MAANDAG 21 DECEMBER 1936. 307 Sportfondsenbad. (Goslingu e.a.) het Schuttersveld hierdoor onbruikbaar als terrein voor de plaatsing van vermakelijkheden door de 3 October-ver- eeniging. Er is hier dus verband tusschen het Sportfondsenbad en het op het oogenblik verjagen van de militairen van het exercitieterrein. De heer Schiiller zegt, dat dat niet waar is. De heer Goslinga zegt, dat gelukkig de Wethouder heeft toegezegd, dat de tarieven zullen worden onderworpen aan de goedkeuring van het College; dit is ook daarom goed omdat er wel eens een bestuur van het Sportfondsenbad kan opstaan het is een regeling voor zeer langen tijd dat de tarieven dermate laag zou stellen, dat ze noodzakelijk zouden leiden tot verliezen voor de vereeniging en voor de gemeente. De beste oplossing van deze zaak zou deze zijn, dat er een gescheiden administratie kwam van de overdekte zwem inrichting, waarmee de gemeente niets te maken heeft, en de niet-overdekte, welker stichting in het bijzonder op den weg van de gemeente ligt en dat de gemeente aan die niet- overdekte zweminrichting, die onmogelijk zonder verlies kan worden geëxploiteerd, een subsidie geeft niet door den grond tegen kostprijs te leveren; men kan straks ook wel water, gas en electriciteit tegen kostprijs gaan leveren maar rechtstreeks bij de gemeentebegrootingde Raad kan nu dit subsidie in de bedrijfsrekening niet ziende gemeente moet een subsidie geven in de exploitatie van het open zwem bad door het Sportfondsenbad, zooals men ook met de zwem inrichting aan den Rijndijk heeft gedaan; dan heeft men een duidelijke en klare berekening en dan staat men los van de overdekte zweminrichting. Spreker is niet bereid daarvoor risico's te loopen, omdat spreker het niet verantwoord acht voor een dergelijke inrichting, hoe gewenscht ze ook mag zijn, de belastingpenningen van de burgerij op eenige wijze aan te spreken. De heer Hessing acht, hoewel hij geneigd is zijn mede werking te verleenen in het algemeen om tot een bepaalde oplossing te komen, een volstrekt verbod van gemengde zonnebaden, in overeenstemming met de door den Wethouder geopperde suggestie, toch wel te ver gaande. Het betoog, voornamelijk dat van den heer Wilmer, ten aanzien van het samenbrengen van jongens en meisjes acht spreker wel eenigszins ver gezocht. Het voorbeeld van den heer Wilmer, dat door het optreden van de Duitsche Regeering, die hij daarvoor dank bracht, in Duitschland het gemengde zonne baden tegenwoordig geheel achterwege blijft, is een zeer ongelukkig voorbeeld. Toen er in Duitschland nog niet de Regeering was, die elke katholieke jeugdbeweging gelijk geschakeld heeft, trof men in Duitschland vele katholieke jeugdherbergen aan, waar jongens en meisjes onder toezicht evenals in het Sportfondsenbad den nacht konden door brengen. In Duitschland heerschen dus onder de katholieken andere meeningen over coëducatie dan in Nederland. De heer Beekenkamp verweet spreker, dat hij onvolledig zou hebben geciteerd. Maar hetgeen Dr. van Haren in het door spreker geciteerde stuk verder zegt, doet toch niets af aan sprekers bewering, dat de katholieken hier een zeer opportunistisch standpunt innemen. De heer Beekenkamp zegt zelf, dat politiek de kunst is om te krijgen wat mogelijk is. En als hetgeen Dr. van Haren zegt: „Een r.k. raadslid kan dan ook o. i. in het algemeen zeker niet zijn goedkeuring hechten aan een voorstel, dat beoogt een inrichting in het leven te roepen, waarin gelegenheid zal worden gegeven tot het gemengde zonnebaden, want al moge zoals opgemerkt het gemengde zonnebaden per se geen zonde zijn, de ervaring leert dat er doorgaans toestanden uit voortvloeien, waardoor de openbare eerbaar heid wordt geschonden. Misschien zou alleen anders moeten geoordeeld worden, wanneer bij niet-toelating van een dergelijke inrichting, waar behoorlijke controle mogelijk en verzekerd is, de toestanden nog bedenkelijker zouden worden. Dat zou dan echter zeer duideüjk moeten worden gezegd, om alle ergernis, die uit het voorstemmen der R.K. Fractie zou kunnen voortvloeien, te voorkomen." geen opportunistisch standpunt is, dan weet spreker niet wat opportunisme is. Tot welke dwaasheden dit kan leiden, zal spreker aantoonen. Door de rechterzijde is min of meer railleerend gesproken over de moraal van de andersdenkenden, maar spreker zegt dat er geen sprake van is, dat hij en de zijnen ten aanzien van dergelijke zaken een minder fatsoen lijk standpunt innemen. In Maastricht heeft men aan het Sportfondsenbad den eisch gesteld, dat de mannen en de jongens op andere uren zouden zwemmen dan de vrouwen en de meisjes. Als dat is om excessen te voorkomen, dan ziet Sportfondsenbad. (Hessing