252
MAANDAG 7 SEPTEMBER 1936.
Interpellatie i. z. wijziging steunregeling vverkloozen.
(Snel.)
zij slechts een opdracht uitvoeren. Spreker zegt dit omdat
in dezen Raad steeds stemmen in die richting opgaan, indien
voorstellen worden ingediend, waarin bij de Regeering op
intrekking van deze maatregelen wordt aangedrongen. Deze
maatregelen zijn echter vanuit Den Haag per circulaire aan
de gemeenten toegezonden en met het gemeentebestuur heeft
geen overleg plaats gehad, of het doorvoeren van deze of
gene maatregelen op groote bezwaren zou stuiten. Het is
het goed recht van de Regeering mede te bepalen in welke
gevallen en in welken omvang uitkeering zal worden ver
strekt, maar dat de gemeenten in deze materie in het geheel
niets te zeggen hebben, dat men haar zelfs niet vooraf om
haar meening vraagt over dergelijke belangrijke verslech
tingen strookt niet met de normale opvattingen van redelijk
heid. Telkens weer zegt de Regeering, dat de ondersteuning
der werkloozen primair de taak der gemeente is en dat het
Rijk slechts helpend en aanvullend kan optreden. Als con
sequentie van dit principe heeft de Regeering de locale
besturen met een aanzienlijk deel van de uitgaven voor
werkloozenzorg belast. De gemeenten dragen dus bij:
1. in de premie voor de werkloosheidsverzekering;
2. in de kosten van steunverleening en werkverschaffing;
3. de totale kosten van ondersteuning aan hen, die buiten
de rijksregeling vallen;
4. de totale kosten van armenzorg.
Van het totale bedrag benoodigd voor werkloozenzorg
wordt zeker wel 2/3 door de gezamenlijke gemeenten opge
bracht. En even gewoon als het is, dat de Regeering in ruil
voor haar bijdragen een woord meespreekt ten opzichte van
uitkeeringen, is het ook dat aan de gemeenten in deze zoo
belangrijke zaak medezeggenschap wordt gegeven en dat
met haar overleg wordt gepleegd. Daarom heeft de Raad
wel degelijk het recht en ook den plicht zijn meening aan
de Regeering kenbaar te maken, indien hij van meening is,
dat de door haar genomen maatregelen niet doorvoerbaar
zijn. Uit een rapport van den Centralen Ouderraad blijkt,
dat nu reeds algemeen wordt geklaagd over het sterk ver
minderd concentratievermogen bij de kinderen op school,
tengevolge van de huiselijke moeilijkheden en door finan-
cieele zorgen der ouders; deze klachten zullen bij verdere
steunverlaging zeer toenemen. Bovendien zal men door deze
steunverlaging niet langer in staat zijn de contributie voor
ziekenfondsen en ziekenhuisverpleging te betalen en genood
zaakt worden zich tot de armbesturen te wenden. Spreker
uit een woord van scherp protest tot de Regeering, die op
een tijdstip, waarop van verslechting geen sprake mocht
zijn, doch waarop veeleer op onderdeden verbetering nood
zakelijk is (immers, de winter staat voor de deur) tot dezen
maatregel durft over te gaan. In dezen tijd, nu een zeer
groot deel der burgers reeds lang in een noodtoestand leeft,
is verlaging van de huurtoeslagen en van de normen on
verantwoordelijk en onduldbaar; dit zou niet alleen de
menschen terugdrijven naar de krotten, doch dit zou een
algemeene demoralisatie tengevolge hebben, terwijl ook de
middenstand nog zwaarder zou worden getroffen. Door de
afschaffing van den huurtoeslag zullen velen genoodzaakt
zijn de tegenwoordige woning te verlaten en naar goedkooper
huisvesting om te zien.
Daartegen zouden geen overwegende bezwaren zijn aan
te voeren, indien voor de betrokkenen de gelegenheid bestond
goedkoopere, maar toch volkomen aan redelijke eischen
voldoende woningen te betrekken. De woningen, welke de
ondersteunde werklooze na afschaffing van den huurtoeslag
zal kunnen betalen en die voor een gezin van normale grootte
een behoorlijke huisvesting bieden, zijn echter niet of in zeer
onvoldoende mate aanwezig. Dientengevolge zal een deel
der betrokkenen zijn intrek moeten nemen in woningen,
welke niet aan de minst redelijke eischen voldoen.
De verliezen, die door dezen maatregel ontstaan bij de
exploitatie van de met Overheidssteun gebouwde woningen,
worden wel voor 75 gedragen door het Rijk, maar de
overige 25 komen toch voor rekening van de gemeente,
waaraan men op deze wijze een moeilijk te aanvaarden
strop bezorgt. Immers zullen ook de werkenden een huur
gaan betalen, die lager is dan de kostprijs.
Er is niets tegen in te brengen, dat het woningkapitaal,
zooals de Regeering wil, ook een veer laat, maar de methode,
welke de Regeering daarbij wil toepassen, maakt stukken
en brokken.
Overigens zal de halveering van den huurtoeslag den
werklooze geld kosten, ook al wordt zijn huur met hetzelfde
bedrag verlaagd, want door het verlagen van de huur wordt
het bedrag, waarop toeslag verleend wordt, ook lager. Het
daardoor ontstane verschil zou geheel komen voor rekening
van den werklooze, dus ten nadeele van het bedrag, dat hij
voor zijn levensonderhoud noodig heeft.
