284
MAANDAG 7 DECEMBER 1936.
(Voorzitter.)
b. van 12 October 1936 tot vaststelling van de begrootings-
regeling in verband met de overbrenging van het dienstjaar
1935 op dat van 1936 van gelden wegens de voldoening van
onbetaald gebleven vorderingen en het nog niet verwerkt
of verbruikt zijn van verleende credieten, alsmede tot over
brenging van verschillende ontvang- en uitgaafposten van
den kapitaal dienst;
c. van 9 November 1936:
1°. tot vaststelling van de begrootingsregeling in verband
met de aanvulling van de voor den Stadhuisbouw beschik
baar gestelde gelden;
2°. tot vaststelling van de begrootingsregeling in verband
met het bij wijze van proef oprichten van een werkinrichting
voor blinden in de v.m. bewaarschool aan de Groenesteeg;
3°. inzake het aangaan van kasgeldleeningen gedurende
de maanden November en December 1936 en het le kwartaal
1937;
4°. inzake belegging van kasgelden;
5°. tot het instellen van een rechtsvordering tegen M. W.
Blommensteijn, te Leimuiden, strekkende tot vergoeding
aan de gemeente van het restant der schade, haar toegebracht
door aanrijding van een vluchtheuvelpaal op den Rijns-
burgerweg;
6". tot verkoop van een perceel bouwterrein aan de Hout
laan aan F. J. A. en C. G. van Beukering, te Voorburg.
3°. Missive van Gedeputeerde Staten ten geleide van de
Koninklijk goedgekeurde verordening tot wijziging van die,
regelende de heffing van leges- en expeditiegelden ter Secre
tarie, bij het Oud-Archief en aan het Bureau van den Burger
lijken Stand.
4°. Mededeeling van Gedeputeerde Staten, dat zij de be
grooting van den keuringsdienst van waren over de maanden
Januari en Februari 1936 hebben goedgekeurd en dat zij
de bijdrage van de gemeente in de kosten van den dienst
over genoemde maanden hebben bepaald op 943.08.
5°. Missive van Gedeputeerde Staten houdende mede
deeling, dat zij hunne beslissing op het raadsbesluit van
9 November 1936, tot het aangaan van een transactie met
de provincie Zuid-Holland inzake overdracht van strooken
grond, gelegen bij de Spanjaardsbrug en bij de Wilhelmina-
brug, hebben verdaagd.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Mededeeling van den Voorzitter van het Centraal
Stembureau, dat de heer M. Dubbeldeman zijn benoeming
tot lid van den Gemeenteraad aanneemt.
2°. Missive van den Leidschen Blindenbond, houdende
mededeeling, dat zijne leden zullen medewerken om de werk
inrichting voor blinden rendeerend te maken.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
3°. Verzoek van de afd. Leiden van de Nederlandsche
Vereeniging tot Bescherming van Dieren om den paardenstal
op het woonwagenterrein te doen dichtmaken, met adhaesie-
betuiging van het Hoofdbestuur van den Bond van Politie
ambtenaren in Nederland tot Bescherming van Dieren.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
4°. Verzoek van de afd. Leiden van de Vrijzinnig Christe
lijke Gezondheidskolonie „Naar Buiten", om toekenning
van een subsidie voor 1937.
Zal worden behandeld bij de gemeentebegrooting voor 1937.
5°. Amendementen van de heeren Wilmer, Wilbrink en
Beekenkamp op het voorstel inzake de medewerking der
gemeente aan de oprichting van een Sportfondsenbad op
het Schuttersveld.
Zullen worden behandeld bij punt 37 van de gedrukte
agenda.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
dat de leden van den Raad in de gelegenheid worden
gesteld om op Maandag 14 December 1936, des n.m. 1| uur
den stand der werkzaamheden van het in aanbouw zijnde
Stadhuis te bezichtigen.
De plaats van samenkomst is Pieterskerkhof.
Geloofsbrief M. Dubbeldeman; e.a.
(Voorzitter e.a.)
Aan de orde is alsnu:
I. Onderzoek van den geloofsbrief van het nieuw benoemde
raadslid, den heer M. Dubbeldeman.
De Voorzitter benoemt de heeren Wilbrink, Lombert en
Hessing tot leden van de Commissie van Onderzoek in dezen
geloofsbrief en schorst vervolgens de vergadering.
