MAANDAG 1 FEBRUARI 1937.
11
Uitbreiding zweminrichting De Zijl.
(Voorzitter e.a.)
worden aangebracht, maar moeten dan ook vóór den aan
vang van het nieuwe zwemseizoen gereed zijn.
Het College is het dan ook eens met hen, die meenen,
dat men het thans zonder het gewaardeerde advies van de
Sportstichting moet stellen en nu de zaak moet afhandelen.
De heer Goslinga veronderstelt, dat de Voorzitter zelf wel
gevoelt, dat diens argumentatie niet sterk is. Spreker heeft
niet om de Sportstichting gevraagd; het was de wensch van
het College, dat tot concentratie van de aangelegenheden
van de sport de Sportstichting zou worden opgericht. Het
was ten slotte de zeer speciale wensch van het College, dat
ook deze zweminrichting bij de Sportstichting zou worden
ingebracht. Spreker heeft zich daartegen verzet, zich be
roepende op de groote deskundigheid van het bestuur. De
Raad heeft echter spreker in zijn hemd laten staan en zijn
amendement met 31 tegen 4 stemmen verworpen. Indien de
Raad het voorstel aan het College had opgedrongen en het
College zou zich niets van het Raadsbesluit hebben aange
trokken, zou het niet juist en ook niet democratisch hebben
gehandeld. Het was echter een voorstel, dat het College zelf
had ingediend en dat spreker getracht heeft te doen wijzigen.
Nu dit spreker niet is gelukt, doet het College, alsof sprekers
amendement wel is aangenomen. Volgens den heer van Eek
is het een kenmerk van de democratie, dat men zich bij
wettig genomen besluiten neerlegt. Nu spreker dit wil doen
en verzoekt, het voorstel naar de Sportstichting te zenden,
deugt het weer niet.
De opmerking van den Voorzitter, dat er groote spoed bij
deze zaak moet betracht worden en de verklaring van den
heer van der Kwaak, dat de zaak zoo lang zal duren, wanneer
men het advies van de Sportstichting vraagt, noemt spreker
doekjes voor het bloeden.
Blijkens de stukken heeft dit voorstel begin December het
College gepasseerd; wat was er nu tegen geweest, dit voorstel
als hors d'Oeuvre aan de Sportstichting te zenden om advies?
De Raad heeft in 6 weken niet vergaderd; een deskundig
lichaam als de Sportstichting had toch wel binnen een maand
over deze zaak advies kunnen uitbrengen; de Raadsleden
moeten zelfs binnen een week hierover beslissen. De Sport
stichting had misschien over deze zaak zeer waardevolle
adviezen kunnen geven, die den commercieelen kant van de
zaak ten goede hadden kunnen komen. Het College grijpt
echter de eerste de beste gelegenheid om de Sportstichting
te passeeren aan. De heer van der Kwaak, die lid is van den
Raad van Bestuur van de Sportstichting, vindt dat niet
zoo erg, maar spreker weet dat een ander lid van dien Raad
hoogehjk verbaasd was, dat dit voorstel in den Raad kwam
zonder dat de Sportstichting daarover gehoord was. Nu zegt
de Voorzitter, dat die zweminrichting niet in de Sport
stichting ingebracht is, maar dat is een formeel argument.
De Voorzitter zegt, dat het voorstel daartoe nog in den
Raad moet komen. Het is zeer goed mogelijk, dat de Raad
dit zal weigeren of dat de Sportstichting dit zal weigeren.
De heer Goslinga kan zich niet voorstellen, dat het mogelijk
is, dat de Sportstichting zal weigeren de zweminrichtingen
in haar bemoeiingen te betrekken.
De Voorzitter zegt, dat deze zaak bij de Sportstichting om
advies is; daarna zal er eventueel een voorstel komen om
de zweminrichting bij de Sportstichting in te brengen.
De heer Goslinga zegt, dat dit alles toch niet er van had
behoeven te weerhouden om, nu men een deskundige Com
missie voor sportaangelegenheden heeft, die te hooren, zij
het op korten termijn. Dit gebeurt met andere commissies
ook wel; deze waren steeds bereid op korten termijn advies
te geven. Nu moet men het zonder die voorlichting doen;
dat acht spreker niet goed. Daardoor zou de zaak ook niet
zijn opgehouden; aan de vertraging van de totstandkoming
van deze verbetering heeft de Raad niet de minste schuld.
De Raad heeft toch niet alles goed te vinden wat het Col
lege doet.
De heer van der Kwaak zegt, dat wanneer dit voorstel
vergezeld was van een advies van de Sportstichting de heer
Goslinga met alle recht had kunnen vragen, bij welk Raads
besluit De Zijl bij de Sportstichting ondergebracht is. Door
deze wijze van afwikkeling wordt de zaak werkelijk het best
gediend. Wanneer inderdaad bepaald is, hetgeen bij de Sport
stichting ondergebracht zal worden, zal de Raad ook geen
beslissing nemen, voordat advies is uitgebracht. Waar deze
zaak echter spoedig afgewikkeld moest worden en in het
Uitbreiding zweminrichting De Zijl.
