300
MAANDAG 21 DECEMBER 1936.
Benoeming lid Commissie Openb. Slachthuis e.a.
(Voorzitter e.a.)
De Voorzitter verzoekt den heeren Coster, Snel, van der
Voort en van der Kwaak het stembureau te vormen.
De heer van Eek beveelt voor deze vacature aan den heer
M. Dubbeldeman.
Wordt benoemd met 28 stemmen de heer M. Dubbeldeman
de heeren Würtz en van der Laan verkregen ieder 1 stem.
De heer Dubbeldeman verklaart de benoeming te aanvaarden.
De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor
de genomen moeite.
(De heer Goslinga kwam na de gehouden stemming ter
vergadering.)
III. Voorstel tot overneming en ruiling van eenige strooken
grond. (225)
IV. Voorstel tot wijziging van de verordening, betreffende
het verleenen van een bijslag op de pensioenen aan gemeente
ambtenaren tn hunne weduwen en weezen toegekend, krachtens
de verordening, regelende het verleenen van pensioen en
wachtgeld aan gemeente-ambtenaren en de verordening,
regelende het verleenen van pensioen aan weduwen en
kinderen van gemeente-ambtenaren, zooals deze luiden na
de wijziging van 26 Maart 1914. (226)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achter
eenvolgens overeenkomstig de voorstellen III en IV besloten.
V. Voortzetting van de behandeling van het voorstel in zake:
a. het waarborgen van de rente, aflossing en verdere kosten
wegens een door derden aan de N.V. Sportfondsenbad
Leiden te verstrekken leening (of leeningen) ten behoeve
van den bouw van een overdekte bad- en zweminrichting
met een buitenbassin op het Schuttersveld;
b. het aan genoemde N.V. in erfpacht geven van een
gedeelte van het Schuttersveld aan den Maredijk ten
behoeve van den bouw van een overdekte bad- en
zweminrichting met buitenbassin;
e. beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de ver
breeding van den Maredijk langs het sub b bedoelde
gedeelte van het Schuttersveld. (222)
Hierbij komen tevens aan de orde de reeds ingediende
amendementen van de heeren Wilmer, Wilbrink en Beeken
kamp (zie bl. 292), alsmede het amendement van de heeren
Ilessing, Schüller, Jongeleen en Carton, luidende:
,,De ondergeteekenden stellen voor, om aan de onder
punt a. van het voorstel, vervat in Ingek. Stuk 222,
bedoelde voorwaarden alsnog de volgende voorwaarden toe
te voegen:
1°. dat er gelegenheid gegeven zal worden voor gemengde
zonnebaden op nader door B. en W. in overleg met de
N.V. „Het Sportfondsenbad Leiden" te bepalen uren.
2°. dat er gelegenheid gegeven zal worden voor gemengde
baden op nader door B. en W. in overleg met de N.V.
„Het Sportfondsenbad Leiden" te bepalen uren".
De heer Beekenkamp zal zich bepalen tot de moreele zijde
van dit vraagstuk, welke even belangrijk is als, zoo niet
belangrijker dan het zakelijke gedeelte van dit voorstel.
Allerwegen hoort men tegenwoordig stemmen, die met
groote bezorgdheid spreken over den geest van dezen tijd.
De Duitsche cultuurphilosooph Spengler spreekt van den
Untergang des Abendlandes; prof. Huizinga schreef zijn
boek In de schaduwen van morgen; prof. Aalders noemde
zijn onlangs verschenen boek De nood des tijds. Al deze
auteurs wijzen als een der verwordingsverschijnselen van de
20ste eeuw op het losser worden der zeden, op het verslappen
van de banden der moraal, op de brutaliteit, waarmee men
datgene, wat eertijds gold als regel van fatsoen of'conventie,
zonder blikken of blozen terzijde wenscht te stellen. Prof.
Aalders wijst er in het 5de hoofdstuk van zijn boek, dat
over de decadentie van dezen tijd handelt, op dat de massa,
het kuddedier, de asphaltmenschen van de 20ste eeuw, niet
meer bijeengehouden worden door godsdienst of zeden, noch
door traditie of eerbesef. Het leven vergrooft; het wordt
overprikkeld en daardoor ongevoelig; men zoekt naar sensatie,
emotie. De sport, op zichzelf een verheugend verschijnsel
van dezen tijd, met zijn zin voor den volledigen mensch,
wiens lichaamsoefening tegelijk geestelijke tucht beteekent,
wordt dikwijls tot een kijkspel, waarbij zeer enkelen zich
inspannen en zeer velen van hun inspanning genieten.
Decadent is ontspanning, die overspant en „abspannt",
Sportfondsenbad.
(Beekenkamp.)
verslapt en dus verder afleidt van het leven. Hier ontbreekt
het besef van verantwoordelijkheid, het besef van persoon
lijke gebondenheid aan groote levensrealiteiten, waartoe de
mensch nu eenmaal gaarne of nietbegrepen of onbegrepen
behoort. Aldus prof. Aalders.
