benoeming tot ambtenaar in dienst der gemeente, terwijl
ingevolge het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van meer
genoemd reglement Uwe Vergadering vóór 9 December 1936
aan deze haar bij de wet opgelegde verplichting zal moeten
hebben voldaan. Weliswaar is in het nieuwe tweede lid van
artikel 179 der Gemeentewet aan de Kroon de bevoegdheid
voorbehouden om van deze verplichting ontheffing te ver-
leenen, doch, blijkens de toelichting op het ontwerp van
wet, beeft men daarbij alleen het oog gehad op enkele kleine
gemeenten, zoodat onze gemeente voor het verkrijgen van
zoodanige ontheffing zeker niet in aanmerking zal kunnen
komen.
Teneinde te bereiken, dat de door capitulanten te ver
vullen ambten en betrekkingen zooveel doenlijk worden
aangewezen naar gelijken maatstaf als voor het Rijk is
geschied, heeft de Directeur van het Centraal Capitulanten-
bureau, zulks ter voldoening aan het bepaalde in artikel 13,
vierde lid, van het Capitulantenbesluit 1936 8. No. 542, ter
zake met ons College overleg gepleegd; het leidde tot vol
ledige overeenstemming omtrent den inhoud van de U
hierbij ter vaststelling aangeboden ontwerp-verordening.
Ter toelichting daarvan moge nog het volgende worden
medegedeeld.
Bij de aanwijzing van de voor capitulanten te bestemmen
functiën, waaromtrent uit den aard der zaak mede overleg
is gepleegd met den Burgemeester als hoofd der politie en
met de hoofden van takken van dienst, moest er allereerst
rekening mede worden gehouden, dat alleen die betrekkingen
in aanmerking kunnen komen, waaraan een zoodanige wedde
is verbonden, dat de betrokkene daarmede in zijn levens
onderhoud en dat van zijn gezin kan voorzien; nevenbe
trekkingen komen dus voor aanwijzing niet in aanmerking.
Gelet op de schoolontwikkeling, die de capitulanten zullen
bezitten en die in het algemeen niet zal uitgaan boven die,
welke door het met vrucht volgen van het uitgebreid lager
onderwijs wordt verkregen, komen voor aanwijzing voorts
alleen in aanmerking zgn. ,,begin"-betrekkingen, waarvoor
in den regel geen bijzondere vakbekwaamheid wordt ver-
eischt, al is, zooals hieronder nader zal blijken, de aanwijzing
van betrekkingen, waarvoor eenige vakbekwaamheid of
bijzondere kennis wordt vereischt, niet geheel uitgesloten.
Door alleen zgn. „begin"-betrekkingen aan te wijzen,
wordt bovendien het voordeel verkregen, dat de bevordering-
van het reeds in dienst zijnde gemeentepersoneel niet wordt
belemmerd.
Ten slotte moest er bij de aanwijzing van de betrekkingen
rekening mede worden gehouden, dat capitulanten in de
voor hen aangewezen betrekkingen uitsluitend in vasten
dienst kunnen worden benoemd. Deze eisch maakt mede
een wijziging van het Ambtenarenreglement 1934 noodig,
welke wij binnenkort bij Uwe Vergadering aanhangig zullen
maken.
Met inachtneming van het bovenstaande is de in artikel 1
van de ontwerp-verordening bedoelde staat van betrekkingen
opgemaakt.
In de laatste kolom van dezen staat zijn de nummers der
candidatenlijsten vermeld, op welke een capitulant moet zijn
ingeschreven om voor benoeming in een aangewezen be
trekking in aanmerking te komen.
Voor zoover de vervulling van betrekkingen in dienst
eener gemeente betreft, houdt namelijk de Directeur van het
Centraal Capitulantenbureau de navolgende candidaten
lijsten, behoorende tot rubriek C, aan:
1°. de lijsten nrs. 18, 19, 20 en 21 voor betrekkingen,
waarvoor een schoolontwikkeling wordt vereischt, uitgaande
boven die, verkregen door het met vrucht volgen van het
gewoon lager onderwijs;
2°. de üjsten nrs. 22, 23, 24 en 25 voor betrekkingen, waar
voor geen hoogere schoolontwikkeling wordt vereischt dan
die, verkregen door het met vrucht volgen van het gewoon
lager onderwijs.
De üjsten nrs. 18,19, 22 en 23 betreffen voorts betrekkingen,
die zoodanige eischen steden, dat zij dienen te worden vervuld
door capitulanten, die den rang van sergeant (wachtmeester)
hebben bekleed, terwijl de lijsten nrs. 20, 21, 24 en 25 be
stemd zijn voor capitulanten, die niet in dien rang behoeven
te hebben gediend.
Ten slotte zijn de candidatenlijsten nrs. 18, 20, 22 en 24
bestemd voor betrekkingen, waarin regelmatig op Zondag
arbeid moet worden verricht, en de nrs. 19, 21, 23 en 25 voor
die, waarin dit in gewone omstandigheden niet noodig is.
Bovendien houdt de Directeur van het Centraal Capitu
lantenbureau een candidatenlijst No. 42 aan, ter vervulling
van vacatures als politie-ambtenaar, en een lijst, aangeduid
met (a), waarop de capitulanten worden ingeschreven, die,
behalve dat zij voldoen aan de eischen voor inschrijving op
een of meer der vorengenoemde lijsten, de bekwaamheid
bezitten om eenig vak uit te oefenen of de bijzondere kennis
tot het vervullen van een bepaalde betrekking.
