MAANDAG 7 DECEMBER 1936.
293
Sportfondsenbad.
(Wilmer e.a.)
dat gemengde baden voor oudere personen aanbeveling
zouden verdienen.
Met het stellen van de voorwaarde omtrent het sluiten
van de inrichting des Zondags tusschen 9 en 12 uur beoogen
de voorstellers van het amendement in de eerste plaats het
personeel der inrichting in de gelegenheid te stellen zijn
Zondagsplichten te vervullen, voor zoover deze bestaan in
het bijwonen van godsdienstoefeningen in de kerk, maar in
de tweede plaats hun, die meenen deze Zondagsplichten niet
te hebben, de zekerheid te geven, dat zij den Zondagochtend
in den huiselijken kring kunnen doorbrengen.
Bovendien heeft het een goeden invloed, niet alleen uit een
godsdienstig, maar ook uit een sociaal oogpunt, wanneer de
burgerij kan constateeren, dat de overheid den Zondag
anders beschouwt dan een werkdag.
Het zou van kortzichtigheid getuigen, indien men bij de
behandeling van een voorstel als dit alleen zou letten op
degenen, die op dit oogenblik het bestuur der inrichting
vormen. Men moet ook rekening houden met de mogelijkheid,
dat er een bestuur komt, dat niet voldoet aan de wenschen,
die leven in breede kringen van de burgerij, hetgeen zou
kunnen uitkomen in het rooster van openstelling der in
richting. Het is daarom gewenscht, dat het College de be
voegdheid heeft, het rooster al of niet goed te keuren. Ont
houdt het zijn goedkeuring daaraan, dan zal het in overleg
treden met het bestuur der inrichting en daarna zelf het
rooster wijzigen.
De voorstellers hebben deze amendementen ingediend met
waardeering en met respect voor hen, die zich de moeite
hebben getroost pogingen aan te wenden om een dergelijke
inrichting in Leiden te doen verrijzen; zij hebben deze
amendementen voorgesteld, omdat zij daartoe in geweten
verplicht meenden te zijn.
Het College stelt voor, de voorwaarden te doen vastleggen
in een contract, dat zal gelden voor den tijd, gedurende
welken de gemeente nog eenig financieel risico loopt; de
voorstellers der amendementen willen dit financieel risico
zoo wijd mogelijk interpreteeren en stellen daarom voor, dit
contract te doen gelden voor den tijd, gedurende welken de
jaarhjksche erfpachtcanon verschuldigd zal zijn, omdat zij
het gewenscht achten, dat ook de Overheid nog de bevoegdheid
zal hebben toezicht uit te oefenen, wanneer de financieel
verhouding in meer beperkten zin zal zijn geëindigd, dus
zoolang dit bad zal bestaan.
De heer Schüller zegt, dat men bij de behandeling van het
vraagstuk, op welke wijze en met welke middelen voorzien
moet worden in de dringende behoefte aan meer en betere
zwemgelegenheid in Leiden, de volgende punten nader onder
oogen moet zien:
1. Dient de zweminrichting De Zijl verbeterd te worden?
2. Moet daarnaast een overdekte zweminrichting gemaakt
worden, al of niet met een open zwembassin, of dient er
alleen een open zwembassin te komen?
3. Op welke wijze zal deze inrichting dan tot stand moeten
komen, n.l. met of zonder financieele medewerking van de
gemeente?
4. Indien de gemeente financieele medewerking zal gaan
verleenen, welke voorwaarden dienen dan door de gemeente
gesteld te worden inzake tarieven en arbeidsvoorwaarden?
Blijkens zijn voorstel acht het College stichting van een
overdekte zweminrichting noodzakelijk.
Spreker betreurt, dat aan dit voorstel een zeer belangrijk
punt ontbreekt; het College maakt n.l. met geen enkel woord
gewag van den werkelijken toestand aan de zweminrichting
De Zijl, hetgeen toch van groot belang zou zijn geweest
voor een juiste beoordeeling van dit vraagstuk in het alge
meen. Met het oog op het sociaal-hygiënisch belang van de
bevolking bij de totstandkoming van een goede zwem
inrichting, die vrij is van de ziekte van Weil, en op de om
standigheid vooral, dat sedert de zweminrichting aan het
Rijn-Schie-kanaal moest worden gesloten, Leiden over nog
slechts één, onvoldoend geoutilleerde zweminrichting be
schikt, had het College onmiddellijk maatregelen moeten
overwegen om ten spoedigste in deze tekortkoming te voor
zien. Een andere voor de exploitatie gunstige factor is, dat
aan uitbreiding van de zwemgelegenheid in Leiden een zeer
dringende behoefte bestaat. Bovendien is de gemeente door
de uitschakeling van de zweminrichting aan het Rijn-Schie-
kanaal in een uitzonderlijke positie geplaatst, die haar
noodzaakt op zeer korten termijn in de behoefte aan meer
zwemgelegenheid te voorzien.
Na de sluiting van het zwembad aan het Rijn-Schie-
kanaal had men terstond in overleg met het bestuur van de
zweminrichting De Zijl moeten nagaan, welke maatregelen
dienden genomen te worden om laatstgenoemde inrichting
Sportfondsenbad.