Interpellatie i. z. wijziging steunregeling werkloozen.
(Snel e.a.)
Heeft de Minister dit niet overzien en is deze regeling
werkelijk gepubliceerd, voordat alle consequenties daarvan
ten volle overwogen waren? Het heeft er maar al te veel
den schijn van. De Minister moge inzien, indien men met
groote duidelijkheid en allen nadruk zijn aandacht op deze
en vele andere hoogst ernstige consequenties heeft gevestigd,
dat de redenen om deze regeling niet in te voeren zich steeds
meer opstapelen.
Deze verlaging moet niet worden toegepast.
Spreker kan den maatregel, welke aangekondigd is ten
aanzien van hen, die reeds langen tijd werkloos zijn, niet
anders dan hardvochtig noemen, omdat de steunbedragen
reeds thans te laag zijn en men daarvan iets gaat afnemen,
dat men aan anderen geeft.
De aangekondigde regeling is in geen enkel opzicht recht
vaardig te noemen en ook ten opzichte van hen, die reeds
langen tijd werkloos zijn, is de rechtvaardigheid daarvan
volkomen zoek.
Op welke gronden wil men een vakarbeider, die in de
laatste vier jaar minder dan 26 weken heeft gewerkt, minder
steun geven en diens steun berekenen naar een nieuw stan-
daardloon? Volgens de Regeering zal zulk een arbeider niet
meer beschouwd worden als te behooren tot de beoefenaren
van hetzelfde beroep of vak. Zij zouden dus als zij werk
vonden, een lager loon "verdienen dan dat, waarop hun steun
berekend was, en de verhouding tusschen steun en loon
zou zoodanig kunnen worden, dat er geen voldoende prikkel
meer bestond tot het aannemen van werk. Dit is een in de
politiek der steunverleening veel gebruikt argument, dat
altijd den wrangen bijsmaak heeft gehad, dat dezelfde regee
ring, die gedurende haar bewind de werkgelegenheid schrik
barend zag teruggaan, het blijkbaar altijd noodig vond de
werkwilligheid te prikkelen. Daarom lijkt spreker de koppe
ling van loon en steun theorie. Het maakt alleszins den indruk,
dat men bij gebrek aan argumenten dit argument vervaardigd
heeft. Verder is de menschelijke zijde van dezen maatregel
blijkbaar niet ter sprake gekomen; anders had men er zeker
rekening mee gehouden, dat juist de langdurig werkloozen
door hun versleten kleeding en huisraad reeds zoo moeilijk
kunnen rondkomen, dat ook menschen die buiten hun schuld
hun vak vier jaar lang niet hebben kunnen uitoefenen een
zekeren trots op hun beroep hebben overgehouden, en er
weer een keer werk in hopen te vinden. De bestempeling
van deze menschen tot ongeschoolden is buitengewoon grof,
als men dit grondt op het geen werk kunnen vinden, en
zeer willekeurig, als men zich beroept op het zonder oefening
zijn. Immers, sommige beroepen verleert men in enkele
jaren, andere daarentegen nooit. Deze maatregel kan niet
op goede gronden genomen zijn en is ook niet te verdedigen;
hij beteekent financieel en ook moreel een extra-slag voor
een groep, die er reeds zoo slecht aan toe is; hij is onrecht
vaardig en hardvochtig. Voor zeer vele werkloozen zakt door
dezen maatregel het steunbedrag beneden het toelaatbare.
Nu heeft de Regeering enkele concessies gedaan: de maximum
verlaging is van 1.25 op 1.gebracht en de standaard -
loonen voor de groote gemeenten zijn verhoogd. Uit deze
concessies en uit de geheele manier, waarop deze materie
door de Regeering is behandeld, blijkt duidelijk dat zij niet
goed de aangekondigde wijzigingen heeft doordacht, dat zij
deze stof veel te grof heeft behandeld, en de consequenties
niet heeft voorzien. Zeker 90 van de bevolking neemt het
standpunt in: dat kan niet, en spreker gelooft niet, dat de
Regeering in het democratisch Nederland tegen de meening
van 90 der bevolking zal ingaan, indien althans de ge
meentebesturen zonder uitzondering deze meening aan de
Regeering kenbaar maken. Het is toch een gemeenschaps
belang, dat een groot deel van het volk niet tot pauperisme
vervalt. Onder daling van de koopkracht zal het geheele
economisch leven lijden, want een groot deel van midden
stand en industrie is ingesteld op de koopkracht van de
arbeidersklasse. Uit het algemeen verzet tegen de aan
gekondigde verslechtingen blijkt wel, dat men dit in breede
kringen ziet. Laat de Raad althans al het mogelijke doen
om deze ramp af te wenden.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van
den heer Snel, luidende:
,,De Raad, van oordeel dat zowel intrekking van de huur
toeslag, als verlaging der steunnormen voor de langdurig
werklozen funest voor de werklozen en in lijnrechte strijd
zijn met het volksbelang, verzoekt Burgemeester en Wet
houders er bij de regering op aan te dringen dat deze maat
regelen door haar worden teruggenomen, omdat doorvoering
zou betekenen, dat niet alleen materieel, doch ook moreel
onnoemelijke schade zou worden toegebracht aan de diepst
getroffenen van onze ingezetenen."