MAANDAG 21 DECEMBER 1936. 303 Sportfondsenbad. (van der Laan e.a.) weging heeft bij spreker den doorslag gegeven vóór het voorstel van het College. De amendementen-Wilmer c.s. bedoelen in de eerste plaats het gemengd zonnebaden en het gemengd baden te verbieden. Heeft men aan het gemengd zwemmen in de Noordzee badplaatsen, waar dit al jarenlang bestaat, nn wel zooveel aanstoot moeten nemen? Aan de oevers van de grooterivieren in Europa heeft men honderden bad- en zweminrichtingen, waarvan duizenden gebruik maken voor het nemen van gemengde zonnebaden, gemengde baden, enz.; spreker heeft er veel van gezien, maar nog nooit den indruk gekregen, dat dit gevaar opleverde voor de openbare zedelijkheid. Ook op Poelmeer bij Oegstgeest is er geen sprake van excessen op zedelijk gebied, doordat daar alleen voor leden en hun huis- genooten gelegenheid is tot gemengd zwemmen en tot zonne baden, en bovendien alleen op bepaalde uren; men vergeet ook dat er hier voortdurend toezicht zal zijn. Het is ook de bedoeling van het bestuur van het Leidsche Sportfondsenbad, dat alleen de leden met hun huisgenooten gebruik zullen maken van het gemengd bad en van de zonnebaden. Wanneer de gelegenheid daartoe wordt beperkt tot bepaalde uren, onder voortdurend en voldoende toezicht, dan is het gevaar niet zoo groot. Nu wordt als voorbeeld van het niet gelukken van een Sportfondsenbad Breda aangehaald, maar daar moest het mis gaan, omdat de Roomsch-Katholieken, die daar de meerderheid van de bevolking vormen, sterk tegen het gemengd baden gekant waren en van dat bad geen gebruik maakten. Het zou natuurlijk ook voor het Sport fondsenbad in Leiden een leelijke tegenslag zijn, wanneer het van anti-revolutionnaire en roomsch-katholieke zijde tegen gewerkt en geboycot zou worden. Daarom geeft spreker de rechterzijde in overweging: maak eens een groot gebaar, laat het eerst eens gaan zooals het College voorstelt, het College zal er toch wel ernstig over gedacht hebben alvorens met dit voorstel te komen kijk het eens een jaar lang aan hoe het gaatgeef dan uw oordeel en wanneer daar dan toestanden zouden heerschen, die onjuist zijn, dan zal spreker zeker er toe medewerken om dit te veranderen. Spreker kan wel gevoelen voor het amendement tot sluiting van de inrichting op Zondagochtend; waar hij zelf behoort tot een vereeniging, die altijd de uren, waarop kerkdiensten worden gehouden, heeft geëerbiedigd; spreker kan zich be grijpen, dat een groot deel van de bevolking dit wenscht. De andere amendementen, voorzoover ze betrekking hebben op een beter toezicht van den kant van het gemeentebestuur, acht spreker natuurlijk zeer goed. De heer Würtz zegt, dat het voorstel om de gemeente garant te doen zijn voor de aan het Sportfondsenbad te verstrekken leening is gebaseerd op de volgende drie ver wachtingen: 1. dat de voorgelegde exploitatierekening slui tend zal zijn; 2. dat de bouwkosten niet hooger zullen be dragen dan is geprojecteerd; 3. dat de spaarders zooveel mogelijk in het kapitaal zullen bijdragen. Ad 1. Op de exploitatierekening komen voor loonen en tarieven, die aangevochten worden: de'loonen zijn te laag bevonden en de tarieven te hoog. Daardoor zou dan het geheele aspect van de winst- en verliesrekening veranderen. Nu kan men den ongunstigen toestand in Breda van het Sportfondsenbad, die hier als voorbeeld aangehaald is, niet als normaal beschouwen. Anders is het met enkele andere plaatsen waar het Sportfondsenbad opereert. B.v. de resul taten van het Sportfondsenbad in Apeldoorn zijn naar het geen de Nieuwe Apeldoornsche Courant mededeelt, voor Leiden niet bemoedigend. De exploitatie over 1935 leverde daar een verlies op van 5.258.81, waarbij nog komen de niet-geboekte normale afschrijvingen op het gebouw, de technische installatie, de inventaris en de oprichtingskosten, ad 6.332.45; zoodat het totale werkelijke verlies over 1935 bedroeg 11.591.26. De exploitatie-opzet voor 1936 sloot, zonder de noodige afschrijvingen, met een nadeelig saldo van 6.807.en de inkomsten van dit bad waren over het eerste halfjaar 1936 zoover bij de uitgaven achtergebleven, dat het Sportfondsenbad te Apeldoorn niet aan haar geldelijke verplichtingen heeft kunnen voldoen, tengevolge waarvan de gemeente Apeldoorn, die zich garant had gesteld, door den schuldeischer van dit bad aangesproken is tot betaling van in totaal 5.937.30. Het is mogelijk, dat dit ook de gemeente Leiden boven het. hoofd hangt. Trouwens, ook in het algemeen zijn de resultaten van de verschillende zwem inrichtingen in den lande niet schitterend te noemen, althans de aandeelen van het Sportfondsenbad worden op het oogen- blik zelfs voor 22 aangeboden. Ad 2. Is het de vraag of men zeker er van is, dat de bouw kosten niet hooger zullen bedragen dan de schatting. En indien dit wel het geval zou zijn, dan zou ook daardoor Sportfondsenbad. (Würtz