(Schüller.)
te doen beantwoorden aan de eischen, die uit een sociaal-
hygiënisch oogpunt mogen worden gesteld. In de eerste
plaats diende de inrichting vergroot te worden. Indien de
daarvoor noodige voorbereidende arbeid was verricht en
het bestuur zich met de aan te brengen verbeteringen had
vereenigd, had het College den Raad moeten voorstellen tot
de uitvoering van de plannen over te gaan. Ook de vergroote
zweminrichting zal niet kunnen voorzien in de dringende
behoefte aan meer zwemgelegenheid.
Spreker wenscht dus, dat het College eindelijk de beloften
inzake de noodzakeüjke verbeteringen van de zweminrichting
De Zijl zal nakomen.
Spreker gaat nog niet in alle onderdeelen met het voorstel
van het College accoord; hij heeft zijn bezwaren in de Com
missie van Fabricage medegedeeld en in een nota ter kennis
van het College gebracht.
Ook een ander lid van de Commissie van Fabricage heeft
zich zijn stem over een bepaald punt voorbehouden.
In strijd met het gebruik heeft het College in de toelichting
van het voorstel over het bestaan van een minderheid der
commissie niets medegedeeld; het verwijst slechts naar de
stukken, welke in de leeskamer ter inzage lagen. Spreker
stelt er prijs op, van het College de motieven te vernemen,
waarom het in dit geval de meening van de minderheid der
commissie niet heeft vermeld. De bezwaren, die spreker heeft
aangevoerd, waren wel van voldoende belang om er eenige
aandacht aan te schenken. De prijs van 0,35 per persoon
en per bad is voor het grootste gedeelte van de Leidsche
ingezetenen te hoog. Een weekloon van 20.is voor een
gediplomeerd badmeester bij een 10-urigen werkdag veel te
laag. Spreker laat zijn bezwaar tegen de vaste kap nu maar
buiten beschouwing. Het populaire tarief zal alleen gelden,
indien men groepsgewijze van het bad gebruik maakt. Uit
de begrooting van de inrichting is niet duidelijk gebleken,
of het hooge tarief ook geldt bij gebruikmaking van het
open zwembad. Spreker zou daaromtrent gaarne een nadere
verklaring van het College ontvangen.
Alvorens zijn standpunt ten aanzien van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders te bepalen, zal spreker het ant
woord van het College op zijn bezwaren en opmerkingen
afwachten.
Echter hebben de voorstanders van het plan-Koster door
hun wijze van optreden, argumenteeren en door het uiten
van dreigementen bij spreker de vraag doen rijzen, wat er
zal terechtkomen van het maken van meer en betere zwem
gelegenheid, indien het voorstel van het College zou worden
verworpen. Krijgt men dan in Leiden een nog betere zwem
inrichting, met lagere tarieven en betere arbeidsvoorwaarden?
Gelet op het ontworpen plan aan de Haarlemmerstraat en
op hetgeen spreker vernam, of liever niet vernam, op zijn
vragen aan een vertegenwoordiger van den heer Koster, die
spreker Zaterdag j.l. bezocht heeft, omtrent tarieven, enz.,
moet hij tot de conclusie komen, dat het plan-Koster geen
enkelen waarborg biedt dat door uitvoering daarvan de ge
meente zooveel beter zou gediend worden dan door uitvoering
van het plan van het Sportfondsenbad. De wijze van actie
voeren voor het plan-Koster brengt in de gedachte terug
den strijd, gevoerd over den Bouwmeester van het Stadhuis.
Spreker wijst op het ingezonden stuk in de Leidsche Courant
van 4 December j.l. over deze zaak, dat onderteekend isS.H.
bij een zaak van zoo groot belang voor Leiden mogen de
ingezetenen van Leiden zeker niet weten wie de schrijver is
van dit aanvallende ingezonden stuk. Denkt de schrijver
van dit stuk de zaak, waarvoor hij opkomt, te dienen door
aldus te schrijven en te onderteekenen? Waarvoor ziet deze
schrijver de Raadsleden aan, dat zij op zijn gezag alles maar
voor juist moeten aannemen, en dat zij den nek voor hem
buigen moeten, met het dreigement er bij dat hij, als de
Raad het voorstel van het College durft aannemen, zich tot
Gedeputeerde Staten zal wenden? Is dit een optreden in het
belang van de gemeente? Hieruit spreekt alleen persoonlijk
eigenbelang, ten koste van de gemeenschap. Yoor een mede
werking daaraan is spreker niet te vinden en hij vertrouwt,
dat de meerderheid van den Raad zijn standpunt in dezen
zal deel en.
Met de voorgestelde amendementen kan spreker zich wel
vereenigen, voorzoover deze strekken tot uitbreiding van de
bevoegdheden van den door het College aan te wijzen ge
delegeerde, en tot verlenging van den termijn, gedurende
welken de door de gemeente te stellen voorwaarden zullen
gelden in verband met de door de gemeente te verstrekken
garantie is het gewenscht, dat de gemeente ook invloed
heeft op den gang van zaken. Echter verklaart spreker zich
tegen het amendement tot het verbieden van gemengde
baden en tot sluiting van de inrichting des Zondagsochtends
aanneming van dit amendement zou een goede exploitatie