MAANDAG 21 DECEMBER 1936.
305
Sportfondsenbad.
(Verweij.)
het personeel bedragen: 1 bedrijfsleider ƒ40.40, 1 chef
badmeester 30.1 machinist 30.—, 1 badmeester 20.
1 badjongen 10.1 badmeisje 10.alles per week,
2 caissières, 40.per maand. Voor enkele van deze functies
is het loon inderdaad te laag; men moet de zaak natuurüjk
niet te eenzijdig voorstellen, maar spreker geeft den heer
Schiiller toe, dat een loon van 20.voor een badmeester
allerminst hoog genoemd kan worden. Het zal een van de
eerste taken van het College zijn om, zoodra de inrichting zal
functionneeren, zich in verbinding te stellen met de afdeeling
Leiden van de „Sportfondsen", met de vraag deze inderdaad
te lage loonen aan een herziening te onderwerpen.
Bovendien moeten de arbeidsvoorwaarden door het College
worden goedgekeurd. De Baad heeft dus via het College
altijd het recht eventueel op ongewenscht lage loonen de
aandacht te vestigen.
De heer Schiiller noemt verder als bezwaar, dat de aan
vankelijk geprojecteerde wegschuifbare kap is vervallen.
Door de verbinding van binnen- met buitenbad is de nood
zakelijkheid van een uitschuifbare kap echter geheel ver
dwenen, omdat onmiddellijk daarnaast een open buitenbad
aanwezig is. Waar men een dergelijke kap heeft, wordt zij
weinig gebruikt, omdat het openschuiven van die kap aan
leiding is tot veel tocht. Waar het bovendien een besparing
beteekende van 4.000.is die kap weggelaten.
De verbetering van „De Zijl", waarvoor de heer Schiiller
pleitte, heeft natuurlijk met deze quaestie niets te maken.
Binnen niet al te langen tijd, spreker vermoedt in de eerst
volgende Raadsvergadering, zullen er voorstellen komen tot
verbetering van „De Zijl".
Spreker persoonlijk is het met de voorstellers van de
amendementen der rechterzijde eens, dat de gemeente ten
aanzien van de zorg voor de geestelijke volksgezondheid een
taak te vervullen heeft; het verschil loopt alleen over de
middelen, om eventueele excessen tot een minimum te be
perken. Met het voorgestelde middel van een verbod van
gemengd baden is spreker het niet eenseen verbod kan niet
een middel zijn om de geesteüjke volksgezondheid veilig te
stellen; wel kan daartoe strekken het propageeren van zede
lijke normen, waaraan ieder zich heeft te houden; op dit
gebied hebben de „Sportfondsen" een plicht en een taak.
Spreker vreest, dat wanneer men deze standpunten steil
tegenover elkaar laat staan, de belangen van de Sport
fondsen in het gedrang zullen komen; en daartegen heeft
het College te waken. Spreker zou er b.v. bezwaar tegen
hebben wanneer het organiseeren van wedstrijden en het
houden van vereenigingsavonden onmogelijk gemaakt zouden
worden door een verbod van gemengd zwemmen en doet
daarom de suggestie, het amendement-Wilmer c.s. tot toe
voeging van een viertal voorwaarden onder punt a (abusieve
lijk staat in het amendement punt b) in dien zin te wijzigen,
dat het luidt:
„Het eerste lid van punt 16 van de onder a van het Raads
besluit genoemde voorwaarden wordt gelezen als volgt:
„De tarieven en huren, welke voor het gebruik van de
overdekte bad- en zweminrichting c.a. en van de inventaris
zullen gelden, de algemeene uren van openstelling van de
overdekte bad- en zweminrichting c.a. en de loonen en arbeids
voorwaarden van het personeel, alsmede de in een en ander
aan te brengen wijzigingen, behoeven de goedkeuring van
B. en W.".
Tusschen het eerste en tweede lid van dit punt wordt een
nieuw lid ingevoegd, luidende:
„Er zal geen gelegenheid worden gegeven voor:
a) gemengde zonnebaden;
b) gemengde baden, dit laatste met dien verstande, dat
in elk bijzonder geval door B. en W. daarvan afwijking kan
worden toegestaan."
Hieruit blijkt, dat het College, dat over deze zaak niet
eensgezind denkt, in elk geval getracht heeft zooveel mogelijk
ieders gevoeligheden te ontzien door den Raad een uit
spraak te vragen over een voorstel, waarbij tevens rekening
gehouden wordt met de verlangens van de sportfondsen en
die van de ingezetenen, de toekomstige gebruikers van deze
inrichting. Gemengde zonnebaden zullen volgens sprekers
suggestie verboden zijn, gemengde baden eveneens, behoudens
vergunning van het College in elk bijzonder geval.
Met betrekking tot het sluiten der inrichting op Zondag
staat het College op het standpunt, dat bij de behandeling
van het voorstel inzake de Sportstichting de Raad in beginsel
heeft uitgesproken, dat deze quaestie betreft de toepassing
van de Zondagswet, waaromtrent men de bevoegdheid bij
het College moet laten, en dat het niet aangaat om inciden
teel, bij alle voorkomende gevallen, bepalingen te dier zake
te treffen. De uitvoering van de Zondagswet, met alle conse
quenties vandien, behoort bij het College te berusten, ook
Sportfondsenbad.
