MAANDAG 7 DECEMBER 1936. 286 Verhuring winkelhuis Haarlemmerstraat 263. e.a. (Goslinga e.a.) dat hij de reparaties voor zijn rekening neemt; anders is het mogelijk dat hij er na een paar jaren uittrekt en dat de gemeente dan zelf die reparaties nog moet laten verrichten. Wanneer dit een reden is om den huurprijs laag te stellen, dan moet dit ook een voorwaarde van de verhuring zijn, dat ongeveer die som aan reparaties wordt besteed. De Voorzitter is bereid zooveel mogelijk werkzaam te zijn in de richting, die door den heer Goslinga wordt bedoeld. Het is moeilijk voor te schrijven, dat een bedrag van 300. aan de inwendige verbetering van bet huis besteed moet worden. De heer Goslinga merkt op, dat het College zelf dit als een van de redenen der huurverlaging genoemd heeft. Het is dan ook redeüjk te eischen, dat het huis in een zoodanigen toestand wordt gebracht, dat de gemeente aan de verbetering er van geen 300.behoeft te besteden, wanneer het leeg komt te staan, aangezien het anders een schijn-reden is. De heer Wilbrink betwist dit. Wanneer de huurder zoo'n huis verlaat, moet de eigenaar altijd een groot bedrag aan de verbetering er van besteden. De Voorzitter acht het met den heer Wilbrink mogelijk, dat de gemeente in elk geval een groot bedrag aan de ver betering van het huis zal moeten besteden, wanneer de heer van Vliet het als huurder verlaten heeft. Het bedrag van ƒ300.is de uiterste prijs van de in wendige verandering, die thans aangebracht moet worden. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. (De heer Goslinga wenscht geacht te worden te hebben tegengestemd.) XI. Voorstel inzake vaststelling van ile door de Gemeente lijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon te betalen vergoeding voor liet gebruik van de kantoorlokalen in de uerceelen Nieuwe Mare Nis. 1315 en Lammermarkt Nis 65a67a. (210) XII. Voorstel tot verhuring van verschillende perceelen wei- en teelland. (224) XIII. Suppletoire begrootingen, dienst 1935, van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electrieiteit. (211) XIV. Balansen en verlies- en winstrekeningen, dienst 1935, van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electrieiteit. (211) XV. Suppletoire begrootingen, dienst 1935, van het Grond bedrijf. (211) XVI. Balans en verlies- en winstrekening, dienst 1935, van het Grondbedrijf. (211) XVII. Suppletoire begrootingen, dienst 1935, van den Beinigings- en Ontsmettingsdienst. (211) XVIII. Balansen en verlies- en winstrekeningen, dienst 1935, van den Beinigings- en Ontsmettingsdienst. (211) XIX. Suppletoire begrootingen, dienst 1935, van liet Ge meentelijk Radio-Distributiebedrijf. (211) XX. Balans en verlies- en winstrekening, dienst 1935, van liet Gemeentelijk Radio-Distributiebedrijf. (211) XXI. Balans en verlies- en winstrekening, dienst 1935, van de gestichten „Endegeest", „Voorgecst" en „Rhijngeest". (211) XXII. Balans en verlies- en winstrekening, dienst 1935, van liet Openbaar Slachthuis. (211) XXIII. Balans en verlies- en winstrekening, dienst 1935, van de Gemeentelijke Hulpbank (Gemeentelijke Bank van Leening en Geldsehietbank)(211) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XI tot en met XXIII besloten. Goedkeuring diverse rekeningen; e.a. (Lombert e.a.) te hebben onthouden bij de punten XIV, XVI, XVIII, XX tot en met XXIII.) XXIV. Rekeninq, dienst 1935, van het Gemeentelijk Wasch- bureau. (211) De heer Lombert heeft bezwaar tegen de goedkeuring van deze rekening, omdat bij het Gemeentelijk Waschbureau een zeer eigenaardige methode bestaat om nadeelige exploitatie- saldi geheel of gedeeltelijk af te schrijven. Op de rekening komt een bedrag van 175.voor, welk bedrag gevormd wordt door de kortingen, die men op de betalingen aan de bleekers en wasscherijen