MAANDAG 12 OCTOBER 1936.
263
Overbrenging van gelden van dienstjaar 1935 op dat
(Goslinga e.a.) van 1936, e.a.
Ziekenhuisverpleging" weer een groot tekort was ontstaan,
vond bet College daarin opnieuw aanleiding een deskundige te
raadplegen. Deze bad zijn rapport nog niet bij het College
ingediend, toen de heer Romijn en spreker als Wethouder
aftraden. Het is geenszins sprekers bedoeling, dat de gemeente
haar relaties met deze vereenigingen zal verbreken, hetgeen
ook niet in het belang der gemeente zou zijn. Men dient echter
maatregelen te nemen, waardoor de normale risico's van de
vereenigingen door de normale premies worden gedekt en de
gemeente alleen behoeft bij te springen, wanneer door cata-
strophale omstandigheden, b.v. het uitbreken van een epide
mie, de normale premies voor die dekking niet voldoende zijn,
waarbij dus de gemeente als een waarborg achter de ver
eenigingen staat, zooals de Staat der Nederlanden staat achter
de fondsen van de Rijksverzekeringsbank en van de Raden
van Arbeid.
De vereenigingen zullen haar verstrekkingen niet mogen
uitbreiden zonder goedkeuring van het gemeentebestuur, wil
de mogelijkheid niet bestaan, dat zij tekorten kweeken, die
voor rekening van de gemeente komen. In alle geval moet het
College deze zaak onder de oogen zien.
De heer Schoneveld zegt, dat in dit subsidie ook zit een
bedrag, dat de gemeente anders zou moeten betalen voor
ziekenhuisverpleging van personen, die daarvoor, wanneer zij
geen lid van deze beide vereenigingen waren, ongetwijfeld
in aanmerking zouden komen. In deze bijdrage is dus feitelijk
begrepen een bedrag, dat de gemeente anders zou moeten
betalen voor opneming van verschillende patiënten. Natuurlijk
is het beter, dat de uitgaven door de inkomsten gedekt worden,
maar men moet toch met dezen factor rekening houden.
Den heer Groeneveld is van een uitbreiding der verstrek
kingen door deze vereenigingen niets bekend. De heer Goslinga
noemt nu bestralingen enz., maar voorzoover spreker weet
is dat al jaren lang zoo. Spreker ontkent dus die uitbreiding
der verstrekkingen, maar wel berekent het Academisch
Ziekenhuis, dat vroeger tal van behandelingen gratis ver
richtte, daarvoor tegenwoordig geld aan de fondsen, voor wie
dat natuurlijk een groot nadeel is.
Volgens den heer Goslinga is het de bedoeling, dat de
normale risico's door deze vereenigingen zelf worden ge
dragen. Ook ten aanzien daarvan is het spreker niet bekend,
dat de Raad ooit een uitspraak heeft gedaan. Wel is het van
den aanvang af de bedoeling geweest, dat de gemeente deze
vereenigingen zou steunen; aanvankelijk werd ook eenvoudig
een subsidie gegeven in een bepaalden vorm. Het is een ge
meentebelang, dat deze fondsen bestaan en instandgehouden
worden; in contributieverhooging ligt een groot gevaar, daar
dan leden zullen bedanken en bij ziekte zich tot de gemeente
zullen wenden. Het College moet deze zaak van alle kanten
overwegen; de gemeente moet zeer voorzichtig zijn in dezen,
teneinde te voorkomen, dat deze fondsen verdwijnen zullen
dat zou de gemeente veel meer kosten.
De Voorzitter zegt, dat al deze zienswijzen het College vol
komen bekend zijn. Het is het beste af te wachten hetgeen
dienaangaande zal worden voorgesteld.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XIV. Voorstel tot verhuring van twee lokalen van het voor
malig schoolgebouw aan de Pieterskerkgraelit No. 9 aan de
Leidsche Teekenvereeniging „de Kunst om de Kunst" en van
een lokaal van «lat gebouw aan de Leidsche Teeken- en Schilder
academie „Ars Aemula Naturae." (170)
De heer Wiirtz zegt dat er een strijd is tusschen de beide
vereenigingen „de Kunst om de Kunst" en „Ars Aemula
Naturae." De vereeniging „de Kunst om de Kunst" is een
amateursvereeniging, die zich ten doel stelt haar leden in
staat te stellen te teekenen naar het menschelijk model; zij
heeft op het oogenblik één lokaal ter beschikking en totnogtoe
is men daarmee tevreden geweest.
De heer Groeneveld ontkent dit.
De heer Wiirtz zegt, dat zij het er in elk geval mee heeft
kunnen doen. Spreker heeft niets tegen „De Kunst om de
Kunst", hij waardeert haar streven en gunt haar gaarne de
plaats die zij noodig heeft, doch in ieder geval is zij een ver
eeniging van amateurs, zij het dan dat er onder haar leden
enkele beroepskunstenaars zijn. De vereeniging „Ars Aemula
Naturae" daarentegen is een bepaalde onderwijsinrichting,
Verhuring lokalen school Pieterskerkgracht 9.
