MAANDAG 7 SEPTEMBER 1936.
249
Onderbrenging van Bouw-en Woningtoezicht bij Gem.werken.
(Splinter c.a.)
De heer Schoneveld is bevreesd, dat de belangen van de
volkshuisvesting in het gedrang zullen komen. Spreker
begrijpt niet waarom die belangen bij samenvoeging van de
diensten wel in het gedrang zullen komen en niet, wanneer
bet een afzonderlijke dienst is. De belangen van de volks
huisvesting zullen bij een gecombineerden dienst even goed
verzorgd worden als bij een afzonderlijken. Volgens den heer
Schoneveld functionneert de dienst van het Bouw- en Woning
toezicht niet goed en komen er nogal eens clandestiene ver
bouwingen voor. Daarvan is spreker echter niets bekend en
het is hem ook niet bekend, dat dit in het rapport staat,
zooals de heer Schoneveld nu zegt. Er zal wel eens clandestien
een zolderkamertje gemaakt worden, dat kan spreker best
begrijpen en hij kan zich voorstellen, dat de directeur dat ook
schrijft, maar voor zeer vele kleine verbouwingen wordt
vergunning gevraagd aan Burgemeester en Wethouders,
omdat het nu eenmaal wettelijk vereischt is en op de naleving
van deze bepalingen toezicht wordt uitgeoefend. Het is
gewenscht, dat beide diensten samengevoegd worden uit
bezuinigingsoverwegingen en met het oog op een doel
matige samenwerking tusschen beide takken van dienst. De
bemoeiingen van beide diensten grijpen in elkander en bij
beide diensten worden b.v. thans over dezelfde zaken rap
porten gemaakt. Vereeniging van beide diensten brengt
ongetwijfeld vereenvoudiging. Het is een quaestie van aan
voelen en niemand kan het zoo goed aanvoelen als spreker,
die dagelijks met beide diensten te maken heeft; geen enkel
raadslid kan op het oogenblik beoordeelen, of samenvoeging
noodzakelijk is of niet; dat kunnen alleen beoordeelen de
betrokken Commissie en de Wethouder, die deze zaak heeft
voorbereid.
Door de samenvoeging worden de diensten van den klerk
le klasse bij Bouw- en Woningtoezicht overbodig en nu is
gevraagd, waarom hij het werk van de ambtenares bij Ge
meentewerken niet kan overnemen. Voor dit werk neemt
spreker alleen die personen, die daarvoor geschikt zijn.
Gebleken is, dat het werk van den klerk le klasse nog onder
gebracht kan worden bij den anderen administratief-ambte-
naar; deze zal in de toekomst, wanneer de reorganisatie
doorwerkt, nog meer werk krijgen, waardoor ook de personen,
die op arbeidsovereenkomst werkzaam zijn, zooveel mogelijk
zullen kunnen worden ontslagen. Houdt spreker nu dien
klerk in vasten diénst, dan krijgt hij een werkkracht, dien hij
niet meer noodig heeft. Spreker begrijpt, dat het voor den
betrokkene niet aangenaam is, maar wanneer iemand onaan
genaam getroffen wordt, gaat hij toch allereerst naar hem,
die eenige hulp kan brengen.
De klerk le klasse is wel op bezoek geweest bij verschillende
raadsleden en den Christelijken Algemeenen Nederlandschen
Ambtenarenbond om zijn belangen te bepleiten, maar is niet
tot spreker gekomen. Eerst hedenmorgen om 10 uur heeft hij
spreker opgebeld en gevraagd, of hij bij spreker mocht komen,
waarop deze hem heeft geantwoord, daaraan geen behoefte
te hebben. Spreker kan zich niet voorstellen, dat deze klerk
zich zoozeer gedupeerd gevoelt. Indien dit werkelijk zoo was,
zou hij immers de zaak, die voor hem een levensbelang is,
bepleit hebben bij spreker, als Wethouders van den dienst,
waarbij hij werkzaam is. Dat zou de geordende weg zijn
geweest. De ambtenaar bewandelt niet den geordenden weg,
wanneer hij zich achter den rug van den Wethouder om
wendt tot raadsleden en tot zijn bond. In een onderhoud, dat
spreker vertegenwoordigers van dezen bond had toegestaan,
vernam hij van deze vertegenwoordigers het verslag van het
verhandelde in de commissievergadering.
De klerk le klasse komt, evenals de adjunct-administratief
ambtenaar bij Gemeentewerken, op wachtgeld. Het is voor
de gemeente het beste te trachten, den klerk bij een anderen
gemeentedienst te werk te stellen.
De heer Lombert merkt op, dat toch een ander in de plaats
van den klerk le klasse moet worden benoemd.
De heer Splinter zegt, dat de heer Lombert geheel en al
in de war is en niets van de zaak begrijpt, maar zijn op
merking had moeten maken, toen spreker hem als waar
nemend voorzitter zooeven het woord wilde geven.
Spreker zegt den heer van der Voort gaarne toe, dat hij
den klerk le klasse voor benoeming in een vacature in aan
merking zal laten komen, zoodra iemand moet worden be
noemd in een functie, waarvoor deze geschikt is. Spreker
kan dezen klerk echter niet gebruiken bij den dienst van
Gemeentewerken, omdat deze ambtenaar voor de daar te
vervullen functie niet geschikt is.
