MAANDAG 7 SEPTEMBEB 1936.
245
Verkoop fabrieksgebouw aan de Zijlsingelgracht aan
(Mainlers e.a.) fa. Wijtenburg.
Goslinga zeer moeilijk tegemoetgekomen zal kunnen worden.
In den regel gaan aan dergelijke transacties vele onder
handelingen vooraf en het zal zeer moeilijk of onmogelijk
blijken van het resultaat, van die onderhandelingen af te
wijken.
Volgens den heer Goslinga wordt die grond voor denzelfden
prijs verkocht, als waarvoor hij gekocht is, maar dan bereikt
men daardoor toch, dat een gedeelte gesaneerd wordt, zonder
dat het de gemeente iets kost. Of dit nu geschiedt door er
een behoorlijk fabrieksgebouw of door er woningen te plaatsen,
blijft tenslotte hetzelfde, als de saneering maar bereikt wordt.
In den regel wordt de saneering van een stadsdeel niet
zonder veel kosten verkregen en daarom moet het de ge
meente iets waard zijn, wanneer zij thans haar doel kan
bereiken, zonder dat het haar iets kost.
Het denkbeeld van den heer Goslinga, n.l. door het bouwen
van een muur den eigenaar van den grond te noodzaken tot
het vragen van de medewerking der gemeente bij de exploi
tatie van den grond als bouwgrond, beteekent niet veel,
want de gemeente zal in dat geval toch niet den eisch kunnen
stellen, dat haar voor die medewerking een bedrag van b.v.
50.000.wordt betaald, terwijl zij wel den muur moet
laten afbreken.
De heer Scliiiller zal thans, evenals hij in de Commissie
van Fabricage heeft gedaan, zijn stem aan dit voorstel geven.
De Commissie ging echter bij haar advies uit van de weten
schap, dat in het fabrieksgebouw een sigarenfabriek zou
worden gevestigd, terwijl thans in de toelichting van het
voorstel staat, dat het de „bedoeling" van de firma Wijtenburg
is, in het pand een sigarenfabriek te vestigen. Aan „be
doelingen" van een firma heeft men niets. Al ontvangt
de gemeente bij den verkoop van het fabrieksgebouw met
bijbehoorend terrein hetzelfde bedrag, dat zij er voor ge
geven heeft, dan nog bezorgt zij de firma Wijtenburg eenig
voordeel, want indien de grond bouwrijp gemaakt werd,
zou hij veel meer opbrengen. Spreker wenscht in de koop
akte te doen opnemen, dat de verkoop is geschied met de
restrictie, dat in het pand een sigarenfabriek wordt gevestigd
en wenscht daardoor te voorkomen, dat de firma Wijtenburg
bij de nadere uitwerking van haar plannen zou kunnen
besluiten, haar fabriek gevestigd te houden in het pand,
dat de firma thans bezit, en het fabrieksgebouw met bij
behoorend terrein aan de Zijlsingelgracht als bouwterrein
te verkoopen.
De heer Bergers heeft geen bezwaar tegen de voorgestelde
transactie. Even goed als de heer Schüller bezwaar heeft
tegen de uitdrukking, dat het „de bedoeling" van de firma
Wijtenburg is in het pand haar sigarenfabriek te vestigen,
kan men bezwaar hebben tegen de zinsnede, dat ook met
handhaving van dit fabrieksgebouw een behoorlijke saneering
van deze stadsbuurt „mogelijk" blijft.
Spreker neemt aan, dat het een en ander vaststaat.
De heer Jongeleen is evenmin een warm voorstander van
dit voorstel en betreurt het, dat het College geen uitbreidings
plan heeft ingediend, waarbij met de bestemming van dezen
grond rekening wordt gehouden. De argumenten, ontleend
aan de werkloosheid, wegen bij spreker zeer zwaar, maar hij
betreurt het met het oog op het stadsschoon, dat het fabrieks
gebouw zal blijven bestaan. Het is een ontsiering van de
omgeving. Ook spreker dringt er bij het College ten sterkste
op aan de fabriek door een behoorlijke afscheiding zooveel
mogelijk aan het oog te onttrekken. Spreker betreurt, dat door
de gemeente dit aanbod is gedaan en ook misschien voor
de toekomst dat hier een stuk grond verkocht wordt,
dat geen ander bouwer zoo goedkoop in handen zou kunnen
krijgen. Spreker is dus geen warm voorstander van het
voorstel, maar ondersteunt het denkbeeld van den heer
Goslinga.
De heer Wilbrink zegt, dat volgens den heer Manders het
niet mogelijk zou zijn, nu nog voorwaarden te stellen be
treffende de bestemming van dezen grond, in dit stadium
van de zaak. Dan zou de Baad aan alles gebonden zijn,
terwijl het toch op het oogenblik de Baad is, die over den
verkoop van dezen grond te beslissen heeft. Feitelijk is deze
grond als bouwrijpe grond becijferd op 62.000.en niet
op ƒ25.000.voor de ƒ37.000.die de gemeente cadeau
geeft, mag men toch wel eenige zekerheid hebben dat daar
een fabriek wordt gevestigd; daaraan mag en kan men uit
een oogpunt van gemeentebelang niet ontkomen. Er is op
aangedrongen die fabriek eenigszins te camoufleerenmaar
wanneer men zooveel prijs stelt op het behoud van een
fabriek in de gemeente moet men zich daarvoor niet schamen.