e.a.) de financieele situatie anders worden dan voorgesteld is. Ad 3. Men meent, dat de spaarders de noodige kasmiddelen zullen bijeenbrengen en dat de garantie van de gemeente zal verminderen doordat er meer spaarders zullen komen, maar ook daaromtrent bestaat niet de minste zekerheid. Wat zal er nu gebeuren bij een déconfiture van het Sport fondsenbad? De heer de Reede zegt: ,,dan maakt de gemeente zich meester van het gebouw en van de inrichting." Jawel, maar dan komt men te staan voor zelfexploitatie door de gemeente, die niet altijd zoo voordeelig is. In elk geval heeft men dan een blok aan het been, dat niet te apprecieeren is. Spreker is daarom tegen dit voorstel, omdat het te groote risico's meebrengt voor de gemeente; dat niet te onder schatten risico mag men met het oog op de huidige financieele situatie niet aanvaarden. Aan dit avontuur, waarin de gemeente zich zal storten, wil spreker niet debet zijn; veel beter is het, dit bedrijf geheel aan het particulier initiatief over te laten. De heer van Eek zegt, dat de heer Beekenkamp de door de rechterzijde ingediende amendementen verdedigd heeft met een beroep op enkele uitlatingen van prof. Huizinga over het geestelijk en zedelijk verval in deze dagen. Spreker heeft het boek van prof. Huizinga met groote instemming gelezen, voorzoover deze bevreesd is voor de geestelijke verruwing, die dreigt, wanneer hier toestanden komen te heerschen als in Duitschland, maar spreker is het niet met prof. Huizinga eens, dat men dezen tijd zoo pessimistisch moet beschouwen, als zou dat geestelijk en zedelijk verval nu reeds zijn ingetreden. Wel daalt en is gedaald onder den indruk van de maatschappeüjke wanhoop de publieke moraal, maar spreker heeft het vertrouwen, dat indien Neder land vrij mag blijven van dien geest van verruwing, die uit het oosten dreigt, door den invloed van het idealisme en van den levensernst van groote kringen van de bevolking, uit alle partijen, de publieke moraal weer kan stijgen. De heer Beekenkamp heeft een tegenstelling gemaakt tusschen christelijke levensbeschouwing en levensleer eenerzijds en moreel indifferentisme en decadentie anderzijds; tegen die tegenstelling komt spreker op. Het is van hen, die op positief christelijk standpunt staan, eenzijdigheid te meenen dat andersdenkenden, en in het bijzonder de sociaal-democraten niet gedreven worden door levensernst en ook niet toe gankelijk zouden zijn voor geestelijke en zedelijke opvattingen. Wanneer men zelf op een bepaalde basis staat, beteekent dat nog niet, dat anderen niet op een andere basis kunnen staan. Spreker komt op tegen de meening dat bij de sociaal democraten onverschilligheid voor zedelijke opvattingen zou bestaan. Alleen meenen de sociaal-democraten door andere middelen dan reglementeeren de zedelijke excessen te kunnen bestrijden. Het voorbeeld kan hier het best in de goede richting leiden; wanneer dit niet voldoende blijkt, dan zoeken de tegenstanders der sociaal-democraten het in reglemen teering, de sociaal-democraten zoeken het dan echter in de vrije opvoeding; volgens hen kan men door een versterking van de persoonlijkheid, door een beroep te doen op den levensernst en op de ervaring, ook door het voorbeeld, de excessen vermijden. Het amendement-Hessing c.s., waarbij het gemengd zwemmen wordt toegelaten, beperkt door het College, kan niet tot schade leiden. Mochten excessen plaats vinden, dan betreuren spreker en de zijnen die evenzeer als ieder ander; zij zullen ook niet nalaten doeltreffende middelen te gebruiken ter bestrijding, maar zij hechten meer aan de opvoeding tot persoonlijkheid dan aan het maken van allerlei bepalingen, waardoor het eenerzijds wel onmogelijk is, zich aan die feiten schuldig te maken, maar waardoor men ander zijds zwakkelingen kweekt, die het in het geheim doen. Spreker heeft eerbied voor die overtuiging, maar acht die maatregelen ondoeltreffend en de zijne beter. Men moet echter elkaar niet verwijten: gij wilt die onzedelijkheid niet bestrijden, wij wel, en: gij staat er onverschillig tegenover. Het is tenslotte een quaestie van doelmatigheid. Nu zal bij meerderheid van stemmen uitgemaakt moeten worden, hoe het worden zal. De minderheid moet zich dan schikken naar de meerderheid. Terwille van het groote doel en van het groote belang der bevolking bij de totstandkoming van het Sportfondsenbad, zullen spreker en de zijnen zich daarin dan schikken. De heer Verweij constateert met genoegen dat, behalve door de heeren Goslinga en Würtz, in beginsel het voorstel van het College geen bestrijding heeft ondervonden. De Raad staat hier voor een hoogst belangrijke beslissing, n.l. of het gemeentebelang zal worden gediend door de gemeente garant te doen verklaren voor de richtige betaling van rente en aflossing van een kapitaal van 95.000.Deze vorm

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 5