260
MAANDAG 12 OCTOBER 1936.
Benoeming leden Sportstichting.
(van Eek e.a.)
den gemeenteraad 3 Raadsleden in den Raad van Beheer
benoemd, die beschouwd kunnen worden als de vertegen
woordigers van de Roomsch-Katholieke, de Protestant-
Christelijke en de sociaal-democratische richting.
Spreker en de zijnen zijn bereid zich bij het nemen van
deze proef neer te leggen.
Wil men echter den Raad van Beheer doen zijn een even
redige vertegenwoordiging van de politieke en godsdienstige
groepen der maatschappij, dan moet de aanbeveling op een
geheel andere wijze zijn samengesteld, want dan vragen ook
de sociaal-democraten hun rechtmatig aandeel en kunnen
zij zich niet vereenigen met een aanbeveling, waarop onder
de candidaten voor de eerste 9 plaatsen slechts één sociaal
democraat is opgenomen.
Op zich zelf heeft spreker er geen bezwaar tegen, dat men
de politieke samenstelling op den voorgrond plaatst; ook
spreker heeft bij andere gelegenheden daarvoor gepleit. Thans
moet men zich niet op het standpunt plaatsen, zooals de heer
Goslinga deed, dat de richting, waartoe men behoort, niet
vertegenwoordigd is.
De heer van Weizen meent, dat in het algemeen de aan
bevolen personen wel deskundig geacht kunnen worden,
behoudens natuurlijk enkele uitzonderingen. Terwille van
het bevorderen van de gewenschte eenheid moet echter toch
zeker ook gedacht worden aan het turnen, welke tak van sport
op het oogenblik in breede lagen van de bevolking zeer
veel beoefend wordt, hetgeen in de benoeming van een ver
tegenwoordiger van die sport in dezen Raad van Beheer
tot uitdrukking moet komen.
Spreker is het niet eens met het standpunt, dat in het
algemeen de beoefening van de sport niets te maken heeft
met de politiek en daarvan losgemaakt moet worden. Integen
deel, de ervaring van de laatste jaren bevestigt volkomen
de meening, dat de sportbeoefening ten nauwste samenhangt
met de beschouwing van alle maatschappelijke vraagstukken,
die op het oogenblik aan de orde komen. Juist wegens het
groote belang, dat ongetwijfeld betrokken is bij de samen
stelling van dezen Raad van Beheer, zou het goed zijn,
de hier geuite wenschen nog eens onder het oog te zien
en daarmee rekening te houden alvorens tot een definitieve
benoeming over te gaan.
De heer Wilmer verklaart nadrukkelijk, niet op het stand
punt te staan, dat de samenstelling van een Commissie als
de Raad van Beheer der Sportstichting een weerspiegeling
moet zijn van de verhoudingen der politieke partijen, zooals
zij in den Gemeenteraad vertegenwoordigd zijn. Ook de heer
Goslinga heeft dit niet willen betoogen.
De Raad van Beheer moet samengesteld zijn uit geschikte
en bekwame personen, die te zamen deskundig genoeg
zijn om de belangen van de sport op verschillend gebied te
kunnen bezien en behartigen. De beoefenaren van de ver
schillende takken van sport moeten in een commissie als
deze hun deskundige vertegenwoordigers zitting zien nemen,
al kan men daarbij natuurlijk niet tot het uiterste gaan.
Wanneer men den eisch van deskundigheid voorop ge
steld heeft, is het gewenscht, zooal niet noodzakelijk, dat
men naar de deskundigen zoekt in de verschillende groepen
van de bevolking, opdat deze sportcommissie zooveel mogelijk
contact zal hebben met de geheele bevolking. De Wethouder
van Financiën, die voor een moeilijke taak gesteld werd,
heeft dit te veel nagelaten. Hij heeft te veel gezien naar
een bepaalde groep van de bevolking en te weinig gelet op de
groepen, waarop de heer Goslinga het oog had. Heeft hij wel
bij laatstbedoelde groepen naar geschikte vertegenwoordigers
gezocht, maar hen daarbij niet gevonden, dan heeft hij groot
gelijk, wanneer hij den Raad deze aanbeveling voorlegt,
want de eisch van deskundigheid moet in de allereerste
plaats gesteld worden. Onder de Protestantsch-Christelijke
en de Roomsch-Katholieke groepen kan men echter zeer
zeker personen vinden, die evenzeer als de thans aanbevolenen
aanspraak kunnen maken op den naam van deskundige.
Deze aanbeveling is daarom ook spreker tegengevallen.
Indien de Raad van Beheer wordt samengesteld overeen
komstig deze aanbeveling, zal er tusschen hem en de geheele
bevolking niet in die mate contact bestaan als wel gevonden
zou kunnen worden, wanneer hij op een andere wijze werd
samengesteld. Spreker zegt niet, dat in het eerste geval
het contact er in het geheel niet zal zijn, want ook hierbij
dient men zich van overdrijving te onthouden.
De heer Verweij heeft zich bij de aanbeveling van de
leden van den Raad van Beheer hoofdzakelijk door drie
overwegingen laten leiden. In de eerste plaats moesten de
te benoemen leden verstand hebben van de sport en op de
Benoeming leden Sportstichting.