Spreker heeft nu wel een anderen ambtenaar noodig,
maar niet voor de vervulling van de vacature van den klerk
le klasse.
Onderbrenging van Bouw- en Woningtoezicht bij Gem.werken.
(Lombert e.a.)
De heer Lombert heeft dit ook niet gezegd.
De heer Splinter zegt, dat de heer Lombert moet letten
op de vereischte capaciteiten. Nog altijd zijn de Commissie
van Fabricage, de Directeur der Gemeentewerken en spreker
dankbaar, dat men indertijd bij de aanstelling van den
hoofdambtenaar er in geslaagd is, zulk een goed administratief
onderlegd ambtenaar aan den dienst te verbinden.
Bij een reorganisatie worden altijd, niet alleen in Leiden,
slachtoffers gemaakt. In Leiden moet men twee ambtenaren
ontslaan. In Rotterdam heeft men echter bij de samen
voeging van de diensten van Bouw- en Woningtoezicht,
Volkshuisvesting, Stadsontwikkeling en Gemeentewerken
twee directeuren en een gedeelte van het personeel ontslagen,
zonder daarbij zelfs de betrokken Commissie te hooren.
Den heer van Eek antwoordt spreker, dat het niet in de
bedoeling van het College ligt bij deze reorganisatie met
salarisvoorstellen te komen; het is er alleen om te doen een
goed functionneerenden en zelfstandigen dienst te krijgen,
zonder dat dit salarisverhooging kost.
De heer Schoneveld zegt, dat de Wethouder er niet in
geslaagd is alle bezwaren van spreker weg te nemen. Uit
het rapport van den Directeur der Gemeentewerken heeft
spreker den indruk, dat deze een samenvoeging mogelijk
acht zonder nochtans den goeden gang van zaken al te zeer
in het gedrang te brengen. Nu zegt de Wethouder, dat spreker
dit verkeerd bekijkt; de Wethouder kan natuurlijk trachten
er een andere beteekenis in te leggen, maar hieruit is te
lezen, dat de goede gang van zaken op het oogenblik al in
het gedrang is.
De heer Splinter ontkent dit ten stelligste. Dit staat er
ook niet.
De heer Schoneveld neemt aan, dat de gang van zaken
daar goed is.
De heer Splinter: Zeer goed.
De heer Schoneveld heeft, binnenskamers, dit wel eens
anders hooren zeggen. Is het College overtuigd dat, de huidige
leiding van Gemeentewerken in staat is dezen dienst behoorlijk
te laten functionneeren Inderdaad kan men dit zoo uitleggen,
dat de goede gang van zaken niet al te zeer in het gedrang
komt, maar de Directeur van Gemeentewerken wil er toch
mee te kennen geven, dat de afwerking van de zaak niet zoo
vlot zal gaan als men mag veronderstellen.
De heer Splinter gelooft, dat de voorgestelde verdeeling
van werkzaamheden juist een goeden gang van zaken zal
bevorderen.
De heer Schoneveld hoopt, dat de Wethouder hierop een
goede visie heeft; spreker ziet dit op het oogenblik nog niet
zoo in.
Het is te begrijpen, dat er bij reorganisatie van diensten
slachtoffers vallen; spreker neemt dankbaar nota van de
toezegging van den Wethouder, dat hij den eersten klerk
zoo mogelijk zal overplaatsen naar een anderen gemeente
dienst, maar hij blijft van meening, dat Gemeentewerken en
Bouw- en Woningtoezicht als afzonderlijke diensten beter
aan hun doel zullen beantwoorden dan wanneer ze samen
gesmolten worden.
Spreker heeft dit in den breede uiteengezet en daarvoor
verschillende uitingen van den Directeur uit het rapport
geciteerd. Onder deze omstandigheden zal spreker tegen het
voorstel stemmen, al erkent hij ook, dat de Wethouder ver
schillende opmerkingen heeft gemaakt, die van beteekenis zijn.
De heer Lomhert heeft gemeend, goed te doen met over
eenkomstig het verzoek, dat de Burgemeester vaak heeft
gedaan, niet in herhaling te treden en heeft daarom in eerste
instantie niet het woord gevraagd, toen hij zich kon ver
eenigen met het betoog, dat de heeren Schoneveld en Elker-
bout over het ontslag van den klerk de Wolf hebben ge
houden. Spreker behoefde de opmerking dienaangaande van
den heer Splinter niet in ontvangst te nemen.
Spreker heeft dit voorstel niet zoo slecht bekeken als de
heer Splinter het wil doen voorkomen. Wel is waar zegt het
College in de toelichting van het voorstel, dat de assistentie
van den administratief hoofdambtenaar bij Gemeentewerken
moet worden verleend door een kracht met min of meer
grondige vakbekwaamheid, maar het wil er bij spreker niet
in, dat daarvoor niet geschikt zou zijn iemand, die reeds
25 jaar in gemeentedienst is en tot tevredenheid van zijn