Decadentie gaat altijd gepaard met slapheid, met toegeven,
met tolerantie op zedelijk gebied. Prof. Huizinga zegt:
„Zonder een persoonlijk besef bij den enkelen mensch,
dat hij een radicale ondeugd, onkuischheid genaamd, heeft
te weerstaan, is de maatschappij reddeloos aan sexueele
ontaarding, met vernietiging als uitkomst, overgeleverd."
De volstrekte binding der christelijke zedewet heeft voor
velen afgedaan. Velerlei invloeden hebben daarop gewerkt.
Juist in verband met het feit, dat vooral van sociaal-demo
cratische zijde critiek op de amendementen der rechterzijde
is uitgeoefend, en in verband met het van sociaal-democra
tische zijde ingediend amendement, wijst spreker nog op deze
uitspraak van prof. Huizinga, dat het wetenschappelijk
systeem van het historisch materialisme de relativeering der
moraal in de hand gewerkt heeft. Het kan dus niet ver
wonderen, dat juist en vooral van sociaal-democratische
zijde met een hautain gebaar wordt gereageerd op pogingen
van christelijke zijde om de ontkerstening in te dammen.
Het is vrij goedkoop en gemakkelijk hierover eenigszins
railleerend te spreken; het heeft spreker verheugd, dat zoowel
in de rede van den heer Schüller als in die van den heer
Hessing een dergelijke toon niet heeft geklonken; daartegen
over wijst spreker op een artikel in het Algemeen Advertentie
blad voor Leiden van Vrijdag j.l., waarin men door die
menschen aan de bittertafel over de amendementen der
rechterzijde laat spreken op een wijze, die stellig niet een
van de meest verheffende uitingen is van den liberalen geest
De moderne jeugd spot zeer gaarne met de achterlijkheid
der rechterzijde en geeft geëxalteerd af op deze theorieën
uit de nachtschool. Prof. Huizinga zegt: „Deugd en braafheid,
zoolang geprezen, raken uit den tijd: men gaat er zich voor
schamen." Zoo is het helaas inderdaad.
Mogelijk zegt men: is het nu wel zoo verschrikkelijk en
moet men zoo te keer gaan tegen een dergelijk eenvoudig
voorstel; is dat gemengd zwemmen zoo uit den booze; in
de Noordzeebadplaatsen wordt toch ook geregeld gemengd
gezwommen? In de eerste plaats richt de rechterzijde zich
niet uitsluitend tegen het gemengd zwemmen en in de tweede
plaats heeft men hier niet te maken met een Noordzeebad
plaats. De amendementen der rechterzijde richten zich voor
eerst tegen het gemengd zonnebaden. De „Gooische Actie
groep tegen volksverwildering" noemt in een adres gemengde
zonnebaden
„een vorm van sportbeoefening, waarbij men onder het
motto van sport en hygiëne tolereert, dat personen van
verschillend geslacht, uren lang, nagenoeg ontkleed, bij
elkander, naast en tegen elkander liggen, zoogenaamd om
de inwerking van zon en licht op het lichaam ten volle te
ondergaan. Hierdoor ontstaat een sfeer van zwoelheid, die
wij niet nader vermogen te definieeren, maar die een ver
derfelijke mentaliteit vóóral voorde jeugd tevoorschijn roept."
Dit gebruik heeft dus niets uit te staan met de zwemsport-.
Door deze gemengde zonnebaden wordt geen enkel sociaal-
hygiënisch belang gediend, integendeelhierdoor worden
cultureele waarden vernietigd. Nu moge het aanvankelijk
niet in de bedoeling liggen, van de beheerders van het Sport
fondsenbad ook dezen tak van „society-life" hier te intro-
duceeren, de Raad moet reeds nu zeer duidelijk uitspreken,
dat men in Leiden dergelijke excessen niet wenscht. Spreker
wil paal en perk stellen aan een thans reeds opkomend
streven in die richting en verzet zich er tegen, dat onder
sanctie en met medewerking van de Overheid gelegenheid
geboden zou worden om deze sfeer van zwoelheid hier te
scheppen, die een allerverderfelijksten invloed heeft op de
mentaliteit van de huidige generatie. Wil men zonnebaden
nemen, dan is het uit hygiënisch oogpunt allerminst nood
zakelijk, dat die gemengd genomen worden; de zonnestralen
oefenen niet een zooveel beteren invloed uit, wanneer het
zonnebad gemengd wordt genomen. De Overheid heeft tot
taak en plicht excessen te weren en moet de zedelijke levens
waarden voor de bevolking veilig stellen.
Tegen gemengd zwemmen op zich zelf behoeft geen be
zwaar te bestaan, maar ook daaraan zijn toch reëele zedelijke
gevaren verbonden. Er zijn ouders in Leiden, die er bezwaar
tegen hebben, dat hun nauwelijks volwassen kinderen ge
mengd gaan zwemmen. De eenmaal geboden gelegenheid
schept licht gewoonte; van kwaad komt men dan tot erger.
Spreker herinnert aan de verhalen verleden jaar gehoord
omtrent de z.g. watersport in Warmond. Om dus de ouders
te helpen bij hun opvoedende taak moet men ook de ge
legenheid tot gemengd zwemmen benemen.