Artikel 2 van de ontwerp-verordening bevat omtrent de
aanduiding van de verschillende candidatenüjsten de noodige
regelen.
In dit verband zij nog medegedeeld, dat de aanwijzing van
de capitulanten, die voor benoeming in vasten dienst in een
voor hen bestemde betrekking in aanmerking komen, door
den Capitulantenraad geschiedt naar volgorde van inschrij
ving op de candidatenlijsten en dat afwijking van die volgorde
slechts is toegelaten in het geval, dat een capitulant de voor
de vaceerende betrekking vereischte bijzondere bekwaamheid
of geschiktheid bepaaldelijk mist (art. 5, tweede, derde en
vierde lid, van het Capitulantenreglement).
Op den regel, dat in de voor capitulanten bestemde betrek
kingen aUeen capitulanten kunnen worden benoemd, bevat
artikel 4 van de ontwerp-verordening voorts eenige uit
zonderingen.
In de eerste plaats (art. 4, eerste lid) kunnen reeds in dienst
der gemeente zijnde ambtenaren of werklieden in voor
capitulanten bestemde betrekkingen worden benoemd, wan
neer door zoodanige benoeming een vacature ontstaat, welke
voor vervulling door een capitulant is aangewezen; gebleken
is, dat tegen een dergeüjke bepaüng op grond van het Capi
tulantenreglement geen bezwaar bestaat.
Voorts somt het tweede üd van artikel 4 een aantal gevallen
op, waarin een functie, hoewel op den in artikel 1 bedoelden
staat vermeld, geacht wordt niet te zijn bestemd om door een
capitulant te worden vervuld; de strekking van deze be-
paüngen, waarvan die onder a en ontleend zijn aan artikel 13,
tweede en derde lid, van het Capitulantenbesluit, is eenerzijds
(a en cl) te voorkomen, dat belangen van de gemeente worden
geschaad, anderzijds (b en c) te zorgen, dat met de belangen
van vóór de inwerkingtreding van deze verordening reeds in
dienst der gemeente zijnde of daaruit eervol ontslagen en op
wachtgeld gestelde personen zooveel mogelijk wordt rekening
gehouden. Wel is daartoe de medewerking van den Capi
tulantenraad vereischt, doch deze zal, naar wij reden hebben
te verwachten, het gemeentebestuur in de hierbedoelde
gevallen niet worden onthouden.
Ten slotte is in artikel 6 de inwerkingtreding van de ver-
ordenmg bepaald op den dag, volgende op dien, waarop het
bericht van goedkeuring door Gedeputeerde Staten bij het
gemeentebestuur is ingekomen. Dit beteekent intusschen
niet, dat reeds op dien dag alle categorieën van capitulanten
op een benoeming in vasten dienst in een aangewezen betrek
king der gemeente aanspraak zullen hebben; wèl zal dit het
geval zijn met de hierboven vermelde, in artikel 2 van het
Capitulantenreglement bedoelde categorieën, doch eerst in
1942 voor de groote groep van dienstpüchtige onderofficieren,
bedoeld in artikel 1 van dat reglement.
Op grond van het bovenstaande geven wij, voor zoover het
poütie-personeel betreft, overeenkomstig het advies van den
Burgemeester, Uwe Vergadering alsnu in overweging over
te gaan tot vaststelling van de navolgende verordening:
VERORDENING,
tot aanwijzing van de ambten en betrekkingen in dienst der
gemeente Leidenwelke met uitsluiting van andere
gegadigden slechts kunnen worden vervuld door
militairen of gewezen militairen, die ingevolge
een wettelijke regeling aanspraak hebben op
benoeming tot ambtenaar in dienst van
een der lichamen, genoemd in de
artikelen 3 en 4 der Pensioenwet
1922 (Staatsblad No. 240).
Artikel 1.
Als ambten en betrekkingen in dienst der gemeente, welke,
overeenkomstig het bepaalde in artikel 1, onder b, en in
artikel 2 van het Capitulantenreglement 1935, bestemd zijn
om door capitulanten te worden vervuld, worden aangewezen
de functiën, vermeld op den bij deze verordening behoorenden
staat.
Art. 2.
1. Het achter elke functie in den in artikel 1 bedoelden
staat vermelde cijfer duidt aan, uit welke der in bijlage A
van het Capitulantenbesluit 1936, Staatsblad No. 542, ge
noemde candidatenlijsten, behoorende tot rubriek C, capi
tulanten tot de desbetreffende functie kunnen worden be
noemd, terwijl de toevoeging „(a)" achter eenige functie
beteekent, dat voor benoeming daarin slechts in aanmerking
komen ingeschrevenen op de candidatenlijst, bedoeld in
artikel 9, tweede lid, van dat besluit, voor zoover zij de voor
die functie vereischte vakbekwaamheid of bijzondere kennis
bezitten.
2. Indien meer dan een candidatenüjst achter een functie
is genoemd, bepalen Burgemeester en Wethouders, den
Capitulantenraad gehoord, bij elke vacature uit welke lijst
of lijsten deze vacature zal worden vervuld.
341