e.a.) men toch werkeüjk spoken. Spreker komt dan ook op tegen het niet toestaan van gemengde zonnebaden. Volgens den heer Würtz moet men dit maar aan het particulier initiatief overlaten; deze haalde het Sport fondsenbad te Apeldoorn aan als een sterk sprekend voor beeld van het niet rendabel zijn van een dergelijke inrichting. De toestanden, die onder het particulier initiatief kunnen ontstaan, zijn echter niet aan te bevelen. Bij de zwem inrichting te Hillegersberg b.v., waarvan de heer Koster eigenaar is, heeft de machinist een inkoopsom moeten storten om machinist te kunnen worden en heeft het geheele personeel aandeelen moeten nemen. De heer van der Laan heeft verklaard te kunnen meegaan met de voorgestelde sluiting van de inrichting des Zondags van 9 tot 12 uur, in tegenstelling met zijn voorganger, den heer Romijn, die er bij de behandeling van de Sportstichting juist sterk voor heeft gepleit de regeling van deze zaak aan het College over te laten. Spreker wijst in dit verband ook op een uitlating van den heer de Vries, die zeer nadrukkelijk zeide, dat ongetwijfeld ten aanzien van de Zondagssluiting eischen mogen worden gesteld, maar dat men te ver gaat wanneer men het zwemmen op Zondag vóór 12 uur zou verbieden. Spreker handhaaft zijn amendementhij zou gaarne zien, dat in overleg met het College het Sportfondsenbad het nemen van gemengde zonnebaden zou toestaan en dat gemengd gezwommen zou kunnen worden. Volgens den heer Beekenkamp zullen vele ouders in Leiden bezwaar hebben tegen het steunen van het Sportfondsenbad, indien gelegen heid tot gemengd zwemmen zou worden gegeven; daaraan kan worden tegemoetgekomen door de kinderen op andere uren te laten baden. De heer Beekenkamp zegt, dat er tusschen den heer van Eek en spreker een principieel verschil bestaat inzake de moraal. Spreker heeft niet beweerd en ook niet willen beweren, dat er bij hen, die staan op het standpunt van het historisch- materialisme, zou zijn gebrek aan eenige moraliteit of moraal, maar de autonome moraal, die de heer van Eek voorstaat, is van een geheel ander soort dan de moraal, die geldt voor spreker en de zijnen. Het begrip autonome moraal bij het historisch-materialisme en het liberalisme en de gebondenheid en gehoorzaamheid aan hoogere normen, bij spreker en de zijnen staan tegenover elkaar. Spreker heeft zich zeer sterk verbaasd over de paedago- gische opvattingen van den heer Vos. Heeft de heer Vos dan ook bezwaren tegen de in ons land bestaande strenge filmkeuring? Spreker begrijpt niet, dat men dergelijke theo rieën hier als de hoogste wijsheid aan den man durft brengen. Blijkens de door den heer Verweij geopperde suggestie is ook het College van meening, dat het gelegenheid geven tot gemengde zonnebaden moet worden verboden. Het College zou dus bereid zijn het eerste punt van het amende- ment-Wilmer over te nemen; dan behoeft daarover niet meer gestemd te worden. Ook tegen punt 4 van dit amendement, dat n.l. het rooster van openstelling der inrichting de goedkeuring zal behoeven van het College, heeft de Wethouder geen bezwaren laten hooren; ook daartegen bestaat dus bij het College geen be zwaar en spreker hoopt, dat het College alsnog bereid zal zijn dit over te nemen. Ten aanzien van het gemengd zwemmen (punt 2 van het amendement-Wilmer) heeft de Wethouder de suggestie geopperd het amendement aldus te wijzigen, dat gemengd zwemmen in het algemeen verboden zal zijn, behoudens afwijking in elk bijzonder geval toegestaan door het College; de Wethouder noemde daarbij wedstrijden en vereenigings- baden; dit laatste punt gaat rijkelijk ver. Wat verstaat men daaronder? Vallen daaronder ook zij, die lid zijn van het Sportfondsenbad, dat ook een vereeniging is? Dan zouden dezen dus op alle uren van den dag gemengd kunnen zwemmen. Of wordt op bepaalde uren van den dag gelegenheid gegeven tot gemengd zwemmen? Ten aanzien van de sluiting van de inrichting des Zondags van 9 tot 12 uur verschilt spreker met den Wethouder van meening. Wanneer ten aanzien daarvan geen bepaling wordt opgenomen in de voorwaarden, zal het Sportfondsenbad volkomen vrij zijn den geheelen Zondag geopend te zijn. Het staat hier toch anders dan bij de Sportstichting; daar ging het om de toepassing van art. 4 der Zondagswet, maar het gewone zwemmen zonder meer, is geen publieke ver makelijkheid en kan dus niet vallen onder art. 4 van de Zondagswet; het College heeft dus geen bevoegdheid op dit punt, tenzij men het construeert volgens art. 1 van de Zondags wet; past men dat artikel toe, dan zou het zwemmen den geheelen Zondag verboden zijn. Wil men dat niet, en dat leidt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 9