MAANDAG 12 OCTOBEE 1936.
261
Benoeming leden Sportstichting.
(Verweij e.a.)
Het College heeft dus niet aanbevolen bestuursleden of
leden van bepaalde clubs of vereenigingendit is opzettelijk
niet gebeurd, omdat daardoor het gevaar, dat men biervan
zou maken een belangenvertegenwoordiging, tot een minimum
is beperktvoor de zuiverheid van de samenstelling van dezen
Eaad van Beheer acht spreker dit ongewenscht. Voorzoover
echter de aanbevolenen bestuurslid van bepaalde ver
eenigingen zijn, worden zij aanbevolen op grond van andere
qualiteiten, op grond van hun antecedenten op dit gebied
n.l. vertegenwoordigers van clubs of vereenigingen zijn dus
opzettelijk geweerd. Ook zijn niet aanbevolen vertegenwoor
digers van centrales of vereenigingen, die op een bepaald
politiek of godsdienstig standpunt staan.
Zij zijn er opzettelijk buiten gehouden, omdat deze richtin
gen in de sportbeweging voldoende vertegenwoordigd zullen
zijn door de Eaadsleden Tobé, Carton en van der Kwaak.
De vertegenwoordiging van alles, wat betrekking heeft op
richting en kleur in de sportbeweging, heeft het College
kunnen onderbrengen bij de aanbeveling van de 3 gemeente
raadsleden.
Tegen het aanbevelen van een vertegenwoordiger van den
Eijnlandscben Turnkring had spreker bezwaar, zoodra hij
bemerkte, dat deze organisatie, waarvan de voorzitter en
de secretaris in Oegstgeest wonen, zich niet bepaalt, tot
Leiden, terwijl de Sportstichting zich wel tot Leiden moet
beperken.
De Eoomsch-Katholieke sportbeweging zal voldoende ver
tegenwoordigd zijn door de heeren Donders en Tobé.
Het College heeft opzettelijk de groep sportverslaggevers
gepasseerd. Deze personen moeten geheel vrij zijn bij het
oefenen van critiek en moeten bij de taak, waarvoor de Sport
stichting zich geplaatst ziet, in vrijheid opbouwende critiek
kunnen leveren. Men neemt deze personen tegen zich zelf
in bescherming, wanneer men hun geen vertegenwoordiging
geeft in den Eaad van Beheer.
De heer Goslinga is door het betoog van den Wethouder
niet overtuigd.
Wanneer de heer van Eek zegt, dat men bij de samen
stelling van den Eaad van Beheer heeft te kiezen tusschen
de benoeming van vertegenwoordigers van de verschillende
takken van sport of de benoeming van vertegenwoordigers
van verschillende politieke en godsdienstige richtingen bij
de sportbeoefening, schijnt hij evenals de Wethouder een
tegenstelling tusschen beide te zien. Daartusschen bestaat
echter in het geheel geen tegenstelling. Sprekers grief is
niet, dat geen deskundigen zijn aanbevolen, maar dat die
deskundigen uit één richting zijn gezocht en dat men de
Protestantsch-Christelijke en de Eoomsch-Katholieke sport
beweging daarbij geheel voorbijgezien heeft; dezen willen
daarin ook vertegenwoordigers hebben, die deskundig zijn,
overwicht hebben en over gezag beschikken; die zijn niet
uitsluitend te vinden aan den vrijzinnigen kant. Alleen wan
neer men alle kringen daarin laat participeeren, krijgt men
vertrouwen in de Sportstichting, niet wanneer men de eandi-
daten uitsluitend onder één richting zoekt. Nu heeft de Wet
houder wel de deskundigheid van de aanbevolenen stuk voor
stuk in het licht gesteld, maar dat wil nog niet zeggen, dat
er geen andere deskundigen zijn, dat deze de beste des
kundigen zijn in Leiden en dat de anderen in een hoek gegooid
moeten worden. Spreker betreurt, dat er onder deze des
kundigen geen protestanten of katholieken zijn; dat is de
oude klacht; onder de liberalen was het ook altijd zoo;
dat is veranderd door den politieken invloed van de rechter
zijde.
Spreker heeft tegen geen van de drie overwegingen, die
bij de aanbeveling hebben gegolden, bezwaar, maar hij heeft
er wel bezwaar tegen, dat zeer toevallig net de keuze geheel
gevallen is op andere deskundigen dan die, welke door de
Protestantsch-Christelijke en de Eoomsch-Katholieke sport
beweging worden gewenscht. Ook is het niet waar, dat de
Protestantsch-Christelijke sportbeweging in dezen Eaad van
Beheer voldoende zou zijn vertegenwoordigd door het aan
bevolen Eaadslid den heer van der Kwaak; deze is slechts
1 lid op de 12. In verband met de positie van de Protestantsch-
Christelijke volksgroep in Leiden kan deze dit niet op zich
laten zitten; waar de Wethouder spreker in dit opzicht geen
bevrediging heeft geschonken, beveelt hij den Eaad aan:
in aanbeveling C in plaats van den heer Moens den heer
S. M. Stolp, procuratiehouder van een groote Leidsche firma,
die ook verstand heeft van sportaangelegenheden en die ook
is een man van administratieve bekwaamheden;
in aanbeveling F in plaats van den heer Metz den heer
C. A. de Bruijn, leeraar aan de Christelijke H.B.S.
Het is niet uitsluitend in gemeentelokalen, dat sport en
lichamelijke oefening beoefend wordt, maar ook in lokalen
Benoeming leden Sportstichting.
