304
MAANDAG 21 DECEMBEE 1936.
Sportfondsenhad.
(Verweij.)
van medewerking voor de verwezenlijking van een bepaald
doel is inderdaad eenigszins ongewoon en zal ook in de toe
komst waarschijnlijk wel niet veel voorkomen. Voor het
aangaan van een dergelijke transactie moeten dan ook wel
bijzondere redenen aanwezig zijn.
Spreker constateert dan drie feiten:
1. De zwemgelegenheid in Leiden is allerslechtst; het
behoort tot de taak van de gemeente zoo spoedig mogelijk
in deze leemte te voorzien.
2. De ontwikkeling van de techniek heeft de mogelijkheid
geopend, ook des winters te zwemmen in overdekte, tevens
verwarmde, inrichtingen. De N.V. Sportfondsenbad tracht nu
door aandeelen bij de spaarders te plaatsen zich de middelen
te verschaffen teneinde tot den bouw van een dergelijke
inrichting te komen.
3. In tal van gemeenten zijn dergelijke inrichtingen ver
rezen, die bleken in een behoefte te voorzien. Daarom acht
spreker het gewenscht, dat ook Leiden spoedig een overdekte
zweminrichting krijgtook in dit opzicht moet men met den
tijd meegaan en niet achterblijven. Het voorzien in deze
behoefte kan de aantrekkelijkheid van Leiden als woonplaats
slechts verhoogen. Op grond van deze overwegingen heeft
het gemeentebestuur sinds Februari 1935 in nauw overleg
met het bestuur van de N.Y. Sportfondsenbad pogingen in
het werk gesteld om tot den bouw van een overdekte zwem
inrichting te komen. De moeilijkheden bij het vinden van een
geschikte plaats voor een dergelijke inrichting zijn oorzaak
geweest, dat deze zaak eenige vertraging heeft ondervonden.
Aanvankelijk had het bestuur van het Sportfondsenbad
plannen om deze inrichting aan den Wassenaarscheweg
te doen verrijzen, maar daarvan heeft men op zeer aan
nemelijke gronden afgezien. Tenslotte is het Schuttersveld
aangewezen voor den bouw van deze inrichting. Inmiddels
is door de sluiting van de zweminrichting aan het Bijn-
Schie-kanaal de bouw van een tweede open zwembad zeer
urgent geworden. Uit financieel oogpunt viel er dus voor de
gemeente alles voor te zeggen, deze beide plannen te combi
neeren. De kosten van een overdekte inrichting te Delft
hebben bedragen 187.000.de kosten van een open
zwembad, waaraan in Leiden zeer groote behoefte bestaat,
kunnen gevoegelijk worden geraamd op 70.000.
a 80.000.(De bouw van ,,De Zijl" heeft destijds aan de
gemeente 115.000.gekost). Eekent men daarbij de kosten
van het onoverdekte bad, dan zullen de stichtingskosten
van deze inrichting, volgens het bij den Eaad ingediende
plan, bedragen 120.000.exclusief den grond. Daarvoor
krijgt men dan een binnenbad en een buitenbad; voor wie
de financieele belangen van de gemeente op het oog heeft,
is een aantrekkelijker transactie voor de gemeente nauwelijks
denkbaar. Op dezen grondslag zijn de besprekingen en onder
handelingen met de „Sportfondsen" gevoerd. Men zal vragen:
waarom met de Sportfondsen? Omdat het risico voor de
gemeente dan tot het minimum is beperkt, zoo niet totaal
afwezig moet worden geacht. Achter de actie van de „Sport
fondsen" staan op het oogenblik ruim 500 spaarders, dat
wil zeggen 500 aandeelen van 300.vertegenwoordigend
een kapitaal van 150.000.De verwachting is, dat dit
aantal nog aanmerkelijk zal stijgen, wanneer de plannen in
vervulling zullen gaan. De risico's voor de gemeente zijn dus
alleszins acceptabel. Deze zaak was nagenoeg geheel tusschen
de gemeente en de „Sportfondsen" geregeld, en rijp voor be
handeling in den Eaad, toen op 10 November 1936 aan het
gemeentebestuur een bouwvergunning werd gevraagd voor
den bouw van een overdekte zweminrichting in de voormalige
Mon Père-kerk aan de Haarlemmerstraat. Spreker heeft reden
om aan te nemen, dat de combinatie, die deze vergunning
aanvroeg, tot in bijzonderheden op de hoogte was met de
actie van de afdeeling Leiden van de N.Y. „Sportfondsen".
De plannen van de combinatie-Koster doorkruisten dus de
actie van de „Sportfondsen." Gezien nu het stadium, waarin
zich de oplossing van bet zwemvraagstuk in Leiden bevindt,
is de aanvrage van de combinatie-Koster spreker niet bepaald
welkom. Dit wil echter niet zeggen, dat de gemeente de bouw
vergunning zou moeten of kunnen weigeren; wanneer de
aanvrage overigens aan de eischen voldoet, zal die bouw
vergunning moeten worden verleend. Leiden zou dan metter
tijd over 2 overdekte zweminrichtingen beschikken. Hieruit
volgt, dat spreker van oordeel is, dat de gemeente haar pogingen
om met de „Sportfondsen" door te zetten niet moet staken.
De plannen van de „Sportfondsen" en van de combinatie-
Koster zijn niet vergelijkbaar in verband met het geprojec
teerde buitenbad en bet financieel belang van de gemeente
hierbij. Moet men nu bij de nadering van de eindstreep terug-
keeren op grond van omstandigheden, die weliswaar niet
welkom zijn, maar die toch niet zullen geven hetgeen men
zich als doel heeft gesteld? Bovendien behoort voorziening
Sportfondsenbad.
