296
MAANDAG 7 DECEMBER 1936.
Sportfondsenbad.
(Goslinga e.a.)
Deze ongelijke behandeling van verschillende volksbelangen
kan niet door den beugel. Spreker wil hier den normalen
verkoopprijs in rekening brengen; komt men tekort voor dit
belang, dan is de Raad er altijd nog om daarvoor een subsidie
te geven, als dat beslist noodig isdan krijgt men een zuivere
rekening, maar spreker vindt het niet goed, dat het grond
bedrijf, welks boekhouding niet voor ieder duidelijk is, 75
jaren lang een subsidie geeft aan het Sportfondsenbad; dat
moet de gemeente rechtstreeks doen, op de begrooting.
Spreker hoopt, dat ook in dit opzicht nog verandering in
dit voorstel komt.
Er is voorts geen enkele bepaling te vinden inzake goed
keuring van de tarieven, ondanks het advies van de Commissie
van Financiën van 19 Juni 1936, dat o.a. behelsde:
„De quaestie der baden voor on- en minvermogenden zal
o.i. bij de regeling der tarieven behooren te worden opgelost.
De tarieven zullen nl. zoo behooren te worden gesteld
speciaal voor het buitenbassin, omdat dit vooral wegens
de groote behoefte aan uitbreiding der zwemgelegenheid
noodig is dat de inrichting voor breede lagen van de
bevolking, en niet slechts voor de gegoeden, toegankelijk is."
Dit zal niet in vervulling gaan, wanneer de tarieven niet
aan de goedkeuring van het College zijn onderworpen en
wanneer het College daarop geen invloed kan uitoefenen.
Wat heeft het College te dien aanzien nog meer in de hand
dan het perspectief, neergelegd in dat eene zinnetje op blz. 140,
kolom 1, waarbij des zomers populaire tarieven in uitzicht
worden gesteld? De heer Hessing vertrouwt wel, dat het
College zijn invloed zal aanwenden in die richting, maar
daar heeft men niets aanspreker gelooft ook wel, dat het
tegenwoordig College daartoe geneigd is, hij heeft alle
vertrouwen in dit College niet verloren maar deze inrichting
wordt gemaakt voor tientallen jaren; welke colleges zullen
hier dan komen, welke besturen zal het Sportfondsenbad
dan hebben? Neen, als men invloed wil hebben bij het Sport
fondsenbad, dan moeten, in den geest van het amendement-
Wilmer, voorwaarden gesteld worden; met beloften en ver
zekeringen van den Wethouder, die er nu zit, komt men
niet verder. Heeft de concept-exploitatie-rekening, die bij de
stukken is, bindende kracht? Is die een onderdeel van de
overeenkomst? Dat kan natuurlijk niet; dat kan spreker
ook onmogelijk verlangen, maar dan is ook noodig een be
paling, dat de tarieven aan de goedkeuring van het College
zijn onderworpen.
De heer (lc Reede zegt, dat ten gevolge van de prijzens
waardig zuinige wijze, waarop het gemeentebestuur gewoon
is met de gemeentefinanciën om te springen, de zwem
gelegenheid te Leiden nooit overdreven groot is geweest.
Nadat de zweminrichting aan den Hoogen Rijndijk gesloten
is, heeft noch het vorige, noch het tegenwoordige College
iets gedaan om de benarde positie, waarin toen de zwem
gelegenheid is gekomen, eenigszins te verbeteren. De Leidsche
zwemmers hebben zich moeten verdeelen over de inrichting
„De Zijl", die te klein, en het Poelmeer, dat niet al te schoon
is. Wanneer men nu zegt, dat het College tekortgeschoten is
in zijn houding tegenover dengene, die gevraagd heeft een
overdekte zweminrichting te mogen bouwen, stelt spreker
daartegenover het betreurenswaardige en ernstige feit, dat
het College eenvoudig een zweminrichting heeft doen sluiten
zonder zich iets aan te trekken van de taak, welke de gemeente
op het gebied van de volksgezondheid heeft, en speculeert
op hetgeen gebeuren zal, wanneer het particulier initiatief
zich over het groote gebrek aan zwemgelegenheid te Leiden
zal ontfermen. Wanneer een lid van het vorige College ont
kent, dat de combinatie van overdekte zweminrichting en
openluchtbad gunstig zou zijn, mag spreker constateeren,
dat dit lid destijds zich met meer ijver had behooren te geven
aan de verwezenlijking van een plan tot het maken van een
open zweminrichting, waarvan het College zich indertijd
niets heeft aangetrokken, hoewel in den Raad de aandacht
op den onhoudbaren toestand gevestigd was.
Spreker gaat niet in op de vraag, of thans de zweminrichting
moet gebouwd worden door een particulier, die daarbij geheel
vrij is, of door de N.Y. „de Sportfondsen". In den Raad
bestaat thans in het algemeen een goede stemming voor het
verleen e 1 van de garantie, die door het College wordt voor
gesteld. Men kan nu de zaak bederven, door er geweldig
veel woorden aan te besteden en te redeneeren over allerlei
zaken, die ten slotte bijkomstigheden zijn.
De heer Goslinga vroeg, waarom de gemeente den grond
tegen kostprijs beschikbaar wilde stellen; spreker zou echter
kunnen vragen: schaamt de gemeente zich niet om van
de N.Y. „de Sportfondsen" te eischen, dat er een buitenbad
wordt gemaakt, terwijl de gemeente bovendien eischt, dat
jaarlijks ruim 1300.als canon wordt betaald, is de ge-
Sportfondsenbad.