(Goslinga e.a.)
van bijzondere scholen, waarover de gemeente niets te
zeggen heeft;
in aanbeveling H in plaats van den heer Uittenbroek den
heer K. H. Kaiser, voorzitter van de Eoomsch-Katholieke
Sportcentrale. Hoewel spreker alle waardeering heeft voor
den heer Uittenbroek, meent hij toch de voorkeur te moeten
geven aan den heer Kaiser.
Verscheidene leden van de rechterzijde, zoo niet alle,
hebben er geen bezwaar tegen in plaats van den heer van
Ingen Schenau te benoemen den heer N. J. Moonen; de
relaties tusschen ,,de Zijl" en de gemeente zijn altijd van zoo
aangenamen aard geweest, dat spreker het wel hard vindt
„de Zijl" voor het hoofd te stooten.
Verscheidene leden van de rechtsche Eaadsfracties zullen
dus overeenkomstig het advies van den heer Carton hun stem
gaarne uitbrengen op den heer Moonen.
Indien de gemeenteraad sprekers advies volgt, zal de Eaad
van Beheer zijn samengesteld op een wijze, die meer ver
trouwen in breede kringen van de burgerij zal wekken dan
wanneer hij geheel overeenkomstig het advies van het
C ollege is samengesteld, terwijl hij toch niet minder deskundig
zal zijn. Ook spreker en de zijnen willen aan de deskundigheid
van den Eaad van Beheer niet tomen.
De heer Carton spreekt den wensch uit, dat de Eaad,
gehoord de discussies, den heer Moonen in plaats van den
heer van Ingen Schenau zal benoemen tot lid van den Eaad
van Beheer.
In de plaats van den heer Uittenbroek beveelt spreker aan
den voorzitter van den NASB, den heer Kruit.
De heer van Eek zegt, dat de heer Goslinga de zaak op
een ander terrein gebracht heeft. De Wethouder heeft duidelijk
gemaakt, dat het College bij het samenstellen van de aan
beveling alleen getracht heeft te vinden de geschiktste per
sonen, ongeacht de politieke of godsdienstige richting, welke
zij zijn toegedaan.
Natuurlijk is er ook iets te zeggen voor het standpunt van
den heer Goslinga, dat men bij de keuze van de meest ge
schikte personen ook kan letten op de richting, die zij ver
tegenwoordigen of toegedaan zijn; ook spreker heeft dikwijls
in denzelfden geest gesproken. Plaatst men zich evenwel op
dit standpunt, dan verandert men het karakter van de
samenstelling. Geen Eaadslid is in staat zulk een objectief
oordeel uit te spreken, dat het zegt: deze persoon heeft
7 punten van geschiktheid en vertegenwoordigt bovendien
deze of die richting.
Het dreigt thans werkelijkheid te worden, dat verschillende
gemeenteraadsleden opkomen voor de vertegenwoordigers
van hun eigen richting. In dat geval wenschen spreker en
de zijnen op te komen voor het recht, dat de richting, die
zij vertegenwoordigen, heeft op een vertegenwoordiging in
den Eaad van Beheer. De voorzitter van de afdeelmg Leiden
van den NASB, de heer Kruit, is geschikt voor de functie
van lid van den Eaad van Beheer en vertegenwoordigt een
belangrijke groep van de bevolking, die de sport beoefent.
Het College zou deze aanbeveling kunnen terugnemen.
Doet het dit niet, dan adviseert spreker den Eaad in plaats
van den heer Uittenbroek den heer Kruit te benoemen.
De heer Verweij zegt, dat het geenszins zijn bedoeling is
geweest bij deze benoeming de groepen, waarvoor de heer
Goslinga een lans gebroken heeft, te passeeren.
Dat van de aanbevolenen niemand tot de Protestantsch-
christelijke of Eoomsch-Katholieke groepen behoort, is louter
een bijkomstigheid, waarin spreker zich niet heeft verdiept.
Spreker kende en kent nog niet de politieke richting van de
aanbevolenen, met uitzondering van die, welke juist daarom
zijn aanbevolen.
De heer Wilbrink is zeer teleurgesteld door het feit, dat de
Wethouder niet gevolg heeft gegeven aan den aandrang,
door de Protestantsch-Christelijke richting op den Wet
houder uitgeoefend om uit die groep tenminste één vertegen
woordiger in dezen Eaad van Beheer aan te bevelen. Het
wil er bij spreker niet in, dat de eene gymnastiekleeraar zoo
veel bekwamer zou zijn om hierin leiding te geven dan de
ander, te meer waar in de Protestantsch-Christelijke groep
toch ook wel gymnastiekleeraren gevonden worden met een
behoorlijk inzicht in deze taak. Nu zegt de heer Verweij:
ik heb geen oogenblik gedacht aan de politieke richting,
maar hij kan zich toch niet ontveinzen dat juist bij de Sport
stichting en de besprekingen daarover de politiek toch wel
al aardig om den hoek is komen kijken.
De heer Verweij zegt, dat niet hij, maar de Eaad dat
gedaan heeft.