(Verweij.)
hoogte zijn van het sportgebeuren in het algemeen. In de
tweede plaats behoorden zij over een voldoende overwicht
te beschikken en moesten zij behoorlijk leiding weten te geven
in verband met de verhoudingen in de sportwereld moet de
Raad van Beheer op afdoende wijze gezag kunnen uitoefenen;
zijn leden zullen zich dus het vertrouwen hebben te verwerven
van de Leidsche sportkringen. In de derde plaats moesten
worden benoemd technische krachten, deskundig op het
gebied van aanleg en inrichting van sportvelden en sport
inrichtingen. Gelet op deze drie vereischten acht spreker de
aanbeveling door het College voor dezen Raad van Beheer
behoorlijk geslaagd.
Spreker zal nu de 9 aanbevolen leden stuk voor stuk ver
dedigen. De commissie-Stokhuyzen, die deze geheele zaak
voor het College heeft voorbereid, ook reeds vroeger, heeft
daardoor een zeer goeden en ruimen kijk gekregen op dé toe
komstige taak van Sportstichting en Raad van Beheer.
Yan de leden van die commissie zijn aanbevolen de heeren
Stokhuyzen en Dondersin plaats van het derde lid van die
commissie is voorgedragen de heer E. H. Moens, directeur
van een Bank te Leiden; het is de speciale bedoeling den
heer Moens aan te wijzen als penningmeester van de sport
stichting.
Het College heeft zich bij de aanbeveling van den heer
Moens bij voorbaat trachten te verzekeren van niet alleen
een zoo goed mogelijk financieel beheer van de Sportstichting,
maar ook de aanwezigheid van iemand, die het College op
het gebied van de financiën der Sportstichting van voor
lichting kan dienen.
De heer Lindenbergh is bij uitstek deskundig en heeft
als directeur van den dienst van gemeentewerken te Hooge-
veen veel te maken gehad met den aanleg van sport- en speel
velden. Het is gewenscht van de kwaliteiten, die hij getoond
heeft te bezitten, in de Sportstichting gebruik te maken.
Het College beveelt den heer van Ingen Schenau aan,
omdat het in hem ziet den vertegenwoordiger van de zwem-
sport. Hij is niet alleen bestuurslid van de L.Z.C. en de
Leidsche Reddingsbrigade, maar ook van de afdeeling Leiden
der N.V. Sportfondsenbad.
Inderdaad is er veel te zeggen voor de opvatting van den
heer Carton, dat het gewenscht is een vertegenwoordiger
van de zwemvereeniging De Zijl te benoemen .t.ot .lid van den
Raad van Beheer. Deze zweinYéfëéiiigiti^"hfeéfft vdë'zwëiii-
inrichting op behoorlijke wijze geëxploiteerd. Het College
heeft echter gemeend aan een benoeming van den heer van
Ingen Schenau de voorkeur te moeten geven, nu het aantal
plaatsen in den Raad van Beheer slechts 12 is.
Het College is er verder op bedacht geweest, dat de be
oefenaren van verschillende takken van sport voor sommige
doeleinden ook de beschikking over lokalen moeten hebben.
Het heeft daarbij niet alleen gedacht aan dammen en schaken,
maar ook aan het doortrainen van voetballers. In verband
daarmede heeft het den heer Metz aanbevolen, die leeraar
in de lichamelijke opvoeding is en te maken heeft met het
verhuren van alle gemeentelijke gymnastieklokalen. Het is
gewenscht, dat men over dengene, die met deze taak is belast,
in de Sportstichting direct kan beschikken.
De heer Steenhauer is aanbevolen, omdat hij voorzitter
is van den Leidschen Voetbalbond, verreweg de grootste
sportcentrale in Leiden, tellende ruim 3000 leden.
Afgezien van het feit, dat voetbal een van de meest popu
laire takken van sport is, is het toch wel gewenscht
dat aan den vertegenwoordiger van een van de grootste
sportcentrales een plaats wordt ingeruimd in dezen Raad
van Beheer. Om die reden is de heer Steenhauer aanbevolen.
De heer Uittenbroek wordt aanbevolen als voorzitter
van de afdeeling Leiden van den Nederlandschen Bond voor
Lichamelijke opvoeding, welk instituut totnutoe belast was
met de exploitatie van de gemeentelijke sportterreinen.
De afdeeling Leiden van dezen Bond heeft dus ervaring op
dit gebied en weet welke moeilijkheden zijn op te lossen;
bij dergelijke instellingen is de voorzitter de meest prominente
persoonlijkheid. Men kan nu niet, in plaats van de afdeeling
Leiden van dezen Bond, een ander nemen en deze afdeeling
passeeren. Yan de door deze afdeeling op dit gebied opgedane
ervaring kan de Sportstichting niet anders dan voordeel ver
wachten.
De heer Vijlbrief wordt speciaal aanbevolen als voorzitter
van de Leidsche Speeltuin Centrale. De Sportstichting zal
zich ook gaan bemoeien met de speeltuinen en dus ook con
tact moeten onderhouden met de speeltuinvereenigingen
deze hebben zich vereenigd in de Leidsche Speeltuin Centrale
en de voorzitter daarvan behoort in dezen raad van beheer
thuis. Tevens is de heer Vijlbrief voorzitter van den Leidschen
Korfbalbond, zoodat ook deze door haar voorzitter in de
Sportstichting is vertegenwoordigd.