(de Reede.)
meente zich er niet van bewust, dat zij ondanks de econo
mische omstandigheden en den toestand van de gemeente
financiën, een taak heeft ten opzichte van de volksgezondheid
en de zwemgelegenheid? Begrijpt men dan niet, dat een
stad als Leiden, die bijna evenveel water als land heeft,
toch een behoorlijke gelegenheid moet bieden voor alle
kinderen om zwemmen te leeren, al was het alleen om het
verdrinkingsgevaar te verminderen? Nu is het gemakkelijk om
te zeggen, dat Gedeputeerde Staten tegen een garantie door
de gemeente bezwaar zullen hebben en om daarbij een of
ander Koninklijk Besluit te citeeren. Spreker erkent, dat de
redactie van het door den heer Goslinga genoemd Koninklijk
Besluit eenigszins algemeen is, maar sinds 1935 zijn de op
vattingen van de verschillende hoogere colleges nogal wat
gewijzigd. Zoo is grondig gewijzigd het standpunt, dat men
innam ten aanzien van de subsidieering van het bewaar-
schoolonderwijs; in 1935 mochten noodlijdende gemeenten
dit niet subsidieeren, thans wel. Bij zulk een incidenteel
geval als het oprichten van een Sportfondsenbad zullen voor
elk geval de omstandigheden van het geval zelf in beoor
deeling worden genomen; dan begrijpt men toch, dat Den
Haag met zijn ruime zwemgelegenheid geheel andere behoef
ten heeft dan Leiden, dat zonder zwemgelegenheid is, dat
Dordrecht dat eenige baden heeft, er geheel anders voor
staat dan Leiden met zijn vischkommetje achter in den
polder. Spreker begrijpt ook niet welk gewicht dergelijke
argumenten in de schaal kunnen leggen ter bestrijding van
de garantie door de gemeente; dan had men moeten bewijzen,
dat het risico voor de gemeente inderdaad te groot zou zijn.
En dat is juist niet te bewijzen. Let men op hetgeen het
particulier initiatief in deze zaak gedaan heeft, dan uit
spreker zijn waardeering voor hen, die daarin de leiding
hebben gehad, die kans hebben gezien 500 aandeelhouders
bij elkaar te krijgen, die zich verbonden hebben, in maande-
lijkscbe betalingen 150.000.bijeen te brengen, met de
redelijke zekerheid, dat wanneer de gemeente bijspringt,
dit aantal zich zal uitbreiden. Dit bedrag zal dus grooter
worden. Daarmee komt het Sportfondsenbad tot een kapitaal
van ƒ150.000.spieker neemt aan, dat dit kapitaal niet
geheel binnenkomt; men kan ongetwijfeld aandeelhouders
verhezen, door de gewone financieele wisselingen in de
maatschappij, maar wanneer men het gemiddelde risico
neemt, dat altijd in dergelijke gevallen in rekening gebracht
moet worden, dan staat vast dat dit verües door anderen
zal worden aangevuld en dat men een goede kans heeft om
tenslotte het kapitaal nog te zien stijgen. Spreker gaat uit
van het bedrag van 150.000.daarmee zijn de bouw
kosten zeer ruim gedekt. Spreker erkent, dat de exploitatie
echter altijd min of meer een slag in de lucht is, maar men
mag toch wel eens verder zien en zich afvragen of de exploi
tatie-begrooting zooals die opgemaakt is, redelijk is; deze
voldoet aan verschillende goede eischenze is sober opgezet en
vervalt niet in overdrijving wat de mogelijke inkomsten betreft.
Spreker begrijpt, dat men bezwaren aanvoert tegen de
loonen, die op de begrooting zijn vermeld, maar stelt er
tegenover, dat op het oogenblik zeer velen heel gelukkig
zouden zijn, indien zij dergeüjke loonen konden verdienen.
Men mag verwachten, dat een inrichting als het Sport
fondsenbad, die bovendien gecontroleerd wordt door het
College, de arbeiders niet zal uitbuiten en dat de loonen
verhoogd zullen worden, wanneer de financiën het eeniger-
mate toelaten.
Spreker acht de exploitatie op een vrij veilige basis opge
trokken, al is altijd aan een onderneming als deze een zeker
risico verbonden. Zelfs wanneer er enkele tekorten te dekken
waren, zou de gemeente daarvoor nog niet aansprakelijk
zijn. Men zou eerst het gestort kapitaal moeten aanspreken
en er zou zeer veel moeten gebeuren voor het aandeelen
kapitaal zoo ver zou zijn aangesproken, dat de inrichting
in gevaar kwam. In dat laatste geval zou de gemeente de
inrichting overnemen en voor een buitengewoon koopje
een overdekte zweminrichting krijgen.
Spreker kan zich dan ook niet voorstellen, welk bezwaar
tegen de verleening van garantie kan bestaan bij een zaak,
die zoo degelijk en voorzichtig is opgezet als het Leidsche
Sportfondsenbad. Indien het er ten slotte op aankwam,
zou men de garantie niet noodig hebben, doch wanneer de
N.Y. „de Sportfondsen" door de niet verleening van de
garantie met den bouw van de inrichting zou moeten wachten
tot het aandeelenkapitaal was volgestort, zou de gemeente
intusschen moeten zorgen voor een open zwembad, dat haar
ten minste 50.000.zou kosten. De gemeente mag daarom
dankbaar zijn, dat een organisatie het risico op zich wil
nemen, waardoor in een studentenstad als Leiden, waar
2500 jongelui van buiten rondloopen, een behoorlijke zwem
gelegenheid zal komen.