GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 103 INtlEKOHEN STUKKEN. N°. 183. Leiden, 12 October 1936. Van de firma Vlaer en Kol te Utrecht ontving ons College een aanbieding voor het aangaan van een geldleening van 500.000.bij de N.V. Levensverzekering Maatschappij „Utrecht", zulks tegen een rente van 4%, parikoers en met een looptijd van 40 jaren. Ten behoeve van de a.s. aflossing van de 5-jarige 5% geldleening van 2.000.000.werden reeds geldleeningen gesloten tot een bedrag van in totaal 1.750.000. Er is dus voor deze aflossing nog een bedrag van 250.000.vereischt, terwijl de andere helft van het aan geboden bedrag kan worden bestemd voor de verdere be hoeften van den Kapitaaldienst. Aangezien de aanbieding ons aannemelijk voorkomt, geven wij Uwe Vergadering, in overeenstemming met het advies van de Commissie van Financiën, in overweging door vast stelling van het hierbijbehoorend ontwerp-besluit, bij de N.V. Levensverzekering Maatschappij „Utrecht", te Utrecht, een geldleening aan te gaan van 500.000.tegen een rente van 4% per jaar en tegen parikoers. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 184. Leiden, 6 October 1936. Aan het vervoer van puin e. d. te water binnen deze gemeente kleven uitwassen, waaraan naar onze meening paal en perk dient te worden gesteld. Herhaaldelijk toch wordt door de puinvaarders de waardelooze afval, welke zij vervoeren, op onbewaakte oogenblikken overboord gezet. Dit geschiedt voornamelijk 's nachts en onder bruggen. De scheepvaart ondervindt hiervan groote last en schade, ter wijl het opruimen de gemeentelijke diensten veel moeite en kosten veroorzaakt. De vaartuigen worden op zoodanige wijze geladen, dat de ongewenschte stoffen met enkele handgrepen kunnen worden geworpen. De hoeveelheden afval, waarvan men zich op deze wijze ontdoet, nemen onrustbarende afmetingen aan. Aan de hand van art. 19, eerste lid, van de Verordening op de Wateren, waarin is bepaald, dat het is verboden voorwerpen of stoffen, van welken aard ook, in de openbare wateren te werpen of uit te storten, is het mogelijk bij constateering van een overtreding procesverbaal op te maken. De moeilijkheid is echter, dat het vrijwel onmogelijk is een behoorlijk toezicht uit te oefenen. Het is o. i. dan ook noodzakelijk dit vervoer aan zekere regelen te binden. Toezicht zal alleen mogelijk zijn, wanneer men weet wanneer, naar en waarlangs het laden, vervoeren, nz. plaats heeft, terwijl volstrekt dient te worden verboden, dat dit 's nachts geschiedt. Verder is het gewenscht enkele bepalingen op te nemen omtrent de vaartuigen, welke worden gebruikt en de wijze van laden dezer vaartuigen. Om te voorkomen, dat onbevoegden de lading dezer vaartuigen, wanneer zij gemeerd liggen, kunnen bereiken en uit baldadig heid overboord werpen, hetgeen thans maar al te vaak ge schiedt, is tenslotte een bepaling vereischt, dat deze vaar tuigen onder die omstandigheden bewaakt of afgedekt moeten zijn gedurende den tijd, dat dergelijke baldadigheden gevreesd kunnen worden. Het komt ons voor, dat deze regeling in het algemeen belang noodzakelijk de belangen van de bonafide puin vaarders niet of althans in zeer geringe mate aantast. Verder zij opgemerkt, dat art. 22bis der verordening reeds de mogelijkheid opent, dat Burgemeester en Wethouders in bijzondere gevallen voorschriften geven in den zin van de door ons voorgestelde maatregelen. In de practijk is dit artikel echter niet bruikbaar gebleken en het kan de hier geschetste euvelen dan ook niet keeren. Wij zouden dit artikel derhalve willen schrappen en vervangen door boven genoemde bepalingen. Tenslotte is het ons wenschelijk