MAANDAG 1 FEBEUAEI 1937.
Centrale werkplaats voor jeugdige werkloozen.
(van Stralen e.a.)
College, dat in de centrale werkplaats een sfeer moet heer-
schen, waardoor het voor iederen jongen werklooze mogelijk
is, daar te werken; anders zou de centrale werkplaats niet
aan haar doel kunnen beantwoorden. Spreker kan namens
het College de meest stellige toezegging doen, dat aan de
opmerkingen, welke de heer Wilmer in deze vergadering
heeft gemaakt, alle aandacht zal worden geschonken.
De leiding heeft daar natuurlijk een zeer verantwoordelijke
taak; niet alleen moet de vakbekwaamheid van deze jonge
arbeiders opgevoerd worden, maar de leiding moet er in het
algemeen ook voor zorgen, dat er een opvoedende kracht
uitgaat van een dergelijke werkplaats. De heer Wilmer ver
geleek het werk in de Centrale Werkplaats met dat in de
ambachtsschool; de heer Hessing heeft het verschil daar-
tusschen reeds aangegeven; inderdaad is de Centrale Werk
plaats niet een verlengstuk van de ambachtsschool, maar een
plaats waar de jongelui weer worden gewend aan het normale
bedrijf; de ambachtsschool blijft altijd een schoolinrichting,
terwijl in de Centrale Werkplaats de sfeer van een fabriek
heerscht.
Inderdaad zou de bezoldiging van den algemeenen leider
te laag zijn, wanneer deze al zijn tijd zou moeten geven aan
de leiding van deze Centrale Werkplaats, maar hij zal vol
doenden tijd overhouden voor andere werkzaamheden, zoodat
hier niet moet worden gesproken van een volledige bezol
diging, maar van een bezoldiging voor slechts een deel van
den tijd. Spreker onderschrijft het bezwaar van den heer
Wilmer tegen het loon van de bazen; inderdaad is dat te
laag, maar er bestaat geen mogelijkheid het verhoogd te
krijgen; daarop is door het College wel aangedrongen. Dit is
een vastgesteld bedrag, dat geldt voor alle gemeenten, waar
een dergelijke werkplaats bestaat. Tegenover de belangrijke
bijdrage, die het Eijk geeft in de kosten van deze Centrale
Werkplaatsen, eischt het Eijk het recht op om voorwaarden
te stellen. Ook hier wordt echter niet voor volle weken
betaald; de werktijd zal ten hoogste 35 uren per week be
dragen. Aldus beschouwd is 60 cent per uur niet zoo laag
als wanneer voor 21.een volle week zou worden gewerkt.
Spreker meent, dat er op het oogenblik nog geen dringende
behoefte bestaat aan invoering van hetgeen opgenomen is in
de circulaire van den Minister van Sociale Zaken van 24 Decem
ber j.l., omdat de organisatie van het jeugdwerk, zooals dit
thans hier geschiedt, geheel gaat in de door den Minister
gewilde richting, n.l. centralisatie van het jeugdwerk.
De Minister heeft dan ook de aanstelling van een directeur
of algemeenen leider bepleit, maar deze zaak moet afzonderlijk
bezien worden. Het ligt in het voornemen van de Commissie
en het College na te gaan, in hoeverre te Leiden de behoefte
bestaat om datgene, wat de Minister in zijn circulaire aan
beveelt, tot werkelijkheid te brengen. De leider van de
Centrale Werkplaats kan niet zijn degene, dien de Minister
als leider wenscht. De laatste zal n.l. in staat moeten zijn,
de leiding van deze gecentraliseerde jeugdzorg, dus ook van
alle onderdeelen als vakcursussen, ontwikkelingswerk, cen
trale werkplaats, werkobjecten, telling en registratie der
jeugdige werkloozen, op zich te nemen.
In antwoord op de vraag van den heer Bergers deelt spreker
nog mede, dat de werkmeesters zullen worden aangesteld
door de Commissie voor Ontwikkeling en Ontspanning van
jeugdige Werkloozen, in overleg met den Directeur van de
Arbeidsbeurs.
De heer Wilmer heeft in eerste instantie gesproken van
„een soort van ambachtsschool". Uit de gevoerde discussies
zou men echter den indruk kunnen krijgen, dat de Centrale
Werkplaats in het geheel niet mag gelijken op een ambachts
school. Het zou spreker ten zeerste spijten, indien die indruk
juist was. In de centrale werkplaats moeten de jonge menschen
niet alleen worden beziggehouden en weer aan de fabrieks-
tucht worden gewend, gelijk de heer Hessing zei, maar zoo
noodig hun vak beter leeren. Men moet trachten van een
halfwas een volwassen en bekwamen timmerman te maken,
want anders heeft de Centrale Werkplaats wel eenig nut, maar
is dit nut niet zoo groot als het zijn kan en moet. Het werk,
dat men laat verrichten, moet niet steeds overeenkomen met
de vakbekwaamheid van degenen, die in de centrale werk
plaats arbeiden, maar moet de jonge werkloozen ook in de
gelegenheid stellen, zich grootere vakkennis eigen te maken,
dan zij bij hun komst bezaten.
