils op aan te dringen, dat de verpleegden in de onder hét beheer van'het Leger des Heii's komende werk inrichting zullen worden vrijgelaten de godsdienstoefeningen al dan niet bij te wonen, subsidiair, dat het die verpleegden in de onder beheer van het Leger des Heils komende werk inrichting zal vrijstellen van het bijwonen van de wijdings diensten op Zondagmorgen, die tegen dit bijwonen gewetens bezwaren mochten hebben of die op goede gronden aan nemelijk kunnen maken dat zij de godsdienstoefeningen van het kerkgenootschap waartoe zij behooren, zullen bijwonen." De lieer Beekenkamp is daartoe bereid, niet omdat hij het principieel eens is met den heer van Eek, maar terwille van de bezwaren van den heer Wilmer wil hij een tweede poging wagen, waarvan hij eerlijk gezegd ook niet veel succes ver wacht. Spreker neemt derhalve de suggestie van den Voor zitter over. De beer van Eek wijzigt zijn voorstel in den zin als door den Voorzitter hierboven is aangegeven. De heer Goslinga heeft niet de bevoegdheid te twijfelen aan het wel bevredigend antwoord op zijn vraag betreffende de legaten, omdat dit door den archivaris onderzocht isdaarmee neemt spreker dus genoegen. Het antwoord van den heer van Stralen op sprekers vraag, wat er met de tegenwoordige bewoners van de werkinrichting moet gebeuren, was niet zeer bemoedigenddit werpt wel een schaduw op dit voorstel. Dit is in flagrante tegenspraak met het begin van de rede van den heer van Stralen, dat de reorganisatie jarenlang was tegengehouden door de onmogelijkheid om de vraag te beantwoorden, wat er met de tegenwoordige bevolking van de werkinrichting zal moeten gebeuren. Een groot deel daarvan wordt aan zijn lot overgelaten, behoudens eenigen steun; aan de ontwikkeling tot eèn hooger maatschappelijk milieu, en tot hooger werkkracht, aan hun reclasseering wordt blijkbaar niets gedaan. Is het niet mogelijk voor deze menschen nog een oplossing te zoeken? Als voor hen wéér een nieuwe oplossing gezocht moet worden, krijgt men van het goede toch wel wat te veel; er bestaan reeds een werkinrichting voor blinden, een van het Leger des Heils en als er dan nog een moet komen voor de gehuwden, die niet bij het Leger des Heils kunnen komen, dan zou men toch van den wal in de sloot geraken. Spreker dringt er op aan bij de definitieve voorstellen, Stedelijke Werkinrichting. (Goslinga e.a.) die nog te verwachten zijn, ook de vraag van den uitgang van het logement nader onder oogen te zien, teneinde te voorkomen, dat de Oude "V est bij voortduring bevolkt wordt door een aantal van deze lieden, hetgeen voor de omwonenden inderdaad eenigen hinder zou gevenin elk geval zou daardoor de stand van de Oude Vest achteruitgaan; dat argument kan men niet zonder meer naast zich neerleggen. Spreker ver wacht op deze vraag een definitief antwoord van het Ooilege bij de definitieve voorstellen. De heer van Stralen zegt, in antwoord op de vraag van den heer oster, dat het beheer van de Stedelijke Werkinrichting niet aan het Leger des Heils zal worden opgedragen, voordat de definitieve voorstellen zijn aangenomen. Het Ooilege acht het echter gewenscht, dat ter verkrijging van een goeden overgang naar den nieuwen toestand een door het Leger des Heils aangewezen echtpaar de leiding van de Stedelijke Werkinrichting voorloopig op zich neemt. Het zal dit niet gratis kunnen doen, waarom een financieele regeling zal worden getroffen, die het karakter draagt van een vergoeding voor het echtpaar, dat het Leger des Heils aan het hoofd van de Stedelijke Werkinrichting zal plaatsen. Spreker kan niet precies zeggen, hoeveel personen in de werkinrichting geplaatst kunnen worden, maar meent dat bij de onderhandelingen is gezegd, dat in de werkinrichting 60 personen kunnen worden opgenomen, in het volks- logement aan 40 personen onderdak kan worden verstrekt en in het asyl vijf bedden geplaatst zullen worden. Spreker kan niet beoordeelen, of onder degenen, die op het oogenblik in de Stedelijke Werkinrichting zijn opge nomen, ook personen zijn, die buiten de inrichting zouden kunnen blijven. Er kunnen verschillende factoren zijn, waarom Maatschappelijk Hulpbetoon het gewenscht acht, sommige ondersteunden naar de werkinrichting te ver wijzen, zonder dat hun opneming noodzakelijk is. Spreker zelf acht het echter in het algemeen ongewenscht, gehuwden in de maatschappelijke inrichting van het Leger des Heils op te nemen. Ook op het oogenblik is het percentage gehuwden in de Stedelijke Werkinrichting zeer gering. In alle geval neemt het Leger des Heils in zijn werk inrichting alleen ongehuwde mannen op. Er is echter geen bezwaar tegen, deze zaak met het Leger des Heils onder oogen te zien. Het bezwaar betreffende den ingang van het logement behoeft toch niet zoo overwegend te zijn. De in de werk inrichting opgenomen verpleegden zullen hun ingang niet hebben op de Oude Vest, omdat de werkinrichting geheel los komt te staan van het logement en de ingang van de werk inrichting in de Caeciliastraat gelegen zal zijn. Het betreft dus alleen de logementsgasten. De hoofdingang van het logement zal komen op de Oude Vest; het is misschien toch bezwaarlijk hen, die van het logement gebruik willen maken, te verwijzen naar een achteringang! Daarover is nog niet gesproken, maar mogelijk wordt daarvoor door het Leger des Heils een oplossing gevonden, zoodat die in- en uitgang op een andere plaats komt. De V oorzitter zegt, dat het College dus bereid is die quaestie nog eens met het Leger des Heils onder oogen te zien. De heer Bergers wenscht den ingang van het logement in de Caeciliastraat, niet alleen voor de bewoners van de Oude Vest, maar ook voor de logementsgasten zelf; die moeten leiding hebben. De buurt wordt toch heelemaal gedegradeerd door een dergelijke inrichting. Bovendien gaan de logements gasten zelf liever in de Caeciliastraat in het gebouw dan op de Oude Vest. De heer Tepe zal stemmen vóór het voorstel-van Eek -Beekenkamp en wanneer dit wordt aangenomen, waaraan spreker niet twijfelt, zal hij hoewel door aanneming daarvan geen zekerheid verkregen wordt omtrent het al of niet gevolg geven door het Leger des Heils aan dit verzoek, toch ook stemmen vóór het voorstel van het College, voorzoover dit een beginselverklaring inhoudt. Spreker heeft in het College medegewerkt aan de totstand koming van dit voorstel, maar ook de bezwaren gevoeld en geuit, die hieraan verbonden zijn ten aanzien van het ver plicht bijwonen van de wijdingsdiensten op Zondag. Een groot gedeelte van sprekers bezwaren is ondervangen door de verklaring, die de Maatschappelijk Secretaris aan het College heeft gezonden en die in de toelichting van het voorstel is opgenomen. Spreker kan vooral over zijn princi- pieele bezwaar heenstappen, omdat hij er vast op vertrouwt, dat het Leger des Heils handelen zal overeenkomstig de volgende mededeeling in de verklaring:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 21