gebleken, dat naast de daarvoor reeds aangewezenen ook de brugwachters met het opsporen der overtredingen van dit artikel worden belast. Het zou echter niet logisch zijn deze last te beperken tot art. 22bis, aangezien dit artikel staat te midden van een aantal andere, welke alle dezelfde belangen, n.l. die der reiniging, dienen. Voor al deze artikelen zouden wij paarom de brugwachters als opsporingsambtenaren willen inschakelen, hetgeen kan geschieden door een eenvoudigs wijziging van artikel 44. De Commissie voor den Markt- en Havendienst, door ons om advies gevraagd, kan zich met deze wijziging vereenigen. Met verwijzing naar de in de Leeskamer neergelegde stukken geven wij Uw Vergadering mitsdien in overweging vast te stellen de volgende VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 11 November 1897 (Gemeenteblad No. 12) op de Wateren in de gemeente Leiden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 13 Februari 1928 Gemeenteblad No. 4). Artikel I. Artikel 22bis der bovengenoemde verordening wordt ge lezen als volgt: Het is verboden zaagsel, puin, krullen, spaanders, sintels, asch, aarde, zand, grint, kalk, vuilnis, metaal- of houtafval of andere dergelijke losse stoffen in of boven het openbaar water te vervoeren, te laden, te lossen, over te laden ofte sorteeren, anders dan in of uit vaartuigen en met inacht neming van de volgende voorwaarden: a. alvorens met bovengenoemde handelingen aan te vangen moet van het voornemen daartoe worden kennis gegeven aan den Directeur van den Markt- en Havendienst, door of vanwege wien een gedagteekende verklaring wordt af gegeven, dat dit voornemen hem bekend is. In deze ver klaring, waarop artikel 43 overeenkomstige toepassing vindt, worden aangegeven de tijdstippen, waartusschen, de plaatsen, waar en de wegen, waarlangs de vorenbedoelde handelingen zullen plaats vinden; b. geen gebruik mag worden gemaakt van vlotten of van zolderschuiten met gesloten bovendek; c. bij gebruik van vaartuigen met z.g. verdiepte laad ruimten moeten de wanden dezer ruimten tot 10 cm. onder den rand vrijblijven, terwijl de voor- en achterplechten niet mogen worden beladen; d. onverminderd het bepaalde in artikel 20 moeten de vaartuigen, waarmede bovengenoemde handelingen worden verricht, zoodanig zijn ingericht, en worden gebruikt, dat het storten of wegstuiven van den inhoud in het openbaar water of over de openbare straat wordt voorkomen. Open vaartuigen moeten hiertoe zoonoodig met dekkleeden of planken worden afgedekt, zulks ter beoordeeling van den Directeur van den Markt- en Havendienst; e. vorenbedoelde handelingen mogen niet geschieden tusschen zonsondergang en zonsopgang. Het meren aan den openbaren wal van vaartuigen, waar mede de in het eerste lid bedoelde handelingen worden verricht, mag tusschen 8 en 22 uur slechts plaatsvinden, indien deze worden bewaakt dan wel de inhoud zoodanig is afgedekt, dat deze voor onbevoegden niet bereikbaar is. Artikel II. In artikel 44 wordt het artikelnummer 18 vervangen door 23. De Commissie voor de Strafverordeningen. A. van de Sande Bakhuyzen, Voorzitter. N. J. B o WAAN, Secretaris. Aan den Gemeenteraad. No. 185. Leiden, 30 October 1936. Ter vervulling van de, tengevolge van de periodieke af treding van den heer Prof. Dr. H. T. Colenbrander, in de Commissie voor het Oud-Archief opengevallen plaats, bieden wij Uwe Vergadering, na raadpleging dier Commissie en onder mededeeling, dat de heer Colenbrander zich niet voor herbenoeming beschikbaar stelt, de volgende aanbeveling aan 1° Mr. W. VAN ITERSON, 2° Mr. J. SLAGTER. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1936 | | pagina 13