De heer Tobé zegt, dat een Centrale Werkplaats op het
oogenblik noch een ambachtsschool, noch een fabriekswerk
plaats is. Wel wordt het onderwijs, dat men op de ambachts
school heeft ontvangen, daar aangevuld. Dit blijkt uit de
begrooting van de cursussen voor jeugdige werkloozen te
Leiden, waarin staat, dat gegeven wordt de cursus timmeren,
Centrale werkplaats voor jeugdige werkloozen e.a.
(Tobé e.a.)
aangevuld met onderwijs in de Nederlandsche taal, rekenen,
materialenkennis en teekenen.
De heer Hessing zegt, dat uit de opmerkingen van den heer
Tobé duidelijk blijkt, dat er op het oogenblik een zeer groot
misverstand bestaat ten aanzien van datgene, wat met
„centrale werkplaats" wordt bedoeld, want de begrooting,
waaruit de heer Tobé citeerde, is de begrooting van de
Commissie voor Ontwikkeling en Ontspanning van jeugdige
Werkloozen, die zich belast met het geven van cursussen. Dat
karakter heeft de centrale werkplaats in het geheel niet.
Spreker is volkomen met den heer Wilmer eens, dat de
Centrale Werkplaats meer vakkennis zal bijbrengen en meer
practische kennis, maar zij is niet bestemd om aan jeugdige
arbeiders een vak te leeren; daarvoor zijn de ambachtsscholen
bestemd. Spreker zou niet gaarne zien, dat de Centrale Werk
plaats een deel van die taak van de ambachtsscholen overnam
en hij gelooft ook niet, dat dat de bedoeling is.
Wordt zonder hoofdeüjke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des
avonds te 8 uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering op
Maandag 1 Februari 1937, des avonds te 8 uur.
Thans zijn afwezig de heeren Splinter en Manders; er
is een vacature.
Aan de orde is:
XVIIIa. Voorstel tot het verkoopen van een perceel bouw
terrein op den hoek van de Cobetstraat en de Fruinlaan,
kad. bekend gemeente Leiden, Sectie M, No. 5551 (ged.)
aan J. W. Reijneveld q.q., te Leiden. (16)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XIX. Voorstel inzake reorganisatie van de Stedelijke
Werkinrichting. (15)
Hierbij komen tevens aan de orde de voorstellen van
den heer van Eek, luidende:
„De Eaad verzoekt Burgemeester en Wethouders er nog
maals bij het Leger des Heils op aan te dringen, dat de
verpleegden in de onder het beheer van het Leger des Heils
komende werkinrichting zullen worden vrijgelaten de gods
dienstoefeningen al dan niet bij te wonen."
en
„De Eaad besluit Burgemeester en Wethouders te verzoe
ken in onderhandeling te treden met het Leger des Heils
ten einde de overeenkomst tussen de gemeente en het Leger
des Heils aldus aan te vullen, dat elk van de beide partijen
het recht verkrijgt om na verloop van vijf jaar, nadat de
overeenkomst is tot stand gekomen, deze met een opzeg
termijn van een jaar geëindigd te verklaren.",
alsmede de adressen van in de Stedelijke Werkinrichting
tewerkgestelden en van de Buurtcommissie Oude Vest
Oude Singel, ter zake.
De heer Costcr vraagt, of na aanneming van dit voorstel
de gemeente de rente blijft ontvangen van het legaat van
wijlen Buzzi te Frankfort aan den Main.
De Voorzitter Ongetwijfeld.
De heer Coster meent, dat men zich misrekend heeft,
indien men zegt, dat de Stedelijke Werkinrichting in het jaar
1935 16.000.subsidie heeft ontvangen. Maatschappelijk
Hulpbetoon betaalt n.l. per dag aan eiken verpleegde, die
in de Stedelijke Werkinrichting te werk wordt gesteld, 0.30
minder uit, omdat de Stedelijke Werkinrichting voor de
voeding van den verpleegde zorgt. Indien men aanneemt,
dat per dag gemiddeld 50 personen in de inrichting te werk
worden gesteld, is het bedrag, dat Maatschappelijk Hulp
betoon jaarüjks minder uitgeeft 4.700.
De gemeente heeft dus in 1935 eigenlijk 16.000.
4.700.als subsidie aan de Stedelijke Werkinrichting
betaald.
Volgens de stukken, die in de vergadering van de Commissie
voor de Stedelijke Werkinrichting zijn behandeld, zouden
door de aanneming van dit voorstel 4 logementhouders voor
ondersteuning in aanmerking komen. Spreker meent echter,
dat dit aantal 10 of 11 is en vraagt, of indien dit juist blijkt
te zijn, het bedrag van 2.800.gehandhaafd blijft.