Verkoop fabrieksgebouw aan de Zijlsingelgracht aan
(Wilbrink e.a.) fa. Wijtenburg.
Trouwens, in het algemeen liggen aan die zijde van den
Zijlsingel de fabrieksterreinen; het is dus niet noodig die
fabriek te camoufleeren.
De heer Splinter zegt, dat evenals de heer Jongeleen ook
het geheele College aanvankelijk geen warm voorstander was
van verkoop van dit fabrieksgebouw, maar er is hier een
bijzondere omstandigheid aanwezig, n.l. deze, dat door dezen
verkoop een belangrijk bedrijf in de gemeente behouden
kan worden. De firma Wijtenburg was van plan elders haar
fabriek te vestigen; zij heeft 400 arbeiders in dienst en
die wilde het College gaarne in Leiden aan het werk houden.
Spreker geeft direct toe, dat 25.000.voor dezen grond
met fabrieksgebouw niet duur is, maar de gemeente krijgt
in elk geval terug wat het haar heeft gekost; zij verliest er
niets bij. Nu wordt er aan getwijfeld of de firma daar haar
fabriek zal vestigen, al staat in het Ingekomen Stuk, dat dit
wel haar bedoeling is. Het is echter niet alleen de bedoeling,
maar het is volgens de stellige verklaring van de firma
Wijtenburg een feit, dat de firma daar haar fabriek zal
vestigenhet is de firma niet te doen om speculatie, om dien
grond tegen geringen prijs in handen te krijgen en dan
als bouwgrond te verkoopen, maar de geheele opzet is daar
de fabriek te vestigen. Dit bedrijf is op het oogenblik te
klein behuisd en in verschillende deelen van de stad verspreid,
nu doet zich de gunstige gelegenheid voor om daar de fabriek
onder te brengen.
Het College is bereid met alle gemaakte opmerkingen
rekening te houden en voor zoover het mogelijk is zorg te
dragen, dat in de koopakte de bepaling wordt opgenomen,
dat de firma Wijtenburg in het pand haar sigarenfabriek
zal vestigen.
Op de erfgrens van de aan de andere zijde van de ge
projecteerde straat gelegen meelfabriek van de firma de
Koster, die bereid is den voor die straat benoodigden grond
gratis aan de gemeente af te staan, en op de erfgrens van
het aan de firma Wijtenburg te verkoopen terrein zullen
gelijkwaardige afscheidingen worden gemaakt. Spreker heeft
daaromtrent wel zijn eigen denkbeeld, maar hij kan moeilijk
zeggen, hoe de afscheiding er uit zal zien. In elk geval zal
zij niet bestaan uit een betonnen schutting; het zal een
behoorlijke afscheiding worden, die in het stadsbeeld daar
ter plaatse past.
De heer Goslinga zegt, dat de gemeente bij deze transactie
wel iets zal verliezen, n.l. de mogelijkheid om den grond te
.exploiteeren als bouwgrond en er dan een hoogeren prijs voor
te bedingen. Alleen dan wanneer de gemeente den grond
had moeten aanvaarden als een sequela van een of anderen
koop en hem voor den kostprijs had kunnen verkoopen, zou
de heer Splinter gelijk hebben; de gemeente heeft den grond
echter gekocht in verband met de saneering van dit stads
gedeelte en bij het voorstel tot aankoop van dezen grond
heeft de Wethouder indertijd wel ter dege rekening gehouden
met de opbrengst van den grond als bouwgrond.
Op gezag van den Wethouder neemt spreker gaarne aan,
dat de firma Wijtenburg haar sigarenfabriek in dit pand
zal vestigen. Het is echter mogelijk, dat een opvolgende
eigenaar den grond van bestemming wil doen veranderen.
Door den bouw van een brug en den aanleg van straten zal
de grond in waarde zijn gestegen en het voordeel daarvan
zal dan de gemeente ontgaan.
Spreker geeft het College ernstig in overweging alsnog te
zoeken naar een modus, waardoor het in de koopakte wordt
vastgelegd. Spreker heeft dat middel aangegeven; door het
hek op grond van de gemeente te plaatsen, wordt de daar
achter liggende grond geen bouwgrond en heeft men daarvoor
altijd de toestemming van de gemeente noodig. Dan kan de
gemeente den eigenaar altijd dwingen een deel van de kosten
van straataanleg te betalen. Indien deze grond bouwgrond
werd, zou die het neusje van de zalm zijn; de verder op
liggende grond is veel minder waard. In het belang van de
werkgelegenheid te Leiden een werkgever met 400 ar
beiders is geen kleinigheid wil spreker echter een concessie
doen mits de waardestijging van dien grond niet alleen ten
bate van deze firma, maar ook ten bate van de gemeente
zal komen.
De heer Manders meent, dat de heeren Goslinga en Wilbrink
eenigszins mis zijn. Wanneer zij zeggen: de gemeente zou
voor dien grond 10.per M2. bedongen hebben, dan ver
geten zij, dat daaraan moeten voorafgaan de aanleg van veel
straten, van gas, waterleiding, enz.; de kosten daarvan
zouden van die 10.per M2. afgetrokken moeten worden.
Er zou voor de gemeente geen enkel voordeel in zitten. Het
denkbeeld om daar een muur te plaatsen, gaat volgens spreker