Na hervatting van de vergadering deelt de heer Wilbrink
namens de Commissie mede, dat zij den geloofsbrief in orde
heeft bevonden, weshalve zij tot toelating van den heer
M. Dubbeldeman adviseert.
Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming besloten.
II. Praeadvies op het verzoek van F. IVuys om ontslag als
tijdelijk leeraar in de oude talen aan het Gymnasium. (204)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
III. Benoeming van een lid van de Commissie van Toezicht
op het Middelbaar Onderwijs. (202)
De Voorzitter verzoekt den heeren Wilmer, Schüller, van
der Reijden en van der Laan het stembureau te vormen.
De heer van Eek heeft tegen den persoon van geen van
beide aanbevolenen eenig bezwaar, maar heeft er wel bezwaar
tegen, dat een van hen (de heer Moolenburgh) niet in Leiden
woont.
Spreker acht het in het algemeen niet gewenscht, dat met
het toezicht op gemeentelijke Leidsche inrichtingen ook
belast worden personen, die buiten Leiden wonen. Uiteraard
is het mogelijk, dat een niet-Leidenaar even goed kan oor
deel en over de belangen van het onderwijs in Leiden als een
Leidenaar, maar het kan voorkomen, dat er speciaal Leidsche
belangen mede gemoeid zijn. Het is zelfs mogelijk, dat op
dit gebied de belangen van de omliggende gemeenten niet
geheel gelijk zijn aan die van Leiden en daarom is het niet
gewenscht, dat een niet-Leidenaar in de Commissie van
Toezicht op het Middelbaar Onderwijs wordt benoemd.
Sprekers bezwaar geldt ook de benoeming van niet-Leidenaren
in alle andere commissies.
De heer Wilmer zou bij de voorziening in de thans bestaande
vacature in de Commissie van Toezicht op het Middelbaar
Onderwijs nooit gepleit hebben voor het voordragen van een
niet-Leidenaar, maar zou na het betoog van den heer van Eek
er wel toe kunnen komen.
De heer van Eek zal wel zoo'n breede opvatting hebben,
dat hij rekening houdt met de belangen van niet-Leidenaren,
vooral ook omdat zoovele leerlingen van omliggende ge
meenten (in het bijzonder Oegstgeest) de Leidsche scholen
voor middelbaar onderwijs bezoeken. Het kan weieens goed
zijn, dat de belangen van het onderwijs bezien worden door
een niet-Leidenaar, die wellicht een ander licht op sommige
voorstellen kan werpen dan het licht, dat zij er op laten
schijnen, die uitsluitend met de belangen van Leiden rekening
houden of althans daarvoor het meest gevoelen, omdat zij
behooren tot de ingezetenen van Leiden. Spreker gevoelt er
dan ook niet het minste bezwaar tegen, nu eenmaal een niet-
Leidenaar als No. 1 op de aanbeveling is geplaatst, zijn stem
uit te brengen op den heer Moolenburgh, al heeft hij ook geen
bezwaar tegen den heer ir. Stokhuyzen, die eveneens een
voortreffelijk candidaat is.
De heer van Eek had niet verwacht, dat zijn meening aan
gevochten zou worden. Spreker is het met den heer Wilmer
eens, dat indien men de belangen van het middelbaar onder
wijs wil behartigen, men niet speciaal moet letten op de
belangen van Leiden. In het algemeen heeft een raadslid in
de eerste plaats te letten op de belangen van Leiden, maar
moet het zich ook afvragen, of deze belangen wel in overeen
stemming zijn met de belangen van andere gemeenten, de
Provincie en het Rijk. Spreker betwijfelt het, of men een
niet-Leidenaar noodig heeft om een frisschen kijk op de
zaken te krijgen. Het is niet gewenscht, dat het stelsel van
evenredige vertegenwoordiging van de ingezetenen van de
omüggende gemeenten wordt toegepast. Men mag niet onder
stellen, dat de Leidenaren bekrompen van opvatting zouden
zijn. Bij de benoeming van de leden eener commissie van
toezicht spreekt het vanzelf, dat men eerst nagaat, of ge
schikte personen onder de Leidenaren zijn te vinden. Kan