(Wiirtz e.a.)
een inrichting van onderwijs, die opleidt voor de examens
ter verkrijging van de akten teekenen L.O., M.O. A en M.O. B.
Het aantal leerlingen breidt zich voortdurend uit. Het geldt
hier dus een Leidsche instelling, die werkzaam is in het be
lang van het Leidsche pubhek, dat voor dit onderwijs niet
meer naar den Haag behoeft te gaan. Bovendien geeft deze
inrichting aan minder gegoede leerlingen reductie of geheele
kwijtschelding van het lesgeld.
Het College heeft een „Salomo's oordeel" uitgesproken
met de drie lokalen onder de beide vereenigingen te verdeelen.
In dit geval is echter niet gebleken, wie de rechthebbende
is. Zonder nadere motiveering heeft de Wethouder van Fabri
cage op het verzoek van de vereeniging „Ars Aemula Naturae"
om de drie lokalen in huur te mogen krijgen, afwijzend be
schikt. De vereeniging zal aan de eischen, die haar leerplan
stelt, niet kunnen beantwoorden, indien zij slechts één lokaal
tot haar beschikking krijgt. Het is gewenscht, dat het College
door een deskundige, b.v. iemand als den Directeur van het
museum „de Lakenhal", laat onderzoeken, in hoeverre de
argumenten, welke deze vereeniging aanvoert, juist zijn.
Spreker acht zich niet genoeg capabel om daarover een oordeel
uit te spreken en weet niet of de Wethouder van Fabricage
de daartoe noodige bekwaamheid bezit.
Spreker stelt daarom voor, dit agendapunt aan te houden,
tot het College het advies van een deskundige op het gebied
van het onderwijs in teekenen en schilderen heeft inge
wonnen.
De heer Splinter gevoelt niets voor aanhouding van dit
voorstel. Deze zaak heeft al zoo lang geloopen; spreker wil
nu gaarne deze quaestie beëindigd zien.
De Voorzitter doet een beroep op den heer Würtz om zijn
voorstel tot aanhouding in te trekkenmen kan de zaak even
goed afhandelen.
De heer Würtz wil een nader onderzoek doen instellen,
omdat men niet over de zaak kan oordeelen.
De Voorzitter ontraadt namens het College het voorstel tot
aanhouding van deze zaak.
Het voorstel van orde van den heer Würtz wordt ver
worpen met 30 tegen 2 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren van der Voort, Eikerbout,
Manders, Jongeleen, Lombert, Goslinga, Schoneveld, Tobé,
Carton, Hessing, Kuipers, mevrouw Braggaar, de heeren
Beekenkamp, van der Kwaak, van der Reijden, Tepe, Splinter,
van Stralen, Verweij, van Rosmalen, Wilmer, Bergers, van
Welzen, Groeneveld, van Eek, Snel, Valentgoed, mevrouw
de Cler, de heeren Coster, en Schüller.
Vóór stemmen: de heeren Würtz en Wilbrink.
De heer Splinter zegt, dat voor de 3 lokalen, indertijd
gebruikt voor de blindenzorg, die vrijgekomen zijn, twee
gegadigden zich hebben aangemeld, n.l. de Leidsche Teeken
vereeniging „de Kunst om de Kunst" en de Leidsche Teeken
en Schilderacademie „Ars Aemula Naturae". De voorgestelde
regeling heeft heel wat moeite gekost, want beide vereeni
gingen wilden deze 3 lokalen hebben en voor beide stand
punten was wat te zeggen. „Ars Aemula Naturae", welke
vereeniging een onderwijsinrichting is, heeft echter al 5
lokalen in gebruik, waarvan er 2 gebruikt worden uitsluitend
als atelier; die worden dus elk door één persoon gebruikt.
De 3 andere lokalen worden gebruikt overdag door 7 en des
avonds door 4 a 5 cursisten, terwijl één van deze lokalen
tevens in gebruik is bij de Leidsche Teekenvereeniging „De
Kunst om de Kunst". Nu heeft „Ars Aemula Naturae" alle
deze 3 lokalen er bij gevraagd, omdat in elk lokaal dan slechts
2 personen werkzaam zouden zijn, hetgeen voor het onderwijs
gewenscht werd geacht.
De vereeniging „de Kunst om de Kunst" heeft een dag
cursus met 14 en een avondcursus met 9 leerlingen. Zooals
gezegd, heeft zij de beschikking over één lokaal, dat haar
wordt afgestaan door de vereeniging „Ars Aemula Naturae",
die het blijkbaar kan missen. Het College meende daarom,
dat er aanleiding was beiden vereenigingen ter wille te zijn.
Wel is volgens den heer Würtz de vereeniging „Ars Aemula
Naturae een Leidsche instelling, maar blijkens de brieven,
die het College van het bestuur dier vereeniging heeft ont
vangen, wonen de voorzitter en de secretaris in Oegstgeest.
Het bestuur diende dus eigenlijk het verzoek om lokalen tot
het gemeentebestuur van Oegstgeest te richten.
- rrc» TftTf q L<) .-v 11XqMc ri i