toepast, zoogenaamd voor de ver goeding van de goederen, welke bij die bleekers en wassche rijen verloren zijn gegaan. Xu wordt met die z.g. korting voor vermiste goederen nogal eigenaardig omgesprongen; tegenover den post van 175.f die voor vermiste goederen van de bleekers wordt afgehouden, staat op de rekening van het Waschbureau slechts een bedrag van 100.als schadeloosstelling voor de cliënten, die de goederen vermissen. Uit deze rekening blijkt dus, dat de bleekers, behalve dat op hun prijs reeds tot het uiterste wordt beknibbeld, bovendien nog door een extraatje het nadeelig saldo van het Gemeentelijk Wasch bureau moeten dekken; dit Waschbureau sleept dus 75. in de wacht. Deze handelwijze komt bij een gemeentelijk bedrijf niet te passpreker maakt dus ernstig bezwaar tegen het goedkeuren van deze rekening. De heer Verweij zegt, dat de heer Lombert zelf moet beslissen, of de door hem gemaakte opmerkingen aanleiding voor hem zijn, zijn goedkeuring aan deze rekening te ont houden; spreker acht daartoe absoluut geen aanleiding aan wezig. Wanneer dergelijke practijken daar zouden heerschen, dan verwacht spreker dat de gedupeerden zich terzake met klachten tot het gemeentebestuur wenden; dit heeft echter nooit een klacht van de bleekers omtrent dergeüjke practijken ontvangen. Wanneer dit een dergelijken omvang aanneemt als de heer Lombert het hier voorstelt, dan bevreemdt het spreker in hooge mate, dat de gedupeerden zich nimmer hebben gewend tot het gemeentebestuur, dat aangewezen is om, voorzoover er sprake is van onregelmatigheden, daaraan een einde te maken. Zoolang 'de bleekers zich niet gedupeerd achten, hetgeen spreker concludeert uit het feit, dat zij zich niet tot het gemeentebestuur wenden, bestaat er geen aanleiding in deze quaestie te treden. De heer Groeneveld zegt, dat de bleekers alleen het werkelijk door hen weggemaakte goed vergoeden, maar dat het ander zijds voorkomt, dat cliënten van het Waschbureau de waarde van door hen vermist goed niet terugvorderen, ook niet na aanschrijving. De heer Lombert vraagt den heer Groeneveld, wie zegt, dat dat goed werkelijk is weggeraakt. Het komt dikwijls voor dat de Directrice van het Waschbureau eenvoudig aan de bleekers een staatje overlegt: zooveel wordt vermist en dat gaat van je rekening af. Het argument van den Wethouder, dat de bleekers niet klagen, is tamelijk naïef. Er valt eenvoudig voor hen niet te klagen. In de eerste plaats weten de bleekers niet, dat aan de cliënten slechts een deel van de door hen betaalde schade vergoeding wordt uitgekeerd. De heer Groeneveld zegt nu, dat dat hun ook niets aangaat. Spreker is het met den heer Groeneveld niet eens. De bleekers krijgen niet, zooals de Raadsleden, de rekening van het Gemeentelijk Waschbureau onder de oogen. Waren zij vroeger van den gang van zaken op de hoogte geweest, dan zouden zij eerder geklaagd hebben. Spreker heeft daarom juist de zaak in besloten kring, n.l. de Commissie van Finan ciën, ter sprake gebracht, toen de heer Goslinga nog Wet houder was en ook verleden jaar, in de hoop, dat daardoor aan dergelijke praktijken een einde zou worden gemaakt en hij de zaak niet in de openbare vergadering van den Raad behoefde aan te snijden. De bleekers kunnen niet reclameeren, omdat zij de feiten niet kennen. Bovendien vreezen zij de Directrice van het Gemeentelijk Waschbureau tegen zich te krijgen, wanneer zij reclameeren tegen een korting op hun rekening wegens het verloren gaan van waschgoed. Ter voorkoming van het verlies van een klant houden zij hun mond. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen met 23 tegen 5 stemmen. (De Wethouders worden geacht zich van medestemmen Vóór stemmen: de heer van der Voort, mevrouw de Cler,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 4