(van der Kwaak e.a.)
geheel niet bepaald is, hetgeen bij de Sportstichting onder
gebracht kan worden, is deze wijze van handelen de beste.
Het voorstel van orde van den heer Goslinga c.s. wordt
verworpen met 28 tegen 4 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren van Weizen, van der Laan,
Schiiher, Bergers, van Stralen, Verweij, Tepe, Carton,
Groeneveld, Manders, de Reede, van Rosmalen, van Eek,
Snel, Coster, mevrouw Braggaar, de heeren Würtz, Dub-
beldeman, Beekenkamp, mevrouw de Cler, de heeren van
der Reijden, Tobé, Valentgoed, Jongeleen, van der Kwaak,
van der Voort, Hessing en Wilbrink.
Vóór stemmen: de heeren Eikerbout, Goslinga, Wilmer
en Lombert.
De heer Jongeleen kan zich in het algemeen vereenigen
met het voorstel van het College, maar vraagt, of het College
wel voldoende aandacht aan het water zelf heeft geschonken.
De bassins worden belangrijk vergroot en daardoor bestaat
de mogelijkheid, dat er ook beter water in komt. Het is
spreker bekend, dat Dr. Horst verleden jaar herhaaldelijk
proeven heeft genomen met de verwijdering van de groene
stof uit het water en spreker zou gaarne vernemen, welke
resultaten die proeven hebben opgeleverd.
Spreker verzoekt het hokje, waarin de controleur zit, op
de waterleiding aan te sluiten, opdat deze man, die zijn plaats
moeilijk verlaten kan en den geheelen dag geld moet ont
vangen en wisselen, af en toe zijn handen kan wasschen, b.v.
voordat hij zijn brood gaat eten.
De heer Goslinga is langzamerhand tot de overtuiging ge
komen, dat de heeren Eikerbout, Wilmer, Lombert en hij
de eenige democraten in den Raad zijn, aangezien alleen zij
de Raadsbesluiten eerbiedigen. Spreker heeft wellicht bij de
behandeling van de begrooting de gelegenheid om op deze
kwestie terug te komen.
Spreker heeft tegen het voorstel bezwaar ten aanzien van
de financiering. Het College zegt in zijn toelichting alleen:
„Volgens dit plan, waarvan de kosten worden geraamd op
17.000.te bestrijden uit geldleening en daaruit
maakt spreker op, dat het College voor dit object een leening
wil sluiten met een looptijd van 40 jaar of het bedrag wil
opnemen in een leening, die na 40 jaar moet zijn afgelost.
Spreker kan zich voorstellen, dat de Wethouder van Finan
ciën er bezwaar tegen heeft, deze uitgave te laten drukken op
één jaar, maar heeft toch ernstig bezwaar tegen deze wijze
van financieren voor iets, dat nu gemaakt wordt en bij het
emdigen van de leening reeds zeer geruimen tijd verdwenen
zal zijn. Dit is een verschuiving van lasten naar de toekomst,
die spreker tegen de borst stuit en waarmede hij zich dan ook
geenszins kan vereenigen.
Spreker geeft den Wethouder dus in overweging het voor
stel in dezen geest te wijzigen, dat deze uitgave wel zal
drukken óp den kapitaaldienst, maar dat uit den gewonen
dienst gedurende 10 jaren elk jaar a/10 daarvan aan den
kapitaaldienst zal worden vergoed. Voor een dergelijk object
voor 40 jaren te leenen, acht spreker eenvoudig onbetamelijk;
daaraan kan hij in geen enkel opzicht meedoen.
De Voorzitter zegt, dat over het groen worden van het
water wel eens een advies ingewonnen is van den Directeur
van den Geneeskundigen Dienst, die in overweging heeft
gegeven daartegen op te treden door een kleine vermeer
dering van de toevoeging van kopersulfaat, en door het
van tijd tot tijd vernieuwen van de zandlaag in het bassin.
Het Bestuur zal daarop de aandacht wel gevestigd houden.
Er zal gezorgd worden, dat de bureaulist in zijn hokje een
fonteintje met zeep en handdoek krijgt.
De heer Goslinga acht een financiering over 40 jaren
niet juist. Men moet heb echter niet voorstellen alsof deze
verbetering in 10 jaren geheel opgebruikt is; het is een
vergrooting van het bassin, die de grootste kosten oplevert
volgens dit voorstel. Over het algemeen wordt voor derge
lijke werken voor 40 jaren geleend; dat is eenvoudig een
gemiddelde, waarop men gekomen is en het College meent
dit gemiddelde ook voor deze zweminrichting te mogen
aanhouden, die oorspronkelijk ook voor 40 jaren is gekapi
taliseerd. Bij den eersten opzet is voor deze zweminrichting
ook geleend en het College heeft gemeend voor uitbreidingen
als deze daarvan dezelfde voorwaarden te mogen stellen.
Op deze gronden heeft het College er geen bezwaar tegen
deze uitgave uit leening te betalen, zonder daarvoor op
de begrooting aflossingsbedragen op korteren termijn te
brengen.