(Verweij.)
in de behoefte aan zwemgelegenheid primair tot de taak
van de gemeente. Door den bouw van een buitenbad te
koppelen aan den bouw van een binnenbad krijgt men een
prachtig geheel, waarop Leiden trotsch kan zijn. Hebben
de Eaadsleden zich al eens afgevraagd, wat de bouw van een
buitenbad tegenwoordig kost? Door de sluiting van de
inrichting aan het Eijn-Schie-kanaal heeft de gemeente tot
taak een tweede zweminrichting te bouwen; als maatstaf
kan dienen het bedrag, dat „De Zijl" gekost heeft, 115.000.
Men kan zonder overdrijving aannemen, dat de bouw van een
behoorlijke badinrichting de gemeente 75.000.— a 80.000.
zal kosten, welke raming aan den lagen kant is, daar men in
Leiden geen zuiver open buitenwater voorhanden heeft,
waardoor men weer een bronwater- of duinwaterzwem
inrichting zou moeten bouwen. Aanvaardt men het plan van
de „Sportfondsen" dus niet, dan zal de gemeente een directe
uitgave hebben te voteeren van rond 80.000.Nu verklaart
de gemeente zich garant voor de betaling van rente en af
lossing van 95.000.Niet alleen kost dit de gemeente
geen halve cent, maar Leiden krijgt bovendien een binnen- en
een buitenbad, men kan het geheele jaar door zwemmen en
daarmee de ingezetenen van dienst zijn. De risico's zijn zeer
gering; er staan 500 ingezetenen ieder met ƒ300.kapitaal
achter de organisatie, waarvoor de gemeente garant is.
Uit een financieel oogpunt voor de gemeente is een gunstiger
transactie nauwelijks denkbaar.
Volgens den heer Goslinga geeft men zich met dit voorstel
aan een illusie over; deze wijst op het Koninklijk Besluit
van 5 Juni 1935 en op de houding van Gedeputeerde Staten
tegenover dergelijke garantiebesluiten van de Gemeente
raden van Dordrecht en Den Haag. Deze betroffen echter
aanmerkelijk hoogere bedragen; de gemeente Dordrecht had
zich garant verklaard voor ƒ212.000.hier gaat het slechts
om 95.000.Bovendien bestonden er in Den Haag reeds
2 overdekte zweminrichtingen. Trouwens, Gedeputeerde
Staten hebben later hun houding ten aanzien van Dordrecht
gewijzigd en de Eaadsbesluiten tot het in erfpacht geven
van grond en het verstrekken van een hypothecaire geld-
leening voor de oprichting van een Sportfondsenbad goed
gekeurd. Er is aanleiding voor de verwachting, dat men voor
Leiden op goedkeuring van een dergelijk Baadsbesluit zal
kunnen rekenen. De verhoudingen in Leiden zijn anders dan
in Dordrecht en Den Haag, omdat in Leiden groote behoefte
bestaat aan een zweminrichting. Doch al zou er aanleiding
zijn, een afwijzende beschikking van Gedeputeerde Staten
op dit Eaadsbesluit te verwachten, dan nog kan dit voor
het College geen reden zijn dit voorstel niet in te dienen,
omdat ieder in het Nederlandsch Staatsrecht zijn eigen ver
antwoordelijkheid draagt. Het College is voorstander van
het verleenen van medewerking aan de totstandkoming van
een Sportfondsenbad uit overwegingen van eigen verant
woordelijkheid; gevoelen Gedeputeerde Staten hun verant
woordelijkheid anders, dan moeten zij dat zelf weten; dan
kunnen zij dit zonder meer afwijzen, maar spreker verdedigt
dit voorstel met overtuiging op grond van zijn verant
woordelijkheid tegenover de ingezetenen en van het gemeente
belang.
Inzake de tarieven hebben de „Sportfondsen" aan het
College uitdrukkelijk in een brief medegedeeld, dat vóór alles
de opzet is, het baden en zwemmen in zoo wijd mogelijken
kring te verbreiden, en dat zij er daarom belang bij hebben,
de tarieven zoo laag mogelijk te stellen; voorts schrijven zij,
dat het niet de bedoeling van de „Sportfondsen" is in
richtingen te stichten, die handelsondernemingen zijn, wier
doel het is een zoo groot mogelijke winst te behalen en aan
aandeelhouders een zoo hoog mogelijk dividend uit te keeren.
Waar het streven van de „Sportfondsen" derhalve is gericht
op de beoefening van de zwemsport door zooveel mogelijk
ingezetenen, is spreker er gerust op dat de tarieven zoo laag
mogelijk zullen worden gehouden. Trouwens, de tarieven
politiek gevoerd door de Sportfondsenbaden in andere
plaatsen wijst er op, dat men er op alle mogelijke manieren
op uit is die inrichtingen te brengen binnen het bereik van
de groote massa van de ingezetenen.
De ingezonden begrooting is slechts zeer voorloopig, en
moet worden beschouwd als weergevende de maximum
tarieven, die zullen worden geheven. Voor verhooging komen
derhalve die tarieven niet in aanmerking, wel voor verlaging.
Het Sportfondsenbad heeft zich nu reeds bereid verklaard
10.800 baden beschikbaar te stellen a 12 J cent en 9.000 baden
a 10 cent, hoofdzakelijk voor schoolkinderen, en verder om de
inrichting vanaf 12.50 per uur aan vereenigingen naar ge
lang van het aantal leden, waarmee men komt te verhuren.
Spreker heeft het volle vertrouwen in de wijze, waarop de
„Sportfondsen" zich voorstellen die inrichting te exploiteeren.
Blijkens de overgelegde begrooting zullen de loonen van