(Verweij e.a.)
hier; op grond daarvan ontraadt het College aanneming van
het amendement-Wilmer c.s. tot sluiting der inrichting op
Zondag van 9 tot 12 uur. Spreker verzoekt den heeren
Wilmer, Wilbrink en Beekenkamp hun amendement tot het
verbieden van gemengde zonnebaden en van gemengde baden
in te trekken ten gunste van de door spreker geopperde
suggestie, teneinde aan het College de vrijheid te laten zooveel
mogelijk met de daaraan verbonden belangen rekening te
houden. Het amendement-Wilmer, strekkende tot verplichte
aanwijzing van een persoon, die controle zal uitoefenen over
de exploitatie van de inrichting, wordt door het College
overgenomen. Tegen het vastleggen van de voorwaarden in
een contract, dat gedurende den geheelen erfpachttermijn zal
gelden, zooals het amendement-Wilmer voorstelt, hebben de
„Sportfondsen" bezwaar; natuurlijk zullen zij de aanvaarding
van deze opdracht hiervan niet laten afhangen, maar zij
hebben er in beginsel bezwaar tegen, de verplichtingen en
voorwaarden langer te laten duren dan de garantie. De duur
van de garantie zal zeer waarschijnlijk zijn 40 jaren en spreker
vindt het immoreel de garantie langer te laten duren dan de
grond, waarop ze berust. Men kan deze garantie absoluut
niet verbinden met de erfpachtsvoorwaarden. Spreker ont
raadt derhalve dit amendement, mede na overleg met de
„Sportfondsen".
Spreker is erkentelijk voor den steun, verleend door de
heeren de Reede en Hessing. Echter acht spreker de critiek
van den heer de Reede, dat het College te laat is en dat het
zoo lang duurt, ongemotiveerd, gezien het zeer vele voor
bereidende werk dat er aan voorafgegaan is. De belangrijkste
vertraging is ontstaan door het feit, dat oorspronkelijk de
inrichting was geprojecteerd aan den Wassenaarscheweg,
maar dat later het Schuttersveld is aangewezen. De ver
wijzing door den heer Goslinga naar de Sportfondsenbaden
in Breda en Zwolle gaat niet op; in Breda hebben oorzaken
van plaatselijken aard tot een minder goed resultaat geleid;
de inrichting in Zwolle heeft gekost 250.000.hetgeen in
geen verhouding staat tot de hier geprojecteerde inrichting,
die de helft zal kosten. De onderhandelingen met Defensie
over een nieuw exercitieterrein, waarover de heer Goslinga
sprak, staan hiervan geheel los; reeds lang voordat sprake
was van de stichting van een Sportfondsenbad waren er
plannen bij het College om voor het garnizoen een ander
exercitietérrein aan te wijzen. In 1931 is door het toenmalig
College aan den Directeur van Gemeentewerken opgedragen
in overleg met Defensie uit te zien naar een geschikt ander
gemeenteterrein, omdat het ook krachtens het uitbreidings
plan noodzakelijk geworden is een ander exercitieveld aan
te wijzen. Door de actie van de Sportfondsen is wellicht de
totstandkoming van een nieuw exercitieveld verhaast, maar
het is in het algemeen onjuist, dat dit iets te maken heeft
met het Sportfondsenbad.
Thans de grondprijs. De totale grootte van het terrein is
4370 M2. De helft daarvan is bestemd voor woningbouw;
daarvoor is berekend de waarde van bouwrijpen grond,
10./M2. De andere helft is volgens het uitbreidingsplan
bestemd voor speel- en sportterreindaarvoor wordt berekend
de kostprijs van dergelijke terreinen; gemiddeld wordt dus be
rekend ƒ33.200.4370 7.60/M2.dat is geen kostprijs.
Met de conclusie van den heer Goslinga is spreker het ook
niet eens. Spreker ziet ook het verband niet tusschen dezen
grond en andere gronden, in het verleden voor andere doel
einden beschikbaar gesteld. Men moet elk geval op zich zelf
beoordeelen en niet een parallel gaan trekken inzake de
verschillende doeleinden. Wanneer er geen speciale moeilijk
heden zijn met den grond, kan men genoegen nemen met
dezen prijs, die niet laag is, en die weergeeft wat in het uit
breidingsplan voor dezen grond staat aangegeven. Den heer
Goslinga antwoordt spreker nog, dat het College ten aanzien
van de tarieven absoluut niets achter de hand heeft; alleen
het vertrouwen, dat opzet en streven van de „Sportfondsen"
niet is het maken van winst met deze inrichting, maar het
doen beoefenen van de zwemsport door zoo breed mogelijke
lagen van de bevolking, door zoo laag mogelijke tarieven. Het
is het vertrouwen in die organisatie, die het College vrijheid
geeft deze transactie voor te stellen. Een bijkomstig voordeel
van deze transactie is de werkverruiming, die hiervan het
gevolg zal zijn. Door aanvaarding van deze transactie wordt
het gemeentebelang in alle opzichten gediend.
De heer Wilmer verheugt zich waardeerend te kunnen
spreken over de wijze van bestrijding van sprekers amende
menten. De heeren Verweij en van Eek hebben verklaard,
dat zij het daarmee beoogde doel kunnen respecteeren, maar
willen daartoe andere middelen aanwenden, n.l. opvoeding
tot een krachtige persoonlijkheid. Niemand zal tegenspreken,
dat dit bet middel is